‘Goh, wil Kees Berghuis nog wel met jullie praten?’ Het was veruit de meest gestelde vraag door collega’s van de parlementaire pers nadat we wat onkruid tussen de VVD-tegels hadden uitgetrokken. Of je nu bericht over een partijvoorzitter die zichzelf schaamteloos verrijkte of over een senator met een driedubbele pet: kennelijk is dé belangrijkste vraag vervolgens of de spindoctor van de VVD je dan nog wel wat gunt.

‘Er is iets fundamenteels mis in ons land,’ concludeerde Pieter Omtzigt (CDA) op 19 januari 2020 in de Tweede Kamer. ‘Het Haagse’ – dat bestaat uit ambtenaren, politici en pers − is zo druk met zichzelf en elkaar, dat ze het voor elkaar kregen jarenlang ruim 24.000 gedupeerde gezinnen in de toeslagenaffaire over het hoofd te zien.

Geholpen werden die gezinnen niet. Ook niet toen Omtzigt en zijn collega Renske Leijten van de SP onvermoeibaar vragen gingen stellen en journalisten Pieter Klein (RTL Nieuws) en Jan Kleinnijenhuis (Trouw) zich als pitbulls vastbeten in wat het grootste naoorlogse schandaal van Nederland bleek. Het duurde lang, heel lang na de eerste onthullingen voordat andere media berichtten over de toeslagenaffaire. En toen het schandaal eindelijk breder werd opgepakt, ging het vaak niet over de slachtoffers. ‘We waren,’ zegt journalist Derk Stokmans van NRC in de podcast Haagse Zaken, ‘meer bezig met hoe iemand in het debat overkwam.’


Zin in een ommetje? Na dit verhaal heb je er ruim 3.800 stappen op zitten.

En als er al reflectie is, dan komt dat meestal heel voorzichtig en pas als iemand vertrekt. In zijn boek Acht jaar Achtuur erkent Ron Fresen, scheidend boegbeeld van het Journaal, dat de NOS de toeslagenaffaire onderschatte. Dat kwam door jalousie de métier, schrijft hij. Het nieuws van een concurrent wordt niet graag overgenomen. ‘Andere journalisten zijn dan, hoe onterecht ook, minder gemotiveerd.’ Maar er speelde meer. ‘De onderschatting komt wellicht ook doordat we ons niet konden voorstellen dat dit op deze schaal zou kunnen gebeuren. Eigenlijk de reactie van velen in politiek en media.’

Journalisten hadden, als er al over de toeslagenaffaire werd bericht, de neiging vooral de kant van de macht te kiezen. Ondertussen waren de volksvertegenwoordigers van de coalitiepartijen vooral bezig hun eigen partij rugdekking te geven in plaats van de regering te controleren. Zeker, zuinigjes deelden zij de mening van Omtzigt en collega-Kamer­lid Leijten dat er een fout(je) was gemaakt, maar ze vonden ‘de spanning die rond het dossier is gecreëerd wel wat opgeblazen’. Een coalitiegenoot liet het woord ‘heksenjacht’ vallen, want door alle Kamervragen die toenmalig staatssecretaris Menno Snel (D66) kreeg, was hij ‘amper nog in staat de talrijke problemen bij de Belastingdienst aan te pakken’. ‘Laat die man toch netjes zijn werk doen,’ verzuchtte een Kamerlid (uiteraard anoniem) tegen het Algemeen Dagblad.

Niet de ouders van het toeslagenschandaal waren het slachtoffer. Nee, de bewindspersoon die al die vervelende Kamervragen moet beantwoorden. Die verdiende ons medelijden.

LEES het hele manifest

Het hele manifest Kies toch niet steeds de kant van de macht is verkrijgbaar in onze webshop. In het boek fileren journalisten Kim van Keken en Dieuwertje Kuijpers de Haagse redacties en schetsen ze een betere toekomst: een parlementaire journalistiek die géén onderdeel is van het politieke spel. Bestel het hier.

De vier ongemakken

Het als politiek verantwoordelijke heel vervelend vinden politiek ter verantwoording te worden geroepen, is op zich al koddig. De eerste vuilnisman die zuchtend en kreunend met veel misbaar de zwarte bak achter de wagen hangt, moeten wij nog tegenkomen. Het dagblad dat zijn lijdensweg vervolgens vol begrip optekent eveneens. Tegelijkertijd is het doodnormaal dat politici in gezaghebbende media anoniem leeglopen over het juk van verantwoordelijkheid, transparantie en andere publieke waarden die gekoppeld zijn aan het ambt, maar een beetje efficiënt werken in de weg zouden staan. Gretig worden anonieme bronnen opgevoerd die eigen straatjes schoonvegen en vuil in de tuin van anderen flikkeren. Het nieuws komt van naamloze bronnen, die vrijwel altijd uit kringen van de coalitie komen. En op dat gelekte nieuws reageren dan vaak weer − jawel − de leden uit de coalitie. Uiteraard dit keer wel met naam.

De kale feiten weerhielden de parlementaire pers er niet van om kwistig te strooien met termen als kroonprins en premierskandidaat.

Fresen heeft, schrijft hij, moeite met de term ‘kliek’ die Omtzigt gebruikte voor de soms innige verhouding tussen pers en politiek. Maar als hij er langer over nadenkt, erkent de scheidend politiek duider dat ‘wij te veel gericht zijn op de macht van de overheid, op besluiten van die macht en dat we dus veel vaker indringend moeten meekijken in de machinekamer van die overheid.’

Het zijn de oprechte overpeinzingen van − helaas − slechts een individuele en vertrekkende journalist. Terwijl het parlement, de rechtbanken en de Raad van State allemaal serieus aan zelfonderzoek deden, bleef de parlementaire pers zwijgen over de belangrijke vraag: hoe komt het dat het zolang duurde voordat er écht aandacht kwam voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire? Wij zien een duidelijk patroon van vier ongemakken. En we zien óók een oplossing.

Ongemak 1: Het beeld regeert, niet de feiten

In juli 2018, nog maar een jaar na de Tweede Kamerverkiezingen, vroeg Elsevier zich af wie de nieuwe lijsttrekker van het CDA zou worden voor de verkiezingen van 2021. En al snel schreef en sprak iedereen in Den Haag over de zogeheten tweestrijd tussen Hugo de Jonge en Wopke Hoekstra. Niet dat ook maar één bron dit on the record bevestigde. Nee, Nederland werd door de media bijna drie jaar lang ongewild getrakteerd op een officieus duel bij een partij die met 19 zetels verre van de grootste van het land was.

Deze kale feiten weerhielden de parlementaire pers er niet van om kwistig te strooien met termen als kroonprins en premierskandidaat. Tot groot genoegen van de CDA-spindoctors die achter de schermen handenwrijvend toekeken hoe de twee christendemocratische ministers als toekomstig leiders werden geprofileerd zonder dat er al te veel kritische noten werden gekraakt. Voor de camera’s zeiden De Jonge en Hoekstra plechtig dat verkiezingen natúúrlijk nog ver weg waren, een kandidaatstelling nog lang niet aan de orde was en ze vooral bezig waren met het leiden van hun departement, maar ondertussen werkten ze gretig mee aan talloze hagiografische interviews, profielen en analyses.

Ook Vrij Nederland liep in 2019 drie maanden mee met kroonprins en premierskandidaat Hoekstra. ‘Wopke, zeggen mensen die hem goed kennen, heeft het vanzelfsprekende zelfvertrouwen van de goede opvoeding – daarbij geholpen door zijn heldere verstand, zijn rijzige gestalte en zijn goede looks.’ En verder: ‘Geen wonder dat hij vanuit de top van de VVD met argusogen wordt gevolgd: Wopke Hoekstra zou de eerste serieuze kanshebber kunnen zijn om de tot nu toe ongenaakbare Mark Rutte van de troon te stoten.’

Maar toen puntje bij paaltje kwam, deed Hoekstra in juli 2020 helemaal niet mee met de lijsttrekkersverkiezingen omdat hij zich geen ‘beroepspoliticus’ vond. Jaren schreef de media dus over een fictieve tweestrijd. Uiteindelijk won De Jonge het van Omtzigt en Mona Keijzer.

De Jonge trok zich een half jaar later echter terug. Officieel omdat corona, de pandemie die sinds begin dat jaar over de wereld raasde, al zijn tijd opslokte. Maar er werd ook al een tijd over hem gespind door partijleden en donateurs. ‘Met Hugo wordt het niets,’ zei een van de vele ‘prominente’ (regionale) en anonieme CDA’ers in De Telegraaf. In diezelfde krant wreven collega’s uit het kabinet hem ‘Bokito-gedrag’ aan en spraken ze over een minister met ‘debiele’ en ‘feitenvrije waanideeën’. Vanzelfsprekend deden ze deze beschuldigingen zo anoniem als een trol op sociale media.

Nadat De Jonge zich terugtrok als CDA-leider voerde de partij alweer een nieuw toneelstuk op in de media. Insiders vertelden parlementair journalisten dat er ‘iets’ stond te gebeuren bij het huis van Hoekstra. De man die zichzelf geen beroepspoliticus vond en dicht bij zichzelf zou blijven, had zich kennelijk bedacht. Officieel nog niet, want hij moest, zo zei hij voor de camera, overleggen met zijn vrouw Liselot. Hoekstra deed ‘verrast’ de deur open en meldde de zelfgebelde journalisten dat hij ‘net de kinderen aan het voorlezen was’. Nou goed, nu de journalisten er toch waren, kon hij net zo goed vertellen dat hij partijleider zou worden.

‘Toevallig’ kwam ook Omtzigt langs. De man die nummer 2 werd bij de CDA-verkiezingen zei nu dat ‘het een goed idee zou zijn als Hoekstra partijleider zou worden’. Een half jaar later bleek dat anders te liggen, maar dat kwam niet naar buiten dankzij speurwerk van de Haagse journalistiek, maar door een intern memo van Omtzigt dat naar De Limburger en GeenStijl werd gelekt. De nummer 2 wilde wel zelf lijsttrekker worden, maar werd gepasseerd en kreeg het als een mededeling door van het bestuur. ‘Er is duidelijk een vooropgezet plan en ik pas er niet in.’ Omtzigt werd gevraagd om naar Hoekstra’s huis te komen om te overleggen, maar liep eerst op tegen de camera’s van Nieuwsuur en de show Beau van RTL. In de memo schrijft hij: ‘Opnieuw word ik − tegen de afspraak in − voor het blok gezet: voordat ik een woord met Wopke heb gesproken, moet ik voor de camera’s een statement over zijn voordracht als lijsttrekker afgeven.’

Mark Rutte claimde tijdens de verkiezingscampagne het thema ‘leiderschap’ en de media deden daar gretig aan mee.

De partij wilde een beeld schetsen van een soepele keuze voor de leider. De journalisten werkten mee − ook al wisten zij beter. Vervolgens berichtten zij over de nieuwe CDA-leider Hoekstra als ‘premierskandidaat’. Een etiket dat de leiders van de andere partijen vrijwel nooit krijgen van de Haagse pers. Pas vlak voor de verkiezingen bleek de bewierookte ‘premierskandidaat’ een inhoudelijk slechte debater. Het CDA haalde slechts veertien zetels.

Na de verkiezingen verschenen er talloze analyses over deze historische nederlaag met heel veel aandacht voor alle interne strubbelingen. De vraag die niet werd gesteld: zijn de media te makkelijk meegegaan in het kroonprinsverhaal van de Haagse fluisteraars? Want wie Het Financieele Dagblad een beetje volgde, wist dat Hoekstra als minister van Financiën veel over daadkracht sprak, maar weinig deed.

Risicovrij

Sowieso ging de laatste verkiezingscampagne vooral over het beeld. Mark Rutte claimde het thema ‘leiderschap’ en de media deden daar gretig aan mee. Rutte had dankzij de pandemie een driewekelijks podium: de coronapersconferentie, waar hij zich aan een miljoenenpubliek toonde als een leider die Nederland door de crisis loodste. Zijn podia koos hij verder selectief en risicovrij, zoals een interview bij NPO Radio 1 bij boezemvriend Jort Kelder of een gesprekje bij zijn oud-campagneleider Frits Huffnagel.

Rutte hóéfde ook niet in een talkshow te zitten om genoemd te worden. De VVD stond ‘torenhoog in de peilingen’ (De vooravond) en was niet alleen ‘met afstand de grootste’ (EenVandaag) maar had zelfs een ‘onbetwiste koppositie’ (NOS). ‘Mark Rutte kan een moord plegen en nog wint hij,’ zei presentator Renze Klamer bij De vooravond. ‘Er moeten wonderen gebeuren als Rutte niet opnieuw minister-president wordt,’ meldde RTL Nieuws. Maanden voor de verkiezingen kwamen de media superlatieven tekort om zijn succes te beschrijven. Hij werd als onbetwist winnaar gepresenteerd, zonder dat het al te veel over de inhoud ging. Het beeld sprak kennelijk voor zich.

Over zijn rol in de toeslagenaffaire ging het nauwelijks. Het kabinet was er toch al op gevallen? Ook in de verkiezingsdebatten werd het onderwerp vooral vermeden. Partijen mochten, dat is kennelijk een goed Nederlands gebruik, van de journalistieke redacties zélf kiezen met wie ze waarover wilden debatteren, waardoor Nederland Rutte vooral met Geert Wilders zag debatteren over het thema ‘massamigratie’ of met Kaag over het inhoudsloze thema ‘leiderschap’.

Alleen bij het RTL Verkiezingsdebat ging het anders. Daar mocht toeslagengedupeerde Kristie Rongen kritische vragen stellen aan Rutte en veroorzaakte iets wat tot dan toe niemand was gelukt: hij werd van zijn stuk gebracht. De media smulden ervan: zij ‘bracht hem aan het wankelen’, zorgde voor een ‘clash’ en leverde ‘een van de hoogtepunten’ en een ‘opmerkelijk moment’ in het debat. Oftewel: Rongen was in Hilversum vooral interessant omdat ze Rutte een moeilijk moment bezorgde. Van een interview in de Volkskrant − waarin ze ook vertelde over wat haar was overkomen − haalden vooral haar kwalificaties van Hoekstra (‘rijkeluiszoontje’) en Rutte (‘narcist’) de headlines. Aandacht voor wat de ouders zelf was overkomen en wat het met hen deed, kwam pas toen documentairemaker Stijn Bouma in zijn film Alleen tegen de Staat een camera op vijf slachtoffers zette, hen in minimalistische setting aan het woord liet.

Winnaars en verliezers

Door de journalistieke obsessie met winnaars en verliezers is er nauwelijks oog voor hoe regels tot stand komen; laat staan voor welk effect ze hebben op burgers.

Te vaak zijn parlementair journalisten meer bezig met de praatjes dan met de daadjes. Dan zien we Mark Rutte op zijn fiets ‘spontaan’ langs de camera’s van de NOS en RTL Nieuws rijden en horen we ’s avonds van de duiders in de talkshows dat hij ‘ontspannen’ is. Dan lezen we dat D66-leider Sigrid Kaag tijdens de formatiegesprekken kussens bestelde bij een webshop. Dan horen we dat de sfeer tussen de onderhandelaars heel goed is, of juist niet. En als er dan eindelijk een regeerakkoord ligt, dan maakt de parlementaire pers alvast op wie de winnaar of verliezer is van de onderhandelingen voordat de nieuwe ploeg op het bordes staat.

In Den Haag draait het allang niet meer om hoe de worst gemaakt wordt, maar is de vraag of-ie er een beetje lekker uitziet. Je kunt het politici ook niet kwalijk nemen dat er geld wordt gepompt in het beheersen en controleren van het beeld (ofwel: ‘het geschetste beeld en de hieruit ontstane ophef’). Dáár worden ze hoofdzakelijk op afgerekend, niet op het beleid. De inhuur van externe woordvoerders is onder het kabinet-Rutte III verviervoudigd, en er lopen een kwart meer woordvoerders in vaste dienst rond.

Ongemak 2: Het geschetste beeld is wel heel magertjes

Oei, dat was een vuige spin! Heel parlementair Den Haag sprak eind september 2021 likkebaardend schande van een roddel die de mannetjes- en vrouwtjesmakers van D66 de wereld in probeerden te smiespelen. Formateur Johan Remkes (VVD) zou een borreltje te veel hebben gedronken terwijl hij een kabinet trachtte te smeden tussen de over elkaar roddelende partijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie, waardoor hij ‘warrig’ zou zijn. De NOS schreef dit op. ‘Er werd zelfs gesuggereerd dat “er al enige drank in de man” zou zijn geweest. Een vergaande spin die de autoriteit van de informateur bedreigt,’ aldus duider Xander van der Wulp.

Expliciet werd vermeld dat D66 achter het kwaadspreken zat en al snel onderzochten de andere media deze kwestie. De Telegraaf ging het diepst. Ze beschreven de adviseurs van de D66-leider (onder wie Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma) als ‘de magere mannetjes’ die series als The House of Cards verslonden en nietsontziend roddelden om ‘het vege lijf’ te redden. Alsof journalisten zélf niet al jaren dankbaar roddels opschrijven van anonieme ‘prominenten’.

In de podcast De Stemming wist EenVandaag-journalist Joost Vullings te vertellen dat ‘de magere mannetjes’ een spin was van de VVD en ‘dat schrijft De Telegraaf klakkeloos over’. Van der Wulp legde uit dat de Remkes-roddel opschrijven voor hem een groot dilemma was. ‘Het is van belang dat je goede contacten met alle partijen onderhoudt. Als journalist is het moeilijk te bepalen wat je ermee doet, of je je relaties daarmee op het spel zet.’ Hij besloot te publiceren omdat het ‘veel zegt over de verharding’ en ‘hoe zo’n spin gaat’. Maar persoonlijke (anonieme) aanvallen via de media zijn er al heel lang, waarom niet altijd alles gewoon met naam en toenaam noteren of anders gewoon niet?

Parlementair journalisten maken lange dagen en zijn vrijwel altijd in de wandelgangen te vinden. De meeste interesse is er voor de macht. Hoe dichter je bij het vuur zit, des te beter je bent geïnformeerd. In de wandelgangen worden voor iedereen kruimeltjes achtergelaten die als je ze bij elkaar legt nieuws vormen. Alleen vindt vrijwel niemand zomaar een kruimeltje. Daarvoor moet je als journalist goede contacten hebben en − veel belangrijker nog − het moet de politicus wél uitkomen dat de kruimeltjes worden gevonden.

Wie sloeg er met de deuren?

Een populair genre is de reconstructie. Niet zozeer over de totstandkoming van een wet, maar wel over een kabinetscrisis of de vorming van een regering. Diverse voorlichters vertellen ons (anoniem) dat veel journalisten zich al vanaf dag één van onderhandelingen melden voor de reconstructie. Ze willen vooral de sappige details weten, niet zozeer de inhoud. Wie sloeg er met deuren, wat werd er gegeten, wie ging als eerste door de pomp, wie is de slechtste onderhandelaar?

Journalist Mark Lievisse Adriaanse van NRC vertelde in de podcast van politicologenblog Stuk Rood Vlees hoe dat er tijdens de formatie in 2017 aan toe ging: de partijleiders van VVD, CDA, D66 en ChristenUnie hadden het verhaal onderling allang afgestemd. Inclusief filmische spanningsboog (‘er zit een moment tussen waarop het mis dreigde te gaan, gevolgd door het moment dat iedereen besefte dat het goed zou komen’) én een eerlijke verdeling van de anekdotes: ‘de een werd dan gegeven aan NRC en een andere weer aan De Telegraaf, bijvoorbeeld’.

Parlementair journalisten wordt al jarenlang verweten dat ze te veel het wedstrijdje verslaan. Maar het is erger. In Den Haag zeggen journalisten vaak slechts het proces te beschrijven, maar dat doen ze dus vaak op basis van anonieme bronnen die bepalen wát er uit het proces naar buiten mag komen. Ook al lopen ze er dag en nacht, ook journalisten weten maar een klein deel van wat er daadwerkelijk achter die schermen gebeurt. Dus verslaan ze een wedstrijd zonder de bal te zien, als een voetbalcommentator met een blinddoek voor. Toch legt de politiek duider in analyses en aan de talkshowtafel de zaken uit alsof hij de hele dag naast de politici zit en van elk detail weet.

Zo werkt het nou eenmaal, is steevast de reflex, nieuws laat je niet liggen. En zo werd het traditie dat vóór elke coronapersconferentie van Rutte en De Jonge enkele maatregelen her en der uitlekten. PVV-leider Geert Wilders sprak begin november 2021 zijn ergernis uit over de ‘bronnen rond het kabinet die heel Nederland en de media al hadden verteld welke maatregel het kabinet vanavond wereldkundig gaat maken’, voordat de Kamer er weet van had. ‘Ik vind het schandalig dat wij als Kamer zo ongeveer als laatste worden geïnformeerd.’

Tegenover Hart van Nederland legden journalisten uit dat de maatregelen niet vanzelf op hun pad kwamen. Informatie kwam van voorlichters, politici, belangenorganisaties, leden van het Outbreak Management Team of burgemeesters. ‘Je moet er de hele week achteraan zitten. Uiteindelijk is dit journalistiek ambacht,’ zei chef Guus Valk van de parlementaire redactie van NRC. ‘Het gekke is,’ zei Dominique van der Heyde (chef van de Haagse NOS-redactie): ‘wij zijn blij als we iets als eerste weten, maar dat wordt ons niet altijd door het grote publiek in dank afgenomen.’

Misschien omdat er altijd een reden is waarom een voorlichter of belangenorganisatie een maatregel of een advies naar buiten brengt. In zijn eigen podcast De kamer van Klok stelt hoofdredacteur Pieter Klok van de Volkskrant dat er dankzij lekken ‘draagvlak’ wordt gecreëerd voor beleid. Zo lekte begin november uit dat bioscopen en theaters twee weken dicht moesten. Iedereen werd boos en uiteindelijk hoefden ze niet dicht. ‘Dat is goed voor de cultuur.’

Terwijl in de echte wereld kanker- en hartpatiënten voor cruciale operaties werden afgebeld, vertelden de politiek duiders op televisie een enerzijds-anderzijdsverhaal.

Ook Joost Vullings toonde zich in zijn podcast verbaasd over de woede om het lekken. ‘Stel dat er niet gelekt zou worden: dan komen er ineens allemaal maatregelen op een persconferentie en zou iedereen heel boos worden.’

Maar sinds wanneer is het de taak van de journalistiek om draagvlak te creëren of hypothetische volkswoede om te buigen tot begrip voor de zittende macht? Zeker als dat draagvlak vooral gecreëerd blijkt te kunnen worden door belanghebbenden die toegang hebben tot de media. Want waar sportscholen in elk geval nog BN’er Arie Boomsma aan een talkshowtafel kregen, waren bibliotheken en lokale muziekscholen met een zwakke lobby steevast de klos. Hetzelfde gold voor de verzorgenden in verpleeghuizen. Zij werkten lang zonder mondkapje en zagen ouderen massaal sterven. Niemand luisterde naar hen. En toen er eindelijk vaccinaties kwamen, stonden zij achterin de rij: eerst het personeel in het ziekenhuis, dat een goede lobby had.

Journalisten zijn onderdeel van het spel. Door bepaalde informatie als nieuws te brengen, beïnvloeden ze het beeld op basis waarvan beleid wordt gemaakt.

Journalisten moeten altijd streven naar volledigheid en alleen daarom al zouden ze zich hard moeten maken voor het openbaren van het hele OMT-advies (het advies dat de experts elke keer geven voordat de regering maatregelen neemt). Nu zijn er steeds wat lekken, komt er een persconferentie, vertellen Rutte en De Jonge wat en dan is er tijd voor een paar vragen. Pas daarna komt er uitleg over het advies van het OMT waar dan geen vraag meer over gesteld kan worden. Scheidend OMT-lid Diederik Gommers deed een boekje open en vertelde bij Radio 538 dat het kabinet ‘wel heel losjes omgaat met zich beroepen op het OMT’. Het liefst zou hij de vergaderingen openbaar willen maken zodat burgers, journalisten en Tweede Kamerleden kunnen controleren op basis waarvan het kabinet besluiten neemt.

Precies dáár ligt ons werk: het proces beschrijven op basis van de feiten en niet op basis van gespinde kruimels.

Ongemak 3: Te veel vertrouwen in de politieke autoriteiten

Code zwart was vlak voor Sinterklaas 2021 in zicht. Artsen drukten mensen op het hart zich aan de coronaregels te houden. Ook de voorzitter van de verpleegkundigenvereniging sprak zich uit: ‘Als het zo doorgaat, duurt het niet lang meer voor we in code zwart zijn.’ Dit werd in de Tweede Kamer onderschreven door hoofd van de IC-artsen, Diederik Gommers. De Jonge claimde intussen dat de zorg daar ‘nog lang niet’ was, want de 1350 bedden van de intensive care waren nog verre van gevuld. Alleen wáren die bedden er helemaal niet wegens een tekort aan personeel.

Televisiekijkers werden meegezogen in een spelletje welles-nietes. Aan de talkshowtafels ging het vooral over de door de regering gezaaide verwarring over terminologie (wel of geen code zwart?). Terwijl in de echte wereld kanker- en hartpatiënten voor cruciale operaties werden afgebeld, vertelden de politiek duiders op televisie een enerzijds-anderzijdsverhaal. Het was allemaal óók ‘heel frustrerend voor het kabinet’.

Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing nam de semantische spielerei op de hak: ‘Antraciet, donkergrijs, nachtblauw van mijn part: alles is beter dan die paniek­zaaierij.’ Het is een rookmachine die wereldvreemde termen produceert zoals ‘intelligente lockdown’ en ‘zachte lockdown’. Journalisten gniffelen erom, maar schrijven het wel keurig op.

Pure promopraat dus. En in plaats van het taalkundige gekonkelfoes door te prikken in nieuwsberichten, neemt de parlementaire pers de promopraat van het kabinet vaak over, en spreekt daarmee de taal van de zittende macht. Vaak wordt pas later in columns of in analyses duidelijk wat nu écht achter al die praatjes zit. Als het al wordt doorgeprikt.

In de evaluatie van de Raad van State van de eigen rol in het toeslagenschandaal erkende de hoogste bestuursrechter dat ze te makkelijk vertrouwde op de informatie van de overheid, die lang niet altijd compleet was. ‘De rechter moet kritischer doorvragen’, was een van de conclusies. Dat geldt óók voor journalisten. Te vaak is er een persconferentie over een dik rapport dat zij pas een half uur van tevoren krijgen, waardoor de ruimte voor kritische vragen nul is. Te vaak pikken journalisten dat gewoon. Gezond wantrouwen wordt vaak als aanmatigend ervaren, als een persoonlijke aanval zelfs. In de Nederlandse poldercultuur is vaak geen plaats voor al te veel kritiek, want iedereen wil ‘de relaties goed houden’.

Ongemak 4: Spindoctors weten precies wat journalisten willen

‘Ik ga jullie helpen jezelf weg te zetten als merk,’ riep de uitgever enthousiast op een redactievergadering. Dat wordt steeds meer de norm. Journalisten moeten nadenken over social media presence, zichtbaarheid en het opbouwen van een community. Ze moeten multimediale duizendpoten zijn die − tussen het tegels lichten door − dat ook nog eens briljant kunnen opschrijven. Ze moeten vloggen en bloggen, Kamervragen ontlokken en daarover dan ook nog eens ’s avonds kunnen aanschuiven aan een talkshowtafel. Hoewel Kamervragen haast net zo vergankelijk zijn als Twitter-ophef en talkshowtafels, heeft dat volgens hoofdredacties impact (hét modewoord binnen de journalistiek).

Traditiegetrouw weten alle hoofdredacteuren dat Den Haag levert, sneller dan de andere redacties. Er ligt altijd wel een nieuwtje ergens klaar om te worden opgepikt, er is altijd wel een conflict ergens over. En ja, voorlichters wéten dat de Haagse redacties dé hofleveranciers van de media zijn, dus die hebben altijd wel iets liggen. Ze weten ook precies wie wat graag wil hebben. Voorlichters spelen daarop in: ‘Hoi, ik weet dat je druk bent, maar deze brief komt eraan, en op pagina 6 staat een interessante alinea.’ Een spindoctor vertrouwde ons eens toe dat deze truc bijna altijd werkt: het wordt dus een nieuwtje: ‘Gewoon copy-paste.’

Wie voor het eerst als duider optreedt in een talkshow krijgt ineens telefoontjes van de belangrijkste spindoctors van partijen ‘die nog even iets willen meegeven voor je analyse’. Zo’n telefoontje gaat, kunnen wij uit ervaring vertellen, vaak níét over inhoud.

Aandacht voor de poppetjes

Als politici komen, zijn de voorwaarden dichtgetikt. Toch controleren journalisten elkaar ook op het beeld. Zodra de redacteur van een talkshow aan de telefoon hangt, wordt altijd gevraagd of je iets kunt zeggen over de willekeurige nietszeggende ophef van de dag en de hypothetische gevolgen daarvan voor de politieke hoofdrolspeler van de dag. Denk je dat Mark Rutte premier kan blijven? Hoe vind je dat Hugo de Jonge het doet, is de kritiek terecht?

De achteloosheid van inhoudelijke ballotage aan de radio- en tv-talkshowtafels zegt alles. ‘Veel aandacht voor de poppetjes, vermeende strategieën, al dan niet anonieme afrekeningen en persoonlijke drama’s. Alsof we in een Nederlandse (Lower) House of Cards zitten,’ verzuchtte hoogleraar politicologie Tom van der Meer op Twitter. De populaire Netflix-serie zet volgens de hoogleraar namelijk ‘macht(slust) centraal. Vooral dat laatste zie ik nu te veel in NL duidingen. En te weinig beleid, structuren, ideeën.’

Journalisten komen maar wat graag babbelen over de poppetjes en strategieën. We zijn dol op opinies en duidingen. Vooral die van onszelf. Dat concludeerde wijlen Jan Blokker al jaren terug in het boek Nederlandse journalisten houden niet van journalistiek (2010). En het is niet minder geworden. Het aantal columns in dagbladen explodeerde. In het coronajaar 2020 verschenen in Op1, volgens de telling van onderzoeksbureau Nieuwsmonitor, 310 journalisten, 258 experts, 184 ‘mediapersoonlijkheden’ (een presentator die het eigen programma komt pluggen of een volkszanger wegens stem van het volk) en 159 politici.

Als die politici er niet zitten, dan leggen de duiders het beleid uit. En dat is verdomd handig als het een zeer vervelende kwestie betreft en de politicus geen zin heeft in lastige vragen, erkende Van der Wulp in zijn podcast. ‘We zitten daar vaak als politici niet willen,’ zei hij. En mensen gaan je dan toch te veel ‘identificeren’ met de macht. Een week later zei hij dat het allemaal niet nieuw was. Vroeger, toen hij laat mocht opblijven, zat Frits Wester van RTL Nieuws óók bij Barend en van Dorp omdat politici niet wilden. En in die uitspraak zit volgens ons de oplossing.

De oplossing

Want eerlijk is eerlijk, kritiek op de parlementaire pers is zo oud als de Haagse kaasstolp zelf.

In de jaren negentig beschreef buitenstaander Jean-Pierre Geelen in het boek Het Haagse huwelijk al hoe pers en politiek tot elkaar veroordeeld waren. Rond 2007 schreef buitenstaander Peter Middendorp vernietigende columns in dagblad De Pers waarin hij liet zien hoe journalisten te weinig afstand hielden: ‘De journalistieke belangstelling richt zich op de choreografie van de macht. Ophef, consternatie, ruzies.’ Kort daarna verwonderde Joris Luyendijk zich in Je hebt het niet van mij, maar… over de Haagse biotoop waarin politici, journalisten, voorlichters en lobbyisten vaak minder zeggen dan ze weten.

Maar daarom hoeft het nog niet zo te blijven.

Toen Frits Wester bij Barend en Van Dorp zat (twintig jaar geleden) stond politieke pr nog in de kinderschoenen. Journalisten konden nog bewindspersonen bellen zonder dat er een voorlichter met een gelikt verhaal tussen zat. Het spoor van nieuwskruimels werd minder gericht uitgezet en nieuwsconsumenten werden nog niet de hele dag met lekken en lekjes om de oren geslagen.

Nu wordt de anonieme bron in Den Haag ingezet voor álles. Overal duikt hij op en vrijwel nooit om een echte misstand aan te zwengelen, maar bijna altijd om een eigen agenda erdoorheen te krijgen of gewoon om iemand zwart te maken. Zo schrijft Telegraaf-commentator Wouter de Winther (gezien als een man die reputaties in Den Haag kan maken en breken) in zijn column over een minister die volgens anonieme collega’s ‘hysterisch’ was, en voert Tom-Jan Meeus (de invloedrijke columnist bij NRC) anonieme adviseurs op om de strubbelingen van het landsbestuur te beschrijven.

Natuurlijk zijn deze kijkjes in de keuken smullen voor politieke junkies. Maar al kun je het verpakken in allerlei chique termen en er gewichtig over doen, feitelijk verschilt het hitsig uitwisselen van de laatste politieke pikanterietjes onder de streep inhoudelijk weinig van de laatste liefdesperikelen tussen Dreetje en Monique in de Story.

Wij zijn ervan overtuigd dat een ingewijdenvrije parlementaire journalistiek mogelijk is. Zonder ditjes en datjes rondom ‘hoofdrolspelers’. Zonder onderdeel van ‘het spel’ te zijn. Zonder goedbedoelde ‘tips’ van spindoctors die ‘even iets willen meegeven’ (doei, Kees Berghuis). Zonder jezelf het uiterlijk en het idioom aan te meten van de politici die je interviewt. Zonder vooraf uitonderhandelde interviews en zonder ingestoken reconstructies.

Daarom gaan wij de komende tijd voor Vrij Nederland naar Den Haag. We kunnen tenslotte zelf prima wetteksten lezen, Kamerleden daarover bevragen en praten met burgers die ermee worden geconfronteerd. Het primaire product van Den Haag is tenslotte wetgeving. Dát is wat burgers (en dus ook onze lezers) van dag tot dag raakt. Het effect van een online kussenshoppende Kaag op het leven van burgers is − zo durven wij wel te stellen − nihil.

We zijn benieuwd of onze overtuiging over een paar jaar nog staat als een huis, of dat we van een koude kermis thuiskomen. We zullen het zien. We hopen in elk geval dat jullie, lezers, samen met ons dit veld­experiment aandurven.