Er is een moment in Troost in filosofie dat je de allegorische figuur Filosofie naar de hel wenst. Zij is dan op bezoek bij het alter ego van Boëthius dat, net als de echte Boëthius tijdens het schrijven van het boek, in de gevangenis zit. Ook al was hij zijn naaste raadgever, hij is door koning Theoderik van Italië van landverraad beschuldigd.

Het moment doet zich voor wanneer Filosofie een rijtje deugden en ondeugden aan het aflopen is waarvan zij de meeste in de morele prullenmand laat verdwijnen. Rijkdom, roem, prestige, schoonheid, macht, autonomie, lichamelijk genot: geen van alle brengen ze de gelukzaligheid dichterbij, integendeel, stuk voor stuk wordt hun soliditeit door Filosofie ondergraven.

Ze maken nooit waar wat ze beloven. Rijkdom is verdacht, zorgt voor jaloezie en is uiterst vergankelijk. Roem is een wisselvallig bezit. Prestige maakt je afhankelijk van anderen. Macht is onveilig. (Koningen kennen meer ellende dan geluk). Schoonheid is kortdurend. Autonomie is...