In ‘De Rogge staat er dun bij. Macht en verval van het CDA 1974-1998’ van partijhistoricus Pieter Gerrit Kroeger wordt fraai beschreven hoe de machtsoverdracht tussen Dries van Agt en Ruud Lubbers zich voltrok. Na drie kabinetten had Van Agt zich in 1982 laten overhalen nog één keer lijsttrekker te worden, maar kort na de verkiezingen, die voortzetting van de coalitie met de VVD mogelijk maakten met een gezamenlijke meerderheid van 81 zetels, besloot de moegestreden partijleider de handdoek toch in de ring te werpen.

Zelf liep Van Agt al rond met een perscommuniqué waarin stond dat de door de wol geverfde minister van Landbouw Jan de Koning hem zou opvolgen als kandidaat-premier, maar tijdens een beraad van de partijtop verklaarde De Koning dat niet hij, maar Ruud Lubbers de nieuwe nummer 1 moest worden. In tien minuten was de overdracht beklonken. De volgende dag liet Lubbers weten dat hij het verzoek – aan hem overgebracht namens de unanieme Kamerfractie – ‘met een positieve grondhouding’ in beraad had, en verklaarde Dries van Agt tijdens een persconferentie opgelucht dat hij ‘in de melancholieke nevelen van de herfst’ zou verdwijnen. Zo begon Ruud Lubbers – met de steun van een handjevol machtige heren en zonder enig mandaat van de kiezer – aan zijn twaalfjarig premierschap.

Sommige historisch ingevoerde CDA-leden zullen de afgelopen dagen met enige nostalgie aan de soepele machtsoverdracht in 1982 hebben teruggedacht, want hoe anders gaat het tegenwoordig.

kroonprinsen en kroonprinsessen

De afgelopen maanden had de CDA-top nog een zonnige voorstelling van de keuze voor een nieuwe leider. Bij de Prinsjesdagborrel van het CDA in september stak partijvoorzitter Rutger Ploum een opgetogen verhaal af in het bomvolle partijbureau aan het Buitenom, over de ‘nieuwe energie’ die hij voelde in de partij en de ‘luxepositie’ waarin het CDA verkeerde met maar liefst twee kroonprinsen: minister van Financiën Wopke Hoekstra en diens collega Hugo de Jonge van Volksgezondheid. En kroonprinsessen natuurlijk, haastte hij zich te zeggen, want ook de Volendamse staatssecretaris Mona Keijzer had zich gemeld.

Bij de borrel gingen de meeste gesprekken over Wopke Hoekstra, die alvast de nieuwe Lubbers werd genoemd: de enige man in de Nederlandse politiek die een kans zou maken tegen de oppermachtige Mark Rutte. Tot de zomer, was de gedachte, zouden de twee kroonprinsen hun kandidatuur boven de markt laten hangen: goede publiciteit gegarandeerd. Vervolgens zouden ze samen uitmaken wie van de twee naar voren zou stappen, gesteund door de ander, waarna het partijcongres de nieuwe lijsttrekker feestelijk op het schild zou hijsen.

In juni besloot Rutger Ploum de zaak in beweging te brengen en reed hij in een Volvo-cabrio door het land met een kolossale één van bordkarton, die hij op de stoep plaatste voor het ministerie van Financiën, aan de kade in Rotterdam en in de Volendamse haven: een ostentatieve oproep aan de drie genoemde kandidaten om zich nu ook officieel te melden.

Tot verbijstering van de partijtop verklaarde Hoekstra dat hij niet beschikbaar was.

Maar tot verbijstering van de partijtop verklaarde Hoekstra een paar dagen later in De Telegraaf dat hij niet beschikbaar was omdat hij ‘meer een bestuurder dan een beroepspoliticus’ was en ‘dichtbij zichzelf’ wilde blijven – waarna uit de mond van wrokkige CDA-bestuurders te noteren viel dat Wopke éigenlijk niet mee wilde doen omdat hij bang was van de oppermachtige Rutte te verliezen, en vrijwel het gehele partij-establishment zich fluks achter Hugo de Jonge schaarde. Het hagelde steunbetuigingen van invloedrijke CDA’ers als de ministers Ferd Grapperhaus en Ank Bijleveld, en oud-partijvoorzitter Marja van Bijsterveldt.

Maar de paniek sloeg pas echt toe toen Hugo de Jonge – die er een ‘goede fles wijn’ op had gezet dat hij al in de eerste ronde gekozen zou worden – met 48,7 procent van de stemmen de vijftig procent net niet haalde, op de voet gevolgd door Pieter Omtzigt met 39,7 procent: de man die de afgelopen jaren tot ver buiten de partij naam maakte met zijn strijd voor de gedupeerden van de toeslagenaffaire, en zich te elfder ure als kandidaat had gemeld.

Tot overmaat van ramp riep Mona Keijzer haar aanhang na de eerste ronde op vooral voor Omtzigt te kiezen, gevolgd door een totaal onverwachte actie van Wopke Hoekstra, die tot dan toe had geweigerd Hugo de Jonge te steunen, en via De Telegraaf meldde dat hij beschikbaar was als kopman voor Omtzigt als die de strijd zou winnen.

paard van troje

Woensdagmiddag deze week werd Hugo de Jonge tot grote opluchting van de partijtop toch gekozen, met een minimale meerderheid van 50,7 procent van de stemmen. Dat is er sinds de dagen van Ruud Lubbers dus over van het overwicht van de partijtop.

Prompt omarmde Huge de Jonge zijn tegenstrever als running mate, om te onderstrepen dat het CDA als één team de verkiezingen ingaat: een even genereus als handig gebaar. Maar vanuit het perspectief van de partijbestuurders hebben de CDA-leden met Pieter Omtzigt ook een paard van Troje bij de partijtop naar binnen geduwd, als tweede man naast een partijleider met een miniem mandaat.

Want de strijd tussen het partij-establishment en de eigengereide Omtzigt heeft een lange geschiedenis. Na zijn eerste jaren in de Kamer werd Omtzigt in 2012 nog van de kieslijst afgevoerd omdat hij als Kamerlid zo moeilijk te sturen was, en wist hij zich tot frustratie van de partijtop terug te vechten in de Kamer dankzij voorkeursstemmen van zijn trouwe aanhang in Twente. Waar hij zich vervolgens met een nieuw mandaat van voorkeursstemmen nog eigenzinniger gedroeg, eerst bij de nasleep van de MH17, vervolgens bij het bestrijden van de chaos en de misstanden bij de Belastingdienst, met een aanhoudende reeks botsingen met de partijtop tot gevolg.

Toen Omtzigt zich de afgelopen jaren vastbeet in de Toeslagenaffaire kwam hij ook regelmatig recht tegenover CDA-coryfee Piet Hein Donner te staan: de oud-minister die verklaard voorstander is van de Nederlandse regentencultuur, van achterkamertjespolitiek en vertrouwelijk overleg. Als voorzitter van de Commissie Toeslagen probeerde Donner door de introductie van het begrip ‘institutionele vooringenomenheid’ de schuld zo te verdelen dat er niemand schuldig was, verzette hij zich tegen het openbaar maken van stukken en weigerde hij bij vergaderingen gedupeerde ouders toe te laten – tot groeiende woede van Omtzigt, die verbeten bleef hameren op transparantie en het straffen van de schuldigen.

Lees ookHoe ook de Raad van State zich schuldig maakte aan de toeslagenaffaire13 maart 2020

De laatste confrontatie met het partij-establishment kwam kort voor de lijsttrekkersstrijd, toen de partijtop Omtzigt passeerde voor het voorzitterschap van de parlementaire ondervragingscommissie die onderzoek gaat doen naar de toeslagenaffaire, ondanks zijn onvermoeibare graafwerk en reusachtige dossierkennis. In plaats van Omtzigt werd de brave oud-politieman Chris van Dam naar voren geschoven. De immer goed geïnformeerde journalist Jaap Jansen noteerde deze week in zijn column bij BNR dat die kwestie voor Omtzigt de druppel was die hem deed besluiten zich kandidaat te stellen voor het lijsttrekkerschap.

wonderlijke ironie

Het is van een wonderlijke ironie: juist door de poging Omtzigt op een zijspoor te zetten, heeft de partijtop de eigengereide parlementariër alleen maar méér invloed gegeven. Met de koppige Tukker in de top van de partij gaan de liefhebbers van achterkamertjespolitiek het een stuk lastiger krijgen.

De partijbestuurders kunnen hun borst natmaken, want Pieter Omtzigt is er de man niet naar in te binden nu hij met bijna de helft van de stemmen een nieuw mandaat heeft gekregen om het politieke establishment het vuur aan de schenen te leggen, binnen en buiten de partij.

Op de dag dat Hugo de Jonge lijsttrekker werd, diende de eerste mogelijke splijtzwam zich al aan.

Op de dag dat Hugo de Jonge als favoriete kandidaat van de partijtop met de hakken over de sloot tot lijsttrekker werd gekozen, diende de eerste mogelijke splijtzwam zich al aan, toen Nieuwsuur naar buiten bracht dat de richtlijnen van het RIVM tot onveiligheid, nodeloze besmettingen en zelfs doden in de ouderenzorg zouden hebben geleid, omdat volgens de richtlijnen mondkapjes en beschermende kleding in de verpleeghuizen ‘niet nodig’ waren en waarschuwingen van bestuurders in de ouderenzorg door het RIVM en het ministerie in de wind zouden zijn geslagen.

Verantwoordelijk minister: Hugo de Jonge. Onder de eerste Kamerleden die daar al maanden geleden kritische vragen over stelden: zijn huidige running mate Pieter Omtzigt.

Sinds Pim Fortuyn woekert er al een revolte tegen het maatschappelijke en politieke establishment door Nederland, van de opkomst van nieuwe partijen op de flanken tot de actiegroepen van zorgpersoneel en leraren die hun eigen vakbonden niet meer vertrouwen. Met Pieter Omtzigt is die revolte nu ook doorgedrongen in het hart van het CDA.