David Hockney heeft zijn hoogsteigen Eckermann, iemand die regelmatig lange gesprekken met hem voert aan de hand van zijn leven en werk. Iemand die amechtig achter een gerenommeerd kunstenaar aan hobbelt en elke futiliteit registreert zou heel vervelend en ijdel kunnen zijn, maar dat is niet het geval bij Hockney.

In hun eerste boek, A Bigger Message: Conversations with David Hockney (2011) bespreekt Martin Gayford zijn werk in uitvoering en grijpt terug naar wat er eerder is gebeurd. Als ze niet fysiek bij elkaar in de buurt zijn, houden ze contact per mail, FaceTime en de telefoon. Gayford fungeert als klankbord en soms als tegenpool. Hockney stuurt zijn werk met de computer of iPad naar hem op. Mocht Hockney daar zelf al niet mee komen, dan daagt Gayford hem wel uit om zijn ideeën over zijn werk en de schilderkunst in het algemeen uit de doeken te doen. Zoals het terugkerende onderwerp van het centraal perspectief, het verdwijnpunt op schilderijen sinds de renaissance. Daar wil Hockney voor zijn eigen werk vanaf.

Hockney is zelf ondertussen niet bepaald onmachtig als schrijver en als chroniqeur van zijn eigen leven en werk. Hij schreef in 1976 al zijn eerste schilderkunstige autobiografie David Hockney by David Hockney. Hij had ook groot aandeel in Hockney Paints the Stage, het boek uit 1983 over de fantastische decors die hij maakte voor opera’s als The Rake’s Progress, Ubu Roi en Die Zauberflöte. In 1993 ging hij verder met zijn autobiografie in That’s the Way I See It. In 2002 publiceerde hij Secret Knowledge over zijn ontdekking dat de oude meesters (Caravaggio, Velasquez, Van Eyck, Leonardo, Vermeer) in de zeventiende eeuw volgens hem gebruikmaakten van spiegels en lenzen (een ‘camera lucida’) om de lichtval te bepalen en voor de juiste compositie te zorgen. Dat was in zijn ogen een goed bewaard geheim geweest.

ongebroken creativiteit

Hockney’s Eckermann Martin Gayford werd bekend door Het gele huis, zijn boek over het huis in Arles waar Van Gogh negen weken met Gauguin woonde. Tijdens het werken aan A Bigger Message merkte Gayford dat Hockney zo veel van schilderkunst wist dat hij besloot met hem in gesprekken door de geschiedenis van de schilderkunst te gaan. Dat werd A History of Pictures.

‘I’m living in the middle of my subject. It’s spectacular. It’s just ravishing’ zegt Hockney tegen Gayford, omgeven als hij is door alles wat hij met een zekere wellust schildert.

Er bestaat inmiddels een kleine bibliotheek aan boeken van en over Hockney. Het aantal catalogi van tentoonstellingen is niet meer bij te houden. Hij is zo bekend geworden dat hij een hekel heeft aan zijn eigen populariteit. Het veiligstellen van zijn ongebroken creativiteit (hij is 85) is het enige dat hem interesseert.

Vandaar dat hij zich na de tentoonstelling The Arrival of Spring in het Van Gogh Museum eind 2019 terugtrok in Normandië. Daar, ‘opgesloten in het paradijs’ (ook door corona) betrok hij La Grande Cour, een huis annex studio met anderhalve hectare land, bomen, riviertjes en schitterende uitzichten. Zijn verblijf daar zorgde vanaf de lente van 2020 voor een explosie van werkdrift, in 2021 uitmondend in de tentoonstelling A Year in Normandie, die te zien was in de Orangerie in Parijs. Daar toonde hij het resultaat in de vorm van een veertig meter lang aaneengesloten Normandisch landschap, zonder enig verdwijnpunt. De catalogus kreeg de vorm van een uitklapbare harmonica.

Spring Cannot be Cancelled werd het prachtige boek waarin Gayford en Hockney gesprekken voeren over die lente, zomer, herfst en winter in Normandië, aangevuld met vele mooi afgedrukte uitsnedes van het veertig meter lange gevarieerde landschap. In de Orangerie kon je er langs lopen zoals langs het Tapijt van Bayeux.

Hockney op zijn best

‘I’m living in the middle of my subject. It’s spectacular. It’s just ravishing’ zegt Hockney tegen Gayford, omgeven als hij is door alles wat hij met een zekere wellust schildert: een solide vakwerkhuis annex studio met rode daken, een grote variëteit aan bomen, struiken, fruitbomen, klimbomen, lentebloesems, paden, weggetjes, kale bomen, volle bomen, grasvelden, weerspiegelingen in vijvers, sloten, poelen, watervalletjes, heuvels, gevallen bladeren, alle soorten groen, het huis verborgen achter een boom in bloei, de wolken niet te vergeten, bomen alleen, bomen in een rijtje, regen. Zonsopgangen. Nachtelijke luchten.

Het beheerste plezier waarmee Hockney gedurende het jaar 2020 in Normandië aan het schilderen was, is de uitdrukking van zijn opvatting dat hier het lustprincipe aan het werk is.

Het is een lente en een zomer die Hockney niet gauw zal vergeten. Hij heeft wel vaker buiten geschilderd: landschappen rond Los Angeles, de Grand Canyon, de omgeving van zijn geboorteplaats Bradford, de bomen en bossen van East Riding of Yorkshire. Een deel van die schilderijen kwam voort uit een opdracht die hij zichzelf had gegeven, geïnspireerd door de uitspraak van Picasso ‘ik zoek niet, ik vind’. Dat wil zeggen, hij moest niet zitten treuzelen, hij moest aan de slag gaan. Een gevaarlijke uitspraak van Picasso. Er kwam bij Picasso en Hockney wel eens werk uit voort waar het vuur van het zoeken aan ontbrak.

Dat kun je van het Normandië-landschap niet zeggen. Dit is Hockney op zijn best. Zijn kleurgebruik is aanzienlijk gedempter dan de popartkleuren die hij voor de bossen van Yorkshire gebruikte. Zijn handschrift is veel losser, vloeiender en levendiger. Het werken met de vele kleuren van de iPad zorgt meteen voor een enorme variatie aan groenen. Vier of vijf velden achter elkaar met andere groene vegetatie is geen uitzondering. Hockney schildert bijna alles met nuances van groen, strategisch afgewisseld met geel of bruin geworden bladeren, witte of kleurige bloesems, donkere bladerloze bomen waarvan de takken labyrintisch op en door elkaar heen lopen (higgledy-piggledy, zeggen de Engelsen). Volle bomen krijgen ronde, puntige, driehoekige vormen en steken af tegen de witte wolken of een blauwe lucht. Een riviertje werkt als spiegel voor de struiken en bomen en loopt uit op een kleine waterval. In oktober, wanneer de herfst met zijn kleurdoos klaarstaat, is Hockney erbij met het schilderen van een flinke variatie aan gevallen bladeren, het gras en het mos is ermee bezaaid, elk blaadje afzonderlijk geschilderd.

Het beheerste plezier waarmee Hockney gedurende het jaar 2020 in Normandië aan het schilderen was, is de uitdrukking van zijn opvatting dat hier het lustprincipe aan het werk is. Kunst die ertoe doet kan niet niet zonder het lustprincipe, zegt hij. Het is in de Engelse kunst vaak afwezig. Daarin treft hij juist ‘bosiness’ aan en puritanisme. Dat is heel wat anders dan de ‘French touch’ van Matisse en Dufy bij wie Hockney zich thuisvoelt. Die kunnen je een ‘aesthetic thrill’ geven die maakt dat je anders om je heen gaat kijken.

Maar het lustprincipe staat bij Hockney niet alleen. Tegelijk doet hij iets dat het lustprincipe onder druk zet: ‘I like to make life difficult for myself’, zegt hij. ‘Als je iets van waarde wilt maken moet je niet bang zijn’. Met zijn lustprincipe keert Hockney zich duidelijk af van Marcel Duchamp, die een afschuw had van ‘sensueel aantrekkelijke’ kunst. Met zijn veertig meter landschap van Normandie heeft Hockney het schilderen van landschappen een verfrissende wending gegeven, modern, sensueel aantrekkelijk mag je wel zeggen, maar ook met een ‘lucid intelligibility’ zoals Gayford zegt.

Dat komt ook door het gebruik van de iPad. Daarmee heb je een aanzienlijk gevarieerder kleurenpalet bij de hand dan de grootste doos met tubes water-of olieverf. Het zijn ook kleuren die, om het maar eens cryptisch te zeggen, een iets helderder kleur lijken te hebben dan een gewoon palet. Hockney windt het in ieder geval op: ‘I will always remember the spring of 2020’.

Spring Cannot be Cancelled door David Hockney en Martin Gayford is uitgegeven door Thames and Hudson, € 20,-.