Elon Musk verkocht in november een sloot van zijn Tesla-aandelen. Dat ging zo. Eerst twitterde Musk − uiteraard. ‘Er is een hoop gedoe over “niet gerealiseerde winsten”,’ aldus de Tesla-plutocraat. ‘Dat ze een manier zouden zijn om belasting te ontwijken. Dus ik stel voor om tien procent van mijn Tesla-aandelen te verkopen. Mee eens?’ Het antwoord van Musks volgelingen volgde al snel: ja, verkopen die handel.

Een krappe week later was de transactie een feit. Vijf miljard euro aan Tesla-aandelen had zich een weg gebaand op de financiële markten, talloze media namen het nieuws over, er was, zoals dat gaat, ophef, en Musk was − opnieuw − de excentrieke Silicon Valley-magnaat die zijn bedrijf via Twitter runt. O ja, én er was belasting betaald over ongerealiseerde winsten. Hoera! Toch?

‘Het is een beetje de koning die zijn onderdanen vraagt wat te doen, hè?’ merkt Marlene Engelhorn op vanaf de andere kant van een brakke Skypeverbinding die ze wijt aan de erbarmelijke staat van het Duitse internet − de van oorsprong Weense zit tijdelijk in Berlijn. ‘Je zou het transparant kunnen noemen, ware het niet dat voor hem tien procent van zijn aandelen niks voorstelt. Hij ridiculiseert met zo’n zet het feit dat dit bedrag voor zóveel mensen hun wereld totaal zou veranderen, alleen niet voor hem. Ik heb moeite met die gamification van belasting betalen. Want laten we wel wezen: de keuze óf hij betaalt, zou niet bij hem moeten liggen, en al helemaal niet bij een Twitterpoll.’

Mediagenieke strijd

Voor Engelhorn (29), volgens het Amerikaanse Forbes nazaat van een van de rijkste families ter wereld, is Twitter wel het laatste vehikel om in te zetten in de strijd voor eerlijke belastingen: ‘Ik heb eerlijk gezegd geen Twitteraccount, maar dit nieuws − eh, vond zijn weg wel naar mij,’ lacht ze. Engelhorn is aanvoerder van een Europese groep rijken, die onder de vlag Tax Me Now de politiek wil bewegen hen toch vooral méér belasting te laten betalen.

Miljonairs die meer belasting willen betalen; in Amerika waren er al een paar − de Amazon-investeerder en miljardair Nick Hanauer verwierf met zijn TED-talk over hooivorken zelfs blijvende roem, maar in Europa was hun stem betrekkelijk zacht.

Maar niet omdat vermogensongelijkheid geen issue is in Europa, benadrukt Engelhorn in de vele interviews die ze sinds haar nieuwe woordvoerderschap geeft. Oostenrijk schafte in 2008 de erfbelasting af, geeft ze als voorbeeld − in Duitsland groeit de vermogensongelijkheid eveneens. Nederland is, zo kopte NRC onlangs, ‘een ontzettend egaal landje’, maar daarbij werd toch vooral ingezoomd op inkomenscijfers, niet op vermogen − daarin is Nederland, afhankelijk welke dataset wordt geraadpleegd, een van de koplopers vermogensongelijkheid in de wereld.

‘Ik ging naar een chique kinderopvang, ik zat op een privé-school, mijn omgeving reflecteerde op geen enkele manier op de kloof tussen mijn rijkdom en de armoede van anderen.’

Nederland hanteert in tegenstelling tot Oostenrijk wél erfbelasting; het kapitaal van de top 10-procent zit ’m veel meer in zaken als bedrijfskapitaal, en natuurlijk: vastgoed. Economen Bas van Bavel en Coen Teulings stelden na onderzoek vorig jaar nog dat de rijkste 1 procent van de huishoudens niet een kwart, maar een derde van al het private vermogen in Nederland bezit. En o ja, de Quote 500-leden? Die werden het afgelopen jaar gewoon weer rijker. En precies dát wil Engelhorn een halt toeroepen. Láát mij belasting betalen over mijn vermogen, stelt ze. Of in goed Duits: besteuert mich.

Engelhorn is met name in Duitsland en Oostenrijk bepaald geen onbekende naam: Marlene Engelhorn stamt af van een vooraanstaande familie grootindustriëlen. Haar voorvader Friedrich Engelhorn was een van de belangrijkste investeerders van de Boehminger Mannheim Group, een farmaciebedrijf dat in 1997 werd verkocht aan het Zwitserse Roche voor 4,1 miljard euro. De buit werd verdeeld over de familieleden en Marlenes oma Traudl erfde miljoenen.

Een deel van díé miljoenen vallen Marlene toe als haar oma overlijdt. Toen ze hoorde dat ze ‘een bedrag met zes nullen zou erven’, realiseerde ze zich dat haar politieke opvattingen niet bepaald overeenkwamen met al dat geld dat haar in de toekomst ten deel zou vallen. Geld waarvoor ze geen dag in haar leven had gewerkt. Sindsdien voert de telg van de 1-procent een mediagenieke strijd, op een aantal voorwaarden: ze praat niet over exacte bedragen (die weet ze niet, zegt ze) en ze praat niet over haar privéleven of familie. En, zo herhaalt ze keer op keer: ze is geen expert.

Je noemt jezelf geen expert, maar je bent dat natuurlijk wel; jij weet als geen ander hoe het is om rijk te zijn.

‘Ja, dat is zo. Maar ik ben geen institutioneel expert. Ik lees veel en ik praat met mensen − dat is wat ik doe. Er zijn zoveel mensen die hiervoor hebben doorgeleerd, die veel meer weten dan ik.’

Was er een moment dat je wist: ik ben heel rijk, ik ben anders dan anderen?

‘Nou ja, weet je − mensen zoals ik… ik groeide op in een groot huis. Ik ging naar een chique kinderopvang, ik zat op een privéschool, mijn omgeving reflecteerde op geen enkele manier de kloof tussen mijn rijkdom en de armoede van anderen. Dus ik zag het niet. Privilege is onzichtbaar, en je trekt het niet in twijfel omdat je niet weet dat het er is. Dus ik realiseerde me helemaal niet dat er een verschil wás, totdat ik mensen ontmoette die heel andere ervaringen hadden, en dan bedoel ik niet het soort ervaring van rijke mensen die één keer in hun leven naar Zuid-Amerika vliegen om daar arme kinderen te gaan helpen − white saviourism, et cetera − maar échte ontmoetingen. Gesprekken met mensen uit een ander deel van de samenleving. En dat was pas heel laat, pas op de universiteit, vrees ik. Dat is het met bubbels: je weet pas als je de grens overgaat hoe het er buiten uitziet.’

Hoe beïnvloedt het hebben van veel geld hoe je naar de wereld kijkt?

‘Ik ben geen psychologie-expert, maar het heeft zeker wel invloed op hoe je de wereld ervaart. Voor elk probleem is er een expert die het kan oplossen. En die expert is vaak een familievriend, die dat probleem dan ook nog voor een gereduceerd tarief voor je kan oplossen. Je wordt afgeschermd van de maatschappij, en dus heb je geen ervaring in hoe je met die maatschappij moet omgaan. Je weet niet hoe je met conflict moet omgaan. En dus zijn er twee manieren waarop je dat dan doet: ofwel je gaat het gewoon uit de weg, je negeert conflict en ongelijkheid en jouw rol daarin. Of, en soms is dat erger, je gooit er gewoon heel veel geld tegenaan, zoveel geld dat je op een gegeven moment het probleem niet meer ziet. Maar sociopolitieke verandering is relatiewerk − je verandert alleen iets wezenlijks door oefening, door contact met anderen, door gesprekken. Je lost het niet op met geld alleen.’

‘Is eigendom een natuurwet? Daar moeten we het toch over hebben? Hoe lang is iemand eigenaar van iets, en hoe lang?’

Je beschrijft een worsteling. Was dat ook jouw worsteling?

Terughoudend: ‘I guess? Onze omgang met rijkdom is gewoon echt heel problematisch. Er zijn heel duidelijke grenzen voor armoede: hieronder gaan we als maatschappij niet, want dan kan iemand niet leven. Maar we hebben dat niet voor rijkdom. We hebben geen bovengrens: dit is wat iemand maximaal mag hebben, want anders zit hij of zij het goede leven van anderen in de weg. En dat is wel een debat dat we moeten voeren.’

‘Filantrokapitalisme’

Engelhorn raak hier aan de politiek-filosofische discussie van het limitarisme, een stroming die aan beide kanten van de oceaan in opkomst is, ongetwijfeld door toedoen van toenemende vermogensverschillen. Limitaristen − in Nederland met filosoof en hoogleraar Ingrid Robeyns als boegbeeld − stellen dat rijkdom een maximumgrens moet kennen, omdat een bepaald bedrag genoeg is voor een ‘florerend leven’. Alles boven die grens wordt dan moreel (en uiteindelijk politiek) onaanvaardbaar en moet worden herverdeeld voor een rechtvaardiger samenleving.

Engelhorn hamert op het belang van belasting op vermogen, ten faveure van wat zij het ‘filantrokapitalisme’ van de rijken der aarde noemt. ‘De WHO voegt haar beleid naar wat Bill Gates belangrijk vindt. Die mate van machtsconcentratie in de hand van één persoon is zó ontzettend gevaarlijk,’ stelde ze toen ik haar eerder sprak voor Buitenhof.

Kritiek dat vermogen ook zélf verdiend is, dat diegene er dus ook van mag genieten, wijst ze van de hand. Vermogen bestaat altijd uit de bijdragen van meerdere mensen, vindt ze, niet enkel en alleen één persoon of familie. Belastingen zijn overal, stelt ze − van het inkomen dat je krijgt tot het brood dat je koopt − behálve als je rijk bent. Terwijl juist haar klasse het zich kan veroorloven om bij te dragen. En wat haar betreft mag die belasting ook honderd procent van haar vermogen zijn: als er maar een democratische discussie over is gevoerd.

Waarom vind je vermogen zo’n probleem? Het is toch ook fijn?

‘Het geeft een heel unieke variant van directe macht. Alleen al het woord heeft het in zich. Het vermogen (Vermügen) tot iets. Geld geeft je opties, je leeft in de wereld van “wat als” en “wanneer”. Onze maatschappij is helemaal geconcentreerd op die macht, omdat onze samenlevingen ooit zijn opgebouwd door mensen die dat vermogen hadden. Macht is een spiegeltheater, het werkt alleen als andere mensen denken dat je het hebt. Maar rijke mensen zijn gewoon dat: mensen. Met handen, voeten en een neus in het midden van hun gezicht, net zo beperkt in hun menszijn als jijzelf.’

‘Ook rijke mensen hebben belang bij publieke voorzieningen, bij leraren, bij een wegennetwerk, bij openbaar vervoer.’

Uiteindelijk is wat jij bepleit een omkering van wat we zien als privaat eigenaarschap. Jij zegt: vermogen is een publiek goed, iets dat gedeeld moet worden. Maar de basis van het systeem is dat er privaat eigenaarschap bestaat. Daarmee trek je toch de basis weg van dat systeem?

‘Er is geen enkel systeem dat immuun is voor kritiek. Het idee van eigendom is problematisch; als je het helemaal afpelt, is het echt een lelijk iets. Want iemand claimt iets, voor het allereerst. Dat gebeurt óf met geweld, of via een systeem dat het mogelijk maakt dat iemand iets kán claimen zonder dat een ander het afpakt. Maar is dat eigendom een natuurwet? Daar moeten we het toch over hebben? Hoe lang is iemand eigenaar van iets, en voor hoe lang? Je zou ook kunnen zeggen; jij behoudt dit voor de duur van je leven en daarna gaat het weer terug naar de maatschappij, naar de gemeenschap, want daar worden ook weer nieuwe mensen geboren die dit geld, of dit land, nodig hebben.

Thatcher stelde: er is niet zoiets als een samenleving, er is alleen het individu en de familie. Dat is zó problematisch, ik ben het daar zo mee oneens. Die gedachte ondermijnt het idee van publieke voorzieningen. En mensen zijn in de kern coöperatief, niet puur gericht op competitie, er bestaat geen homo economicus, al wordt dat nog altijd onderwezen. Survival of the fittest is opgevat als de overleving van de sterkste, maar het gaat om de overleving van degene die zich het best aanpast. Die het best in de grote groep kan voortbestaan, maar daar heb je wel die groep voor nodig.’

In Amerika stelt medemiljonair Nick Hanauer dat als de rijken der aarde niet snel meer belasting gaan betalen, hij ‘hooivorken’ ziet in de toekomst. Deel jij die angst?

‘Nee, want ik heb een heel groot vertrouwen in de samenleving en mensen als geheel. Ik heb geen moeite met eerlijk delen, ik geloof dat ieder mens in wezen prima in staat is om te delen. Dat ik per toeval rijk geboren ben, maakt mij niet per definitie financieel competent. Maar goed, ja, als je mensen slecht blijft behandelen, zal er uiteindelijk een deel van hen zijn dat het gevoel heeft dat ze niks meer te verliezen hebben.’

Is jouw grote vertrouwen in mensen, in de samenleving ook een vorm van privilege? Als je alleen maar slechte ervaringen hebt gehad met mensen of instituties heb je dat vertrouwen niet, vermoed ik.

‘Ha, ik heb zoveel privileges − ik heb privilege op plekken waar ik het bestaan niet eens vanaf weet.’

Ze is even stil. ‘Hm. Maar ik ben het met je eens dat deze kijk op de samenleving een privilege is. Ik ben natuurlijk financieel veilig, ik heb niet veel te verliezen, ik word door niks bedreigd – ja, wellicht verlies van reputatie. En toch denk ik dat ik niet alleen ben. Er zijn veel meer mensen die geloven in de gemeenschap boven het individu, die geloven in het goede, en dat zijn heel vaak mensen die juist uit een totaal andere klasse komen dan ik.’

‘Rijke mensen zouden niet in een positie moeten zitten waarin ze kunnen aangeven dat ze meer belast willen worden. Dat wordt helemaal niemand gevraagd, dus waarom wel aan rijke mensen?

Is het niettemin hoopvol dat miljonairs zoals Nick Hanauer en jijzelf nu opstaan om te zeggen: belast ons meer?

‘Nou, nee − rijke mensen zouden niet in een positie moeten zitten waarin ze kunnen aangeven dat ze meer belast willen worden. Dat wordt helemaal niemand gevraagd, dus waarom wel aan rijke mensen? Dat ze dat doen, laat zien dat ook een deel van de rijksten ziet dat het anders moet, dat is uiteindelijk ook in het belang van rijke mensen, niet alleen van diegenen zonder vermogen. Ook rijke mensen hebben belang bij publieke voorzieningen, bij leraren, bij een wegennetwerk, bij openbaar vervoer. Als iedereen het slechter heeft dan jij, dan ben jij misschien niet arm, maar moet je wel de hoogste schutting ooit bouwen om ervoor te zorgen dat je de puinhopen buiten de muren niet ziet. Sorry, dat is niet een wereld waarin ik wil leven.’

Je noemt jezelf geen expert, maar je ziet het als je taak zoveel mogelijk mensen te spreken, om te leren. Welk gesprek is je het meest bijgebleven?

‘Een tijd geleden sprak ik een jongen op een feestje, het was nog net voor Tax Me Now. We hadden het over ongelijkheid, over maatschappelijke problemen. Hij vertelde me over een vriendin van hem die als maatschappelijk werker de ergste dingen tegenkwam. En hij zei: als jij ooit besluit je daar publiek over uit te spreken, wees je er dan van bewust dat er naar jou geluisterd wordt. En niet naar haar, hoewel zijn vriendin veel meer ervaring had met de echte effecten van ongelijkheid. Maar simpelweg omdat ik rijk ben, luisteren mensen. En hij zei: je breekt misschien uit de kooi, maar die kooi is wel van goud, vergeet dat niet.’

Wat deed dat met je?

‘Het was nogal direct, het raakte me ook wel, maar in goede zin. Dat is het conflict dat mensen soms uit de weg gaan als je rijk bent, terwijl ik het zo fijn vind als ik ook gewoon met mensen kan praten, als ze me met humor benaderen. Dat ze me toch een beetje kunnen uitlachen om de bizarre dingen die ik meemaak simpelweg omdat ik een HNWI (High Net Worth Individual) ben, of hoe ze dat ook noemen. Dat we lachen om hoe rijke mensen sommige dingen beschrijven − een “unexpected event of liquidity” bijvoorbeeld − als iemand je gratis geld geeft, plat gezegd. Dat iemand me daarop wijst, dat de kooi waarin ik zit wel héél comfortabel is, hoewel ik zelf niet eens vind dat het een kooi ís, maar toch.

Dat is wat ik bedoel met relatiewerk: dat soort echte gesprekken, die soms een beetje pijn doen, dat is het niveau van conflict dat je als samenleving nodig hebt. Daarmee kom je verder.’