Deze column is er ook als audio.

‘Misschien zijn we ook wel zeikerds,’ verzuchtte een vriend boven zijn zelfgemaakte pindasoep over de winst van de PVV en de haat naar links in het algemeen. Hij is gay, staat voorop in de strijd tegen seksisme, racisme, het patriarchaat, voor homorechten en loopt mee met menig protest op de Dam. Net als ik. Slurpend en meanderend: ‘We strijden steeds tegen iets dat weer niet mag. Zwarte Piet, vlees eten, vliegen, schelden, homofobie: allemaal dingen die niet meer mogen. We zijn misschien gewoon niet zo leuk.’

Het gaf me te denken: ik streed een paar jaar geleden tegen Youp van ’t Hek omdat hij het woord pisnicht gebruikte. Schelden en grappen met het woord homo of nicht, van mij mag het niet. Heb ik onbedoeld bijgedragen aan de haat tegen links omdat ik op elke slak zout leg?

De verkiezingsuitslag baarde ons allebei zorgen, maar trof ook ons zelfbeeld. In onze ogen waren we altijd sympathieke jongens en heeft links een mooi verhaal: we strijden voor de rechten van minderheden en voor een beter klimaat. Maar ons zelfbeeld correspondeert helemaal niet met een ander beeld van links: dat van een moreel verheven schooljuf die je continu op de vingers tikt. Een juf waar geen lol mee valt te beleven. ‘Mensen zijn ons beu, misschien hebben we het te ver gepusht.’ We roerden verloren in de soep. ‘Lekker, die tofu erin,’ zei ik nog.

De strenge juf krijgt de klas niet meer mee. Ze is weggepest door de bully van de klas.

Ik moest denken aan de periode waarin ik in Laak woonde, een vergeten wijk in Den Haag die hoog scoort op de lijstjes van armoede, criminaliteit en eenzaamheid. Ik werkte voor een tv-serie als maatschappelijk werker en bezocht eenzame ouderen, schimmelwoningen en mensen in nood. De ene situatie was nog schrijnender dan de andere. Met eigen ogen zag ik de impact van ons verschraalde sociale vangnet. Achter de voordeuren heb ik geen enkele linkse stemmer ontmoet, terwijl de linkse partijprogramma’s vrijwel naadloos aansluiten bij de economische en sociale behoeften van de bewoners. Maar links was hier symbool geworden van de kloof tussen arm en rijk, tussen de elite en het volk. Links smaakte hier als bedorven chocolademelk.

Ik zag mezelf hier aankomen met minder consumeren, minder vliegen, minder schelden. Homorechten, bio-industrie, klimaatcrisis: in deze thema’s zat geen antwoord op hun terechte boosheid op de overheid en hun onvrede over de toenemende armoede en verschraling van de wijk. Ze maakten die boosheid alleen maar groter.

Extreemrechts sprong in het gat dat links had laten liggen en groef het driftig uit. Hun leugenachtige antwoorden echoden hier op elke hoek van de straat: ‘De buitenlanders pikken alles in.’ ‘De lhbtqi+’ers zorgen voor verzwakking van onze samenleving.’ Genoeg om weer de Dam op te gaan met spandoeken. Maar de strenge juf krijgt de klas niet meer mee. Ze is weggepest door de bully van de klas. Elke poging tot verbinding die ze nog doet, is een bewijs van haar onkunde en zet de boel onder spanning. Dat is haar tragische lot. Terwijl discriminatie en homofobie weer aanzwellen, de klimaatcrisis nijpender wordt en de maatschappij harder, staan we met de rug tegen de muur. Hoe sla je nog een brug als je in de hoek bent gedreven?