Dit essay is ook te beluisteren.

Sommige mensen hebben net zulke handen als makaken. Ik ben zo iemand. Dit jaar ben ik geïnteresseerd geraakt in een makaakachtige lijn die loopt tussen mijn pink en mijn pols. Of eigenlijk is het geen lijn, maar een cirkelvormig patroon, een soort spiraal. Die heet ook wel een maanspiraal, omdat die plek op je handpalm de maanberg heet.

Nuchtere onderzoekers wijzen erop dat mensen doorgaans niet zo’n cirkelvormig patroon in hun hand hebben, maar apen wel. En dan niet alle apen, maar vooral makaken: hun handen zitten er vol mee. Het patroon is in feite een vorm van atavisme, een heropleving van een oud en in de menselijke evolutie al verdwenen kenmerk. Kortom, een geboorteafwijking, zeggen de allernuchtersten onder de wetenschappers ruw.

Dit verhaal komt uit ons extra dikke winternummerBestel 'm hier!13 december 2023

Maar handlezers hebben me verteld dat de maanberg volgens de chirognomie verwijst naar de mate waarin verbeelding en intuïtie een rol spelen in je leven. En aangezien iedereen in deze planmatige tijden opeens begint over het belang van intuïtie en verbeeldingskracht, moeten we die romantische maanberg dus toch maar eens grondig bekijken.

Het patroon op de maanberg is voor mensen zeer uitzonderlijk. Spiritueel ingestelde experts beweren dat iemand met zo’n maanspiraal een unieke, onafhankelijke geest bezit. Ik ben een boom in de woestijn, zeggen ze. Een groot spiritueel leider. En dat komt goed uit, want dat is precies waarom u hebt besloten dit stuk van mij te lezen: om een groot spiritueel leider te ontmoeten.

Er zijn natuurlijk ook tegengeluiden, zoals altijd. Dr. Kanchana Kohombange van een departement handlezen in India – ‘Department of Palmistry, Viswa Jyotish Vidyapith Kolkata, India’ – waarschuwt dat de maanspiraal duidt op een neiging tot oververbeelding. Ik heb te stellen met een onnodige dominantie van de maan en mijn verbeelding floreert ten koste van mijn bewuste functioneren. Sterker nog, ik heb een bovengemiddelde aanleg voor krankzinnigheid en een neiging tot crimineel gedrag.

En dan zijn er nog de wetenschappelijke studies die statistische patronen ontdekken in data; die wijzen erop dat de spiraalvormige markering op de maanberg frequent voorkomt bij mensen die kampen met autisme, schizofrenie of verhoogde vriendelijkheid.

Kortom, het is maar hoe je het bekijkt. Ofwel ik ben uw geestelijk leider of ik ben een aap met een geboortegebrek of ik ben in de ban van de maan en lief tot op het punt van krankzinnigheid. Feit is dat er iets wilds in mij zit. En dat, zoals gezegd, komt goed uit, want de cultuur is toe aan een heroriëntatie op de ratio en het irrationele.

Rationalisering en kwantificering

In oktober organiseerde de Stichting Praemium Erasmianum een klein symposium over de toekomst van de wetenschap. Dit ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de prijzen die de stichting toekent aan bijzondere proefschriften op het gebied van geesteswetenschappen, sociale wetenschappen en de rechtsgeleerdheid. Aan tien jonge wetenschappers die in het nabije verleden zo’n prijs kregen, was gevraagd iets te vertellen over de stand van hun vakgebied in het jaar 2058.

Het is zaak, zeiden allen, de universiteit de komende vijfendertig jaar te beschermen als een plaats waar kritisch wordt gekeken naar de wetenschappelijke praktijk en de logica van groei.

De wetenschappers voorspelden om het hardst dat de menselijke verbeelding in de komende 35 jaar een grotere rol zal spelen bij de productie van kennis. En als ze het niet voorspelden, dan wensten ze het in elk geval. Veel sprekers uitten bedenkingen tegen de economische rationaliteit die het wetenschappelijk bedrijf in de ban houdt. Ze keken kritisch naar samenwerking van de wetenschap met bedrijven die leidt tot privatisering van kennis. Ze hekelden de rationalisering en kwantificering die gaandeweg andere vormen van intelligente kennisverwerving hebben verdrongen. Kortom, ze bogen zich over de organisatie van de wereld die uitgaat van getalsmatige gegevens, Die Vermessung der Welt, zoals de titel luidt van een roman van Daniel Kehlmann.

Het kan aan mijn eigen overspannen verbeelding liggen dat ik revolutie rook tijdens de studiemiddag. Hoe dan ook hing de belofte in de lucht van een bredere visie op mens en wereld. Criminoloog Timo Peeters benadrukte het belang van kwalitatief onderzoek. Mediaonderzoeker Evelyn Wan sprak over de ontwikkeling van AI en de illusie van een waardevrije weergave van de werkelijkheid die daaromheen hangt.

Vruchtbaarheidsonderzoeker Lucy van de Wiel wees erop hoe de toekomst van de menselijke voortplanting wordt gecommercialiseerd en gepolitiseerd. Zowel de privatisering van klinieken voor IVF als recente veranderingen in vruchtbaarheid van flora en fauna zullen gevolgen hebben voor de vruchtbaarheid van de mens. Het is zaak, zeiden allen, de universiteit de komende vijfendertig jaar te beschermen als een plaats waar kritisch wordt gekeken naar de wetenschappelijke praktijk en de logica van groei.

Vurig vertrouwen

Op dit punt aangekomen zou de lezer van dit essay verveeld kunnen protesteren dat dit allemaal niets nieuws is: de roep om onafhankelijkheid, om kritisch denken en bezinning op rationaliseringsprocessen. Maar daarin zou de lezer zich dan behoorlijk vergissen, want in de praktijk is die bevraging van wetenschapsopvattingen echt helemaal niet zo gangbaar als je zou denken. In de huidige intellectuele en academische cultuur hoor je vaak nog precies het tegenovergestelde geluid.

Ofschoon er een ontstellende hoeveelheid geschiedkundig onderzoek wordt verricht naar voormalige machthebbers en naar oorzaken van historische oorlogen, misstanden, kolonialisme en onderdrukking, bestaat er nauwelijks aandacht voor de manier waarop in de toekomst politieke en maatschappelijke macht zal worden uitgeoefend. Laat staan voor het vooruitzicht dat wetenschap in de komende jaren wellicht opnieuw aan oorlogen en misstanden zal bijdragen.

Op mijn rondgang langs publiekslezingen en symposia ontmoet ik nog vaak een vurig vertrouwen in nieuwe uitvindingen. Sprekend over huidige crises beloven commentatoren dat die in de toekomst magischerwijs zullen worden opgelost door wetenschappelijke en technologische ‘innovatie’. De maand van de geschiedenis heeft dit jaar een ode gebracht aan innovatie en aan onderzoekers die ‘het hele universum’ in kaart brengen en zo ‘het onmogelijke mogelijk’ maken.

De belofte van innovatie gaat ervan uit dat je het bestaan volledig kunt begrijpen. Het is een naïeve vorm van procesdenken die merkwaardig hardnekkig is.

Klimaatwetenschapper Mike Hulme waarschuwt al jaren dat de samenleving ten onrechte gelooft in deze illusie van controle. ‘De illusie dat er een grote thermostaatknop bestaat, waarmee we oorlog, honger, rampspoed en onrecht zachter kunnen draaien’, zoals de Volkskrant het samenvat. De belofte van innovatie gaat ervan uit dat je het bestaan volledig kunt begrijpen. Dat je het met behulp van wetenschap en technologie kunt beheersen en vanaf vandaag daarbij vanzelfsprekend op het goede zult mikken. Het is een naïeve vorm van procesdenken die merkwaardig hardnekkig is.

Roep om bezinning

Op dit interessante punt in de geschiedenis zijn wij, kortom, aanbeland. Om ons heen golft en woelt de waanzin, van wereldleiders, van disruptieve krachten in politiek en economie, van oorlogen, van industrieën die catastrofes verder opjagen, de ontembare natuur dendert over ons heen – en wij staan in het Westen blijmoedig met een thermometer en een rekenmachientje in de hand om op te meten wat er gebeurt. In deze situatie is de roep om bezinning op het wetenschappelijk denken geen luxe. Simpelweg om ‘innovatie’ vragen is onnozel, als je niet ingaat op de omgeving waarin die innovatie plaatsvindt. Gaan we verder met de rationalisering en kwantificering? Of zullen we niet liever nog wat kritischer kijken naar de Vermessung der Welt. Naar de politieke belangen die vraagstellingen sturen. Naar de macht van commerciële partijen die kennisproductie financieren. En vooral ook naar de controledrang zelf die niet automatisch tot grotere kennis leidt.

Wie zich oriënteert op de toekomst, op het jaar 2058 voor mijn part, moet oog hebben voor alternatieve manieren om kennis te verwerven. Het is niet voldoende toe te geven dat je in het verleden een bekrompen perspectief hebt ingenomen: te seksistisch, te Eurocentrisch, te antropocentrisch. Je zult moeten erkennen dat je dreigt opnieuw een bekrompen perspectief in te nemen. Wat weten we niet, en waarom weten we het niet? Welke kennis valt buiten ons blikveld?

Nieuw paradigma voor innovatie

Nou goed. Wat weet ik ervan? Ik ben op zijn best een spirituele aap die gefascineerd naar zijn eigen handpalm staart. Op zijn slechtst ben ik een literator die in gesprek wil over het leven, de poëzie, de liefde, het onbewuste, het onmeetbare, de maan.

Maar ondanks mijn eigen beperkingen is het geen atavisme of luddisme, dit verlangen naar een bredere kennisopvatting. Integendeel. Het eigen lichaam en het menselijk gedrag beschouwen als bron van kennisproductie past bij een nieuwe kijk op onze intelligentie te midden van andere intelligenties: enerzijds de dieren en anderzijds de zogenaamde kunstmatige intelligentie die we aan het fabriceren zijn.

Al een tijdje groeit de interesse voor het vernuft van flora en fauna en voor de lessen die wij daaruit kunnen trekken over onszelf als belichaamde denkers. We zijn niet zulke fantastische ingenieurs als we denken te zijn, schrijft bioloog Leen Gorissen in haar boek Building the Future of Innovation. In plaats van slimmer maakt de gebruikelijke innovatie ons dommer. Op dit moment komt de mensheid er tot haar schade achter dat ‘rational, analytic, and reductionist ways of thinking’ tekortschieten als respons op de echte wereld, die onzeker, onvoorspelbaar en willekeurig is.

Er is een nieuw paradigma voor innovatie nodig. Mochten we van plan zijn als soort nog even te blijven bestaan, dan moeten we niet alleen onze systemen, bedrijven en instituties evolueren, schrijft Gorissen, maar vooraleerst onze mindset. Het is hoog tijd om gebruik te gaan maken van de verfijnde natuurlijke intelligentie van organismen die het al 3,8 miljard jaar voor elkaar krijgen te blijven bestaan. Daartoe zullen we dan moeten vertrouwen op een andere manier van denken dan we geneigd zijn te doen – ‘a bit closer aligned to intuition rather than ratio’.

Optelsom van potenties

Verbeelding in plaats van ratio en reductionisme: de wens duikt langzamerhand op diverse plekken op. Van de nieuwe bio-innovatieve aanpak is de afgelopen jaren zelfs al behoorlijk veel werk gemaakt. Architectuur, landbouw, stedenbouw en vliegtuigbouw beginnen zich te baseren op natuurlijke manieren van bouwen. Hoe vogelzwermen en jungles hun gedrag coördineren krijgt inmiddels navolging bij het ontwerp van digitale systemen. Overal zie je de mens leren van het vernuft van de natuur. Maar de mindset en de manier van denken zijn nog niet echt overtuigend veranderd.

In de marges van de gesprekken zie je de belangstelling groeien voor een wetenschapsopvatting die verder gaat dan de ratio alleen, voor een heel nieuw denken in en over de wetenschapspraktijk.

De manier waarop we onszelf in het Westen zien, blijft vooralsnog rationeel en gereduceerd. Dat blijkt uit de manier waarop AI in de cultuur wordt geïntroduceerd als bovenmenselijke intelligentie. Alsof intelligentie meetbaar is op een schaal van één tot honderd, of desnoods één tot oneindig, en wij lager op de ladder staan dan AI. Alsof ons functioneren een inferieure versie is van dat abstracte, onthechte, onbelichaamde redeneren dat we aan computers uitbesteden. Alsof wij niet meer doen en niet anders zijn dan dat.

In feite is er geen ladder of schaal waarop je intelligentie kunt meten en ordenen. En hier komt de vergelijking met natuurlijke intelligenties van pas, want ieder dier en ieder organisme heeft eigen zintuigen, eigen mogelijkheden en eigen bronnen van kennis. Een paard is niet intelligenter dan een kip en een kip niet intelligenter dan een vlieg. Dit inzicht geldt vervolgens voor de mens net zo goed. Die is geen mislukte AI, maar een uitzonderlijke en uniek functionerende soort.

Net als al die andere intelligenties is een mens een optelsom van potenties en functies. ‘We run on ecosystems of thinking’, schreef Kevin Kelly in 2017 in zijn artikel ‘The Myth of a Superhuman AI’. We zijn samengesteld uit veel verschillende vormen van kenvermogen die veel verschillende vormen van denken uitvoeren, schreef hij. We doen aan deductie en inductie, aan symbolisch redeneren, we bestaan uit emotionele intelligentie, ruimtelijke logica, kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen. En uit zenuwen. Darmen. ‘We denken niet echt alleen met onze hersenen; we denken veeleer met ons hele lichaam.’

Het kan, zoals gezegd, aan de dominantie van de maan in mijn constitutie liggen dat ik vatbaar ben voor deze manier van denken, die berust op lichaam en intuïtie. Maar ik ben dus niet de enige. In de marges van de gesprekken zie je de belangstelling groeien voor een wetenschapsopvatting die verder gaat dan de ratio alleen. Niet simpelweg een oriëntatie op natuurlijke intelligentie in landbouw en vliegtuigbouw, maar ook een heel nieuw denken in en over de wetenschapspraktijk. Het komt tot slot mooi uit dat de handlijnkunde verbanden ziet tussen dit denken en verhoogde vriendelijkheid, want ergens heb ik laatst gelezen dat vriendelijkheid een evolutionair voordeel is.

Dus als mij nu wordt gevraagd een voorspelling te doen, dan zou ik gokken dat uiteindelijk alles goed komt. Misschien niet in het jaar 2058. Maar wel ten langen leste.