Niks geen sterallures. De locatie van het interview is geen steriel vertrek op de uitgeverij, waar de schrijver de ene na de andere persmuskiet vergast op een ingestudeerd promotiepraatje. Nee, Peter Buwalda is old skool. Hij ontvangt gewoon thuis, net als de vorige keer dat ik hem interviewde. Dat is inmiddels zo’n acht jaar geleden. Het was vlak voor de zegetocht van zijn debuutroman Bonita Avenue, eerst nationaal, toen vertaald in de wijde wereld.

Inmiddels heeft hij de Haarlemse bovenetage waar hij wierook brandde tegen de baklucht van de onderburen verruild voor een dubbel woonhuis in Amsterdam-Noord. Een ruim huis, dat stilte ademt en toewijding. Complete boekenwanden bieden onderdak aan zijn vrienden; W.F. Hermans herken ik, bijvoorbeeld, S. Vestdijk, Philip Roth – integraal, uiteraard. Overal staan fauteuils met leeslampen daarnaast. Stapeltjes boeken, kranten, prints zeggen: hier wordt gelezen en geschreven.

Dat was niet altijd zo. Hij wijst op de plek middenin de...