Terwijl afgelopen weekend steeds gruwelijkere berichten binnenkwamen over de terreuraanval van Hamas in het zuiden van Israël, over opgejaagde en neergeschoten festivalgangers, ouders die voor de ogen van hun kinderen werden doodgeschoten, lichamen die door de straten van Gaza werden gesleurd en bespuugd, vlamde in Nederland een hevige discussie op over de vraag welke vlag er moest worden gehesen op het stadhuis als teken van solidariteit. Nadat burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam had besloten de Israëlische vlag niet te hijsen om polarisatie in zijn stad te voorkomen en in plaats daarvan de Rotterdamse vlag halfstok te hangen, hagelde het kritiek. Dat uitgerekend Aboutaleb, de man die als PvdA-wethouder in Amsterdam al de woede van zijn islamitische achterban had getrotseerd na de moord op Theo van Gogh en die als burgemeester na de aanslag op Charlie Hebdo hard had uitgehaald naar moslims die weigerden afstand van de terreurdaad te nemen – ‘Rot toch op!’ – deze keer door de knieën was gegaan om mogelijke onrust te bezweren, zou een halfhartige daad zijn, sommigen hadden het zelfs over zijn ‘morele failliet’.
Column
Een klein gebaar kan van grote betekenis zijn
De discussie over het hijsen van vlaggen na de terreuraanval van Hamas lijkt misschien parochiaal, schrijft Thijs Broer, maar raakt wel degelijk aan fundamentele vragen: zijn we als samenleving in staat tot werkelijke betrokkenheid met de slachtoffers aan beide zijden van het conflict, of laten we ons leiden door botte simplificaties?
