Om erachter te komen waar het iemand echt om gaat in het leven, wordt vaak de vraag gesteld: ‘Wat zou je doen als je nog maar 24 uur te leven had?’ en ook wel: ‘Wat zou je doen als je de jackpot wint in de loterij?’ Maar de opgave na te denken over een aanstormende dood of de mogelijkheden van een grote zak geld, bieden geen houvast om te bepalen waar iemands oprechte belangstelling ligt. Na een doodstijding willen de meeste mensen simpelweg afscheid nemen van anderen, en ook mensen met een jackpot op de bank hebben hun zorgen en verplichtingen.

Je kunt beter de vraag stellen: wat zou je doen als de wereld ideaal is? Stel, er is geen oorlog, geen honger, de democratie functioneert naar behoren, werken hoeft niet want alles is gratis, niemand is ziek, en het verstikkende houtkacheltje in de tuin van de achterburen is eindelijk door omringende bewoners in elkaar getrapt. Wat zijn de activiteiten die je dan nog steeds graag wilt doen, behalve noodzakelijke als eten en slapen?

(Vul in)
1…………….
2…………….
3…………….
4…………….

Existentiële activiteiten

Zelf zou ik hier noemen: in het gezelschap van mijn kinderen zijn, over de markt slenteren in de ochtendzon, koken met muziek aan, onderzoek doen, schrijven, net zolang de verte in wandelen tot ik het onbekende zie opdoemen. Voor iemand anders is het wellicht zeilen, bergbeklimmen, wielrennen, de kroeg in gaan met vrienden, authentiek Frans stokbrood leren bakken of een joint opsteken in coffeeshop ’t Keteltje.

Veel van wat we doen is erop gericht iets op te lossen of beter te maken. Verander de situatie en deze activiteiten laten we dan waarschijnlijk ook vallen.

De negentiende-eeuwse filosoof John Stuart Mill heeft het in dit verband over ‘an inner source of joy’; de Britse hoogleraar filosofie Kieran Setiya noemt het ‘existentiële activiteiten’. Het zijn activiteiten die een waarde op zich hebben voor de desbetreffende persoon, en niet instrumenteel zijn. Veel van wat we doen is er immers op gericht iets op te lossen of beter te maken. Verander de situatie en deze activiteiten laten we dan waarschijnlijk ook vallen.

Het vervelende is dat intrinsiek vreugdevolle tijdsbestedingen het altijd moeten afleggen tegen de activiteiten die ‘nodig’ zijn. Ze zijn weerloos tegen het ‘moeten’. Als ik te veel werk heb afgesproken, laat ik de markt, de lange natuurwandelingen, het me verdiepen in onderwerpen die niks met mijn volgende deadline te maken hebben, onmiddellijk vallen. Daardoor ligt er in het hart van alle drukte een gevoel van onvervuld zijn. ‘Wil je de kans op een crisis in je leven verminderen,’ zei filosoof Setiya onlangs tegen me via Skype, ‘dan moet je ervoor zorgen dat je in je werk, in je relaties en in je vrije tijd altijd ruimte laat voor die existentiële activiteiten.’

Haast en verveling

Minder moeten, meer leven, dat is wat ik mij in 2018 ten doel stel. In het introductieverhaal dat in januari in Vrij Nederland gepubliceerd werd, meldde ik mijn groeiende weerzin tegen het oneindige moeten waaronder ikzelf en de mensen om me heen gebukt gaan. Ik zie welvarende, intelligente mensen overspannen raken van deels zelfopgelegde verplichtingen en een gebrek aan ontspanning. Volgens een studie van Arbo Unie uit 2016 heeft 17 procent van de jonge werknemers tussen 25 en 35 al burn-outklachten.

Lees ookDit is deel 2 van de serie Minder moeten, meer leven. Lees ook deel 1: een betoog voor het oogsten van momenten23 januari 2018

Het zit in de cultuur, schreef ik in januari. ‘We hebben ons dankzij de generatie voor ons kunnen losmaken van de kerk en het patriarchaat, en laten ons in ruil daarvoor nu voortdrijven door een innerlijke manager die steeds maar roept: het is niet goed genoeg, doe meer!’

Het resultaat is een vreemde mengeling van haast en verveling.

Ik ga dit jaar uitzoeken waar dat ‘moeten’ ’m nu in zit, wat ik bedoel als ik aan ‘echt leven’ denk, en hoe dat ‘ontploeteren’ dan precies gaat.

Vandaar mijn voornemen om dit jaar in het teken te gaan stellen van ‘ontploeteren’, van ‘minder moeten en meer leven’. Ik ga in 2018 uitzoeken waar dat ‘moeten’ ’m nu in zit, wat ik bedoel als ik aan ‘echt leven’ denk, en hoe dat ‘ontploeteren’ dan precies gaat. Ik formuleerde vast drie elementen die daarvoor noodzakelijk zouden zijn: lust, melancholie en leegte.

‘Meer leven’, schreef ik toen, ‘heeft te maken met de intensivering van aandacht en gevoel. Dat begint met harde keuzes maken als het gaat om wat je op een dag wilt doen, en daar met volle kracht op in te zetten.’

En met die keuzes begint het dus.

Een andere weg naar minder moeten

Toen ik onlangs voor Psychologie Magazine drie mensen portretteerde die het ploeteren van zich af hadden gegooid, viel op dat ze alle drie radicaal een andere weg hadden gekozen. Een arbeidspsychologe met een bloeiende praktijk was op haar 65ste tot verbijstering van haar omgeving klakkeloos met pensioen gegaan. Het werd tijd dat haar leven ruimte bood voor spontane plannen, zei ze.

Een jonge internetondernemer had zijn snelle leven ingeruild voor een paar jaar thuisblijven met zijn jonge dochters: ‘De waarde van er simpelweg “te zijn” is niet in geld uit te drukken.’

‘De gewoonte om alles in de steek te laten ten behoeve van een mooi resultaat op het werk, is geen gezonde gewoonte.’

En een woordvoerster van een milieuorganisatie had, toen ze merkte dat hersens en hart het onder de aanhoudende druk van werk en privé begaven, haar baan opgezegd. Weliswaar moest ze haar levensstandaard nu tot het minimum terugschroeven, maar er was wel tijd ‘voor schoonheid en leven’. Ineens zag ze tijdens haar wandelingen weer de wereld om haar heen, vertelde ze een beetje verdrietig. ‘De gewoonte om alles in de steek te laten ten behoeve van een mooi resultaat op het werk, is geen gezonde gewoonte,’ concludeerde ze. ‘Die gaat de prullenbak in.’

Radicaal kiezen

‘Voluit leven betekent radicaal kiezen,’ mailt druktegoeroe Tony Crabbe. Voor deze serie raadpleeg ik een paar vaste deskundigen, onder wie de Britse arbeidspsycholoog Crabbe, auteur van de internationale bestseller Nooit meer te druk. Als hij mailt zit hij in het vliegtuig op weg naar huis, na vastgezeten te hebben door de Parijse staking. ‘Radicaal in de zin van: anderen niet klakkeloos imiteren. De sociale norm is ontzettend krachtig. Iedereen om ons heen is toch ook druk, afgeleid en afwezig? Dat zijn we inmiddels gewend. Daar kun je alleen uit breken door heel scherpe keuzes te maken. Mijn 14-jarige zoon heeft bijvoorbeeld geen telefoon, omdat we willen dat zijn tienerbrein nog even vrij blijft van de manipulatie van sociale media en games.

Dit vinden veel mensen die we kennen radicaal omdat het zo tegen de huidige norm in gaat. We hebben er veel opmerkingen over gekregen van andere ouders. En iedere zomer zit ik tien weken met mijn gezin op een boot. Ik heb een eigen bedrijf, en mis daardoor veel zakelijke mogelijkheden. Het brengt mijn klanten soms ook in verwarring. Maar door de buitenwereld even los te laten, kom ik meer in verbinding met mijn gezin. Veel van wat we doen gaat relatief automatisch en gedachteloos, we zetten er geen vraagtekens bij. Onderdeel van scherper kiezen is die gedachteloze volgzaamheid tegen het licht te houden.’

Tegenverbeelding

‘Denk niet dat er geen alternatieve manieren van leven zijn,’ zegt Kris Pint, als hoofddocent cultuurwetenschappen verbonden aan de Vlaamse Universiteit Hasselt. Pint, auteur van het vorig jaar verschenen boek De wilde van de verbeelding is een andere raadgever in deze serie. ‘Er zijn altijd andere scenario’s mogelijk voor andere manieren van zijn, van leven, van samenleven. Maak alleen niet de fout te denken dat een ander scenario je van pijn verlost: kiezen is altijd verliezen.’

Probeer een authentieke keus te maken, adviseert de cultuurfilosoof. Zelf gebruikt hij de volgende toetsstenen om scenario’s mee te beoordelen:

  • Laat dit nieuwe scenario me de werkelijkheid vrijer, intenser, genuanceerder ervaren?
  • Biedt het een vormgeving én een zingeving die me helpt om te gaan met tegenslagen, die onvermijdelijk zijn?
  • Helpt het me me te verzetten tegen wat mij zwak en ziek maakt?
  • Is dit scenario heilzamer voor mezelf, mijn naasten, de gemeenschap, het milieu?

‘De valkuil is dat tegenverhalen te utopisch en te onmogelijk zijn om concreet mee aan de slag te gaan, waardoor alles uiteindelijk noodgedwongen bij het oude blijft.’

‘Dat laatste is uiteraard moeilijk te bepalen,’ zegt Pint, ‘dat is altijd een afweging, het zoeken naar een balans tussen mijn eigen noden en die van mijn naasten. De valkuil is dat tegenverhalen te utopisch en te onmogelijk zijn om concreet mee aan de slag te gaan, waardoor alles uiteindelijk noodgedwongen bij het oude blijft. Het gaat om de vertaalslag, het verzoenen met een concrete levenssituatie, concrete taken, concrete engagementen. Ik kan bijvoorbeeld heel veel sympathie opbrengen voor middeleeuwse mystici, maar hoe pas ik, als ik niet van plan ben mij terug te trekken in een klooster, hun ervaringen toe binnen een seculiere, hedendaagse context?

Je kunt houden van de traagheid van vroegere communicatieprocessen – brieven naar collega’s schrijven bij kaarslicht bijvoorbeeld – maar hoe verzoen je dat met het digitale tijdperk, als je niet volledig offline wil of kan gaan, omdat je job, die je graag doet, het nu eenmaal vereist? Voor mij gaat het hier ook om het afwijzen van de meetlat van de prestatiemaatschappij. Een obsessie met “groeien” – in het academische milieu is dat meer doctoraten, meer publicaties, meer netwerken – het inzicht dat een dergelijk scenario nefast is, niet alleen voor de eigen gezondheid, maar ook voor de relatie met je naasten. Ik vind het belangrijk om ook tijd en aandacht voor mijn gezin vrij te houden. En het groeimodel van meer, meer, meer is uiteraard niet alleen psychologisch, maar ook ecologisch onhoudbaar, niet alleen in het academisch milieu, maar op wereldschaal.’

Hopperiaans moment van stilstand

Wat aan zo’n scherpe keus voor een andere manier van leven vooraf gaat, is wat de filosoof Jan Drost in een van zijn boeken ‘een Hopperiaans moment van stilstand’ noemt. Hij verwijst daarmee naar de schilderijen van Edward Hopper, die mensen vaak afbeeldde op een schakelmoment tussen oude gewoontes en vernieuwing.

Dit is ontwaken in schel ochtendlicht, waarin de droom moet plaatsmaken voor een nieuwe realiteit.

Het is, zo weet ik uit eigen ervaring, een intens pijnlijk en ontgoochelend moment waarin het besef binnenvalt dat waar je zo in geloofde, en waarvan je zo hield, van gedaante is veranderd. Dat wat er is kan zo niet doorgaan, dat wat er mogelijk voor in de plaats komt, is er nog niet.

‘You can dream your way through an otherwise fine life, and never wake up,’ schreef Richard Ford in The Sportswriter (1986). Dit is ontwaken in schel ochtendlicht, waarin de droom moet plaatsmaken voor een nieuwe realiteit.

Schijnindividualiteit

In februari bezocht ik omwille van het ontploeteren een college van de Amsterdamse School of Life dat ‘Tijd maken voor jezelf’ heette. Het mooiste stukje ging over een boek van Jan-Hendrik Bakker, met de titel In stilte, een filosofie van de afzondering. Volgens Bakker is er een ander soort individualiteit nodig in deze samenleving, een waarin je in stilte met jezelf kunt zijn, want pas dan kun je oprechte keuzes maken.

Lees ookLees ook: Carel Peeters over de ‘filosofie van de afzondering’ van Bakker29 juni 2015

Het is dus niet wijs om ieder leeg moment met verstrooiing en afleiding te vullen, en niet verstandig om steeds op ‘likes’ te zitten wachten, want dat is schijnindividualiteit. We hebben die ‘existentiële eenzaamheid’ nodig, was de boodschap van de bijeenkomst die dag, ook al is die soms een beetje pijnlijk. En ook nu werd die gemoedstoestand uitgedrukt met een schilderij van Hopper: dit keer Automat (1928) (zie onder).

minder moeten
Edward Hopper, Automat, 1927. Beeld: Des Moines Art Center/Iowa

Ik kocht het boek in het bijbehorende boekwinkeltje, sloeg het open, en las het motto van Seneca voorin: ‘Slechts een klein deel van ons leven leven we. En de rest? Dat is slechts tijd.’

Bakker onderzoekt in dit boek wat kluizenaars door de eeuwen heen bewoog. En dat is niet een afwijzing van het leven, zoals vaak wordt gedacht, maar juist een omarming ervan. Bakker schrijft: ‘Zou het kunnen dat in de extreme omstandigheden van de eenzaamheid de fundamentele waarden van het bestaan weer gaan spreken? Dat de volheid van het leven daar intensiever ervaren wordt dan in de drukte van de moderne maatschappij?’

Dat was mijn eigen Hopperiaanse moment van stilstand. Toen ik naar huis fietste, dacht ik (ontroostbaar): ‘De kost gaat voor de baat uit.’

Ik zou willen dat het voor mij gebleven was bij het inzicht dat ik ruimte moest maken voor lange wandelingen en lege dagen, dat ik had kunnen zeggen: ik lees te weinig, voor die ‘existentiële zaken’ ga ik nu eens tijd maken, ik neem minder werk aan, ik ga vaker alleen weg. Maar het werd een rigoureuzere stap, namelijk die van een scheiding van de vader van mijn kinderen. Het is niet iets dat ik zou aanraden, het is niet een representatieve keuze voor een proces van ontploeteren, maar het heeft, hoewel slechts zijdelings, wel met loskomen te maken.

Momenten van vervoering

En dan is er soms ineens zo’n moment dat in de eerste aflevering van deze serie omschreven werd als ‘lust’; als het licht op een bepaalde manier over de stad hangt, als de wind van het IJmeer zachtjes over de dijk heen blaast, dan zou ik de wereld, zoals schrijfster Edith Wharton na haar scheiding tegen een vriendin zei ‘wel met huid en haar willen opeten’. Het citaat staat in de essaybundel van de Amerikaanse Katie Roiphe Lof van het rommelige leven. Zelf schrijft de dan net gescheiden Roiphe: ‘Ik probeer hier niet de bizarre suggestie te wekken dat ik gelukkig ben, maar deze bijzondere levensfase kent zeker ook momenten van vervoering. Ze herinnert me aan de studententijd en de periode kort daarna, waarin je over straat loopt en je de hele wereld, met al zijn goede en slechte dingen, veel indringender ervaart dan wanneer je wat meer gesetteld begint te raken, wanneer je gevoelens wat afvlakken.’

En even later: ‘Er gebeurt iets wanneer je je oude leven bewust vaarwel zegt; er komt een vreemdsoortige, nerveuze energie vrij. Het is een intens gevoel, dicht op de huid, schril, onrustig, productief. Ik heb bijvoorbeeld nooit geconcentreerder geschreven en nagedacht dan in deze periode. Had ik het boek dat er het resultaat van was willen opgeven voor een paar gelukkige jaren? Natuurlijk. Maar dit soort ongeluk kent zijn eigen troostrijke momenten; het kent vreemde, opwekkende neveneffecten. Het is een van de heel weinige keren dat je als volwassene de kans krijgt jezelf opnieuw uit te vinden.’

Ze vervolgt: ‘In het heftige nihilisme dat volgt op het verlies van iemand, diep in het gevoel dat je er kapot van bent, ligt een besef van verbijsterende openheid, van eindeloze mogelijkheden. En dat kan, in alle eerlijkheid, gek genoeg ook een prettig gevoel zijn.’

De weg van de minste weerstand

Voluit leven is niet per se een lolletje, realiseer ik me. Lust niet per se geluk. Het neurotische ‘moeten’ waaraan ik zo de pest heb gekregen, komt niet alleen voort uit de maatschappelijke opgave om perfect proberen te zijn, om alles te kunnen, alles te kopen, overal bij te zijn, maar is evenzeer een cultureel geaccepteerde ontsnapping uit de verantwoordelijkheid die echte vrijheid meebrengt. Wie als een kip zonder kop van hot naar her rent, hoeft nooit na te denken.

‘Uiteraard,’ mailt Pint troostend vanachter zijn bureau in Hasselt, ‘het opgaan in heel wat dingen helpt om de leegte en de angst voor de zinledigheid op afstand te houden. De term “workaholic” is in onbruik geraakt, maar het is wel, net als andere verslavingen, een vlucht.’

Crabbe mailt: ‘Door in die hersenloze drukte te blijven hangen kunnen we ons heldhaftig voelen in onze strijd tegen de eisen die ons worden opgelegd, maar het is eigenlijk lafheid, want achter ieder moment dat we niet kiezen, op ieder moment waarop we zomaar iets doen in plaats van te doen wat we wíllen doen, ligt de vermijding van een moeilijk inzicht of een lastig gesprek. “Wat zijn we zielig,” jammeren we, “dat we zoveel moeten.” Het is de weg van de minste weerstand. We vragen ons niet af wat ons makkelijke “ja” ons eigenlijk kost.’

Dit was het tweede deel in de reeks Minder moeten, meer leven. In de volgende aflevering: geld. Hoe ga je die vrijheid betalen, hoeveel heb je nodig?