De rechter heeft bepaald. De komende jaren mogen boswachters duizenden damherten afschieten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. In 2013 schreef Paul Teunissen al over de dieren. ‘En dát wilt u doodschieten?’

Ze zijn met veel te veel en zorgen voor overlast. Dus moeten 1400 van de 2000 herten in de Waterleidingduinen dood.

Ook vandaag zijn ze weer in aanzienlijke aantallen aanwezig in het bosrijke deel, vlakbij ingang De Oase van natuurgebied De Amsterdamse Waterleidingduinen. Als je ze wilt ontlopen, moet je een paar kilometer verderop gaan. Zover komen ze niet met hun stokken en hun rode en blauwe jassen die lang na het verscheiden van de bezitter hun bijtend heldere kleur behouden.

Het groepje vijfenzestigplussers treft Jan-Piet Heeremans, sinds twintig jaar boswachter in de duinen. Een nuchtere man. Buiten de poort drentelt een damhert, een mannetje met een imposant gewei, onrustig heen en weer.

‘Het wil naar binnen,’ zegt een van de hikers. ‘Doe de poort open.’ Een ander gaat erop af. ‘Maar het wildrooster dan?’ Nu kijken ze naar Jan-Piet, benieuwd hoe hij het hert naar binnen gaat halen.

‘Dat lukt niet,’ zegt Jan-Piet. ‘Als hij de insprong verderop niet weet te vinden, dan zal hij binnenkort worden afgeschoten.’

‘Afgeschoten?’

‘Buiten het hek geldt de nuloptie.’

De hikers draaien zich naar de boswachter. Het ontzag dat ze voor hem hadden gaat over in argwaan. Maakt hij een grapje? Dat prachtige, levenslustige hert, maar een paar meter van zijn veilige reservaat verwijderd, zo’n beest afschieten? Daar zullen ze hun hikestokje wel even voor steken. Ze zijn met tien, wonen in de villawijken van Bloemendaal en Zandvoort die tegen het duin aan schuren. Het is hún achtertuin. En die herten zijn ook hún herten. Even lijkt het idee te groeien om een levend schild tussen het weerloze dier en de boswachter te vormen. Die mag dan wel een wapen in zijn auto hebben liggen, maar zo ver zal hij toch niet gaan?

Ze aten de viooltjes uit de tuinen en de bloemen op de begraafplaatsen.
‘Eerst richten we op jullie, zodat we het hert zonder pottenkijkers kunnen omleggen.’ Jan-Piet lacht hardop. Direct gevolgd door nerveus gehinnik van de hikers. Samen met Jan-Piet reed ik het hele gebied rond. Met een vaartje van vijftien kilometer per uur waren we zo een paar uur onderweg door het grootste aaneengesloten natuurgebied van West-Nederland, eigendom van de gemeente Amsterdam. Overal waren herten. Roedels van twintig met een mannelijke leider. Soms lagen ze vijftien meter van ons vandaan, op hun zij tussen de bomen, een hinde en haar jong, de oren wijdt. Al herkauwend namen ze ons op. Natuurlijke vijanden zijn er niet. De vos is te klein voor de hertenkalfjes. En van de mens hebben ze niets te duchten. Al bijna twintig jaar wordt er in de Waterleidingduinen niet op ze gejaagd. De angst lijkt uit hun systeem verdwenen.

Dreigende geweien

Midden jaren negentig leefden er honderd damherten in de Amsterdamse Waterleidingduinen. Veelal uit particuliere parkjes ontsnapte of losgelaten dieren. Nu zijn het er tweeduizend. Over anderhalf jaar, met twee nieuwe geboortegolven, zullen het er drieduizend zijn. En zo verder. Maar in september besloot de gemeenteraad van Amsterdam dat er iets aan gedaan moet worden. En dat ‘iets’ is geen goed nieuws voor de herten. Ecologen hebben berekend dat er maximaal zeshonderd herten in de Waterleidingduinen kunnen leven zonder dat dit leidt tot flinke hongersterfte in de winter.

Met het groeien van de populatie nam het aantal aanvaringen tussen hert en mens hand over hand toe. Vanaf 2009 begonnen de omringende gemeenten Zandvoort en Bloemendaal deze te registreren. Aan de zuidkant van het gebied kwamen meldingen van tuinders. Een beetje hert kan zich binnen een paar uur te goed doen aan honderd bloembollen. Zo’n roedel vreet een half veld kaal, à zestig cent per bol. Reken maar uit wat dat kost.

Buurtbewoners – vooral vrouwelijke liefhebbers van tuinieren, verdiept in het bijknippen van de buxushagen – zagen zich ineens omringd door een groep herten, waarvan sommige met dreigend grote geweien. Er werden hoefafdrukken aangetroffen in het zitkamerparket. Waren de dieren via de openstaande tuindeuren binnen gekomen om het fruit op de eettafel weg te werken. In de avonduren trokken groepjes herten – vaak jonge mannetjes die net onder de hoede van de hinde vandaan waren – brutaal de woonwijken in. Ze aten de viooltjes uit de tuinen en ook de bloemen op de begraafplaatsen werden niet gespaard. Diezelfde losgeslagen jonge mannetjes werden in onmogelijke posities aangetroffen, met hun gewei verstrengeld in het prikkeldraad of in de doelnetten op het voetbalveld.

Een bloederig gedoe

Bij de overtocht naar de voedselrijke gronden stuitten de herten met enige regelmaat op de Volvo van een lokale bewoner. In 2012 steeg het aantal jaarlijkse aanrijdingen tot vijfentachtig. Niet zelden stapte de geschrokken bestuurder uit zijn auto en knielde hij berouwvol neer bij het hert, gadegeslagen door een groeiende groep wandelaars, fietsers en leden van de actiegroep Bijvoeren Herten. Allen bedacht op eventueel verwerpelijk handelen, zoals het met de schoenpunt betasten van het hert.

Boswachter Jan-Piet Heermans. Foto: Isabella Rozendaal
Boswachter Jan-Piet Heermans. Foto: Isabella Rozendaal

De ingeseinde boswachter – meestal Jan-Piet, die om de hoek woont – moest dan opdraven. Ze verwachtten dat hij de boel zou oplossen, zou constateren dat het slechts een gekneusde enkel was en dat het dier binnen een paar dagen weer vrolijk door de duinen zou huppelen. Maar zo was het natuurlijk nooit. Het dier had een of meer poten gebroken, een heupfractuur, inwendige bloedingen veroorzaakt door gescheurde ingewanden. Een hert op zo’n Volvo-bumper – berekend op de Scandinavische eland, een dier dat het tienvoudige van een hert weegt – dat was een ongelijke strijd.

En alsof het niet erger kon, wist zo’n dier soms overeind te komen en probeerde het al strompelend weg te vluchten, zodat Jan-Piet er achter aan moest.

De gearriveerde politie spoorde de omstanders altijd meteen aan hun weg te vervolgen, zodat Jan-Piet het dier in relatieve rust uit zijn lijden zou kunnen verlossen. Met een mes zou dat het veiligst zijn, maar zo’n hert wilde blijven leven en begon ondanks alle kwetsuren hevig tegen te stribbelen. Het kon een bloederig gedoe worden als je het in het hart probeerde te raken. Dus nam Jan-Piet meestal het geweer en hielp met een goed gemikt schot van tien meter afstand het dier uit zijn lijden. Op een of andere manier was dat acceptabeler voor mensen, zo’n schot dat klonk, een hert dat zijn kop boog en stopte met ademen.

Het hekwerk

Door de incidenten klonk de roep om actief beheer van de hertenpopulatie steeds luider, maar de gemeenteraad van Amsterdam gaf de voorkeur aan een alternatieve oplossing. Er moest een hek rond de Waterleidingduinen komen. Nog vóór de winter van 2012 werden de laatste hekken geplaatst, in totaal twintig kilometer lang, 2,40 meter hoog, met een paar insprongen, ingenieuze systemen die het herten buiten de afrastering mogelijk moesten maken om zich bij hun soortgenoten te voegen. Bij de grond werden openingen gemaakt, zodat egels, fazanten en vossen vrijelijk konden passeren. Alleen aan de strandzijde kwamen geen hekken, zodat de sluwere leidhindes met hun gevolg de strandroute kozen om zich alsnog op de vuilniszakken in Zandvoort te storten.

Het hekwerk had vorige winter ingrijpende gevolgen voor de herten aan de binnenzijde. Met name voor mannetjes, buiten de structuur van een roedel en met een uitputtende bronsttijd achter de rug. Ze hadden geleerd dat ze in de schrale wintermaanden terecht konden op de akkers, maar nu kwamen ze, oog in oog met de voedselrijke weiden buiten het hekwerk, van honger aan hun eind.
Langs het hek loopt de eeuwenoude beukenweg die de landgoederen langs de kust met elkaar verbindt. Op deze geliefde wandelroute stuitten de wandelaars op de stervende of inmiddels gestorven herten. Normaal legden de boswachters een levenloos dier wat verderop achter de struiken, maar nu vond de sterfte in dergelijk grote omvang plaats dat ze niet altijd in de buurt konden zijn.

Foto: Isabella Rozendaal
Foto: Isabella Rozendaal

Het was sommige medewerkers bij Waternet een doorn in het oog dat belangengroeperingen en Amsterdamse politici steeds maar riepen dat er geen hertenprobleem was in de duinen en dat het allemaal best ging zo, nu met dat hek. O ja? Nou dan moesten ze maar eens komen kijken. In de winter van 2012, toen de kou aanhield tot ver in maart, stierven er tweehonderd herten in de Waterleidingduinen. De ophef was zo groot dat, toen de eerste signalen van verhongering zich aandienden, er burgers in actie kwamen.

Heuse guerilla

Even buiten het centrum van Zandvoort ontvangt dierenvriend Tonny Haak samen met zijn tachtig kilo wegende bordeauxdog in zijn rijtjeswoning. Haak legt uit dat het dier overdag poeslief is, maar na zonsondergang verandert in een meedogenloze waakhond die je zo aan stukken scheurt. Want wat van hem is, is niet van een ander.

Een fazantje, konijntje en zelfs een hertenbiefstuk op zijn tijd wil er bij Haak best in, maar zoals er met die herten in de duinen werd omgesprongen, daar kon hij niet mee leven. Ze sloten die dieren op achter een hoog hek en lieten ze verhongeren. Hij kreeg zoveel steunbetuigingen dat hij een actiegroep startte, inclusief website en bankrekening. Niet alleen van mensen hier uit het dorp, maar ook van buiten, uit de grote villa’s in Bloemendaal. Een paar duizend euro haalden ze op, en daar kochten ze hooibalen, hertenbrokken en kruiwagens vol met wortelen van. Dat brachten ze in kleine groepjes de duinen in. Het was heuse guerrilla, zegt hij. Ze gingen posten bij de boswachtershuizen en seinden elkaar in wanneer er eentje op pad ging. Dan moesten ze snel de duinen uit.

‘Overal waar de mens ingrijpt, krijg je trammelant. Door al die dode herten hadden de vossen enorm veel te eten. Deze lente waren er enorm veel vossennesten. Heb je weer een vossenoverschot.’

O wee als hij deze winter wéér een verhongerend hert ziet. Dan zet hij de hele boel weer op touw. Gaan ze weer met kinderwagens de duinen in, helemaal vol met hertenbrokken. Dekentje erover. Geen boswachter die het opvalt.

Met hoeveel ze zijn, wil Haak niet zeggen, maar ze staan klaar en zijn bereid ver te gaan. ‘Als het moet, dan gaan de hekken om,’ aldus de vierenzestigjarige hartpatiënt.

Die vossen aten al die dode herten op. Heb je weer een vossenoverschot.

Natuurbrug

Op 7 juni van dit jaar kwam een bont gezelschap bijeen in de ambtswoning van de burgemeester van Amsterdam: Carolien Gehrels, Amsterdams wethouder en eerstverantwoordelijke voor de Waterleidingduinen en haar herten; de gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, de burgemeester van Bloemendaal, twee hoogleraren – een in de ecologie, een in natuurbeschermingsrecht – diverse voorzitters van dierenverenigingen, aangevuld met enkele adviseurs, directeuren en sectormanagers. Op de agenda stond de damhertenkwestie.

De hertenpopulatie begon het terrein te beïnvloeden, en niet alleen door de ophef over de massale sterfte in de winter. De Waterleidingduinen zijn een door de Europese Unie erkend Natura 2000-gebied. In ruil voor een flinke subsidie moet de beheerder ervoor zorgen dat bestaande, soms zeldzame soorten flora en fauna blijven voortbestaan. Maar damherten zijn bijvoorbeeld dol op de bast van de schaarse kardinaalsmuts. Als de hertengroei zo doorzet, kunnen ze bloeiplanten gaan bedreigen. Wat betekent dat vlinders en insecten die afhankelijk zijn van die planten ook in het gedrang komen.

Een ander probleem was de naderende voltooiing van de natuurbrug – kosten: negen miljoen euro – die de Waterleidingduinen zou verbinden met de Kennemerduinen, zodat er op termijn een aaneengesloten natuurgebied zou ontstaan van Noordwijk tot aan het Noordzeekanaal. In de Kennemerduinen was de hertenpopulatie door actief beheer op een aantal van vierhonderd gehouden. De beheerders, bang voor massale migratie van de damherten, eisten dat de natuurbrug gesloten bleef tot er iets aan de herten in de Waterleidingduinen zou zijn gedaan.

Anticonceptie

Ecologen van Waternet waren door de jaren heen diep doordrongen geraakt van de Amsterdamse afkeer voor het doden van gezonde herten en zochten naar oplossingen. Zo werd er geëxperimenteerd met anticonceptiemiddelen. Deze dienden oraal toegediend te worden. Moesten ze die beesten gaan vangen. Damherten zijn slim, vliegen niet als bange hazen in een net, maar rennen honderd meter en gaan weer staan kijken. Op zo’n uitgestrekt terrein was je weken bezig voor je er een paar te pakken had, vertelt voormalig hoofd faunabeheer Rik Schoon. Hij jaagt zelf ook, maar de enige trofee in zijn woonkamer is een gefiguurzaagd hertengewei. Soms hangt hij een kadaver in de schuur, dit tot grote consternatie van vriendinnen van zijn dochter die hun fiets willen pakken.

De anticonceptiepillen kon je tussen hertenbrokken stoppen, maar dan wist je nooit wie ze ging eten. Vaak het dier dat het eerste recht op voedsel opeiste, een dominant mannetje. En juist die wilde je geen vrouwelijke hormonen toedienen, want dan ontregelde je de hormoonhuishouding en daarmee ook de bronstperiode. Dan was er nog het probleem van de anticonceptiesporen die via de urine in het duin werden verspreid. Kreeg je dat spul in het Amsterdamse leidingwater. Overal zaten haken en ogen aan. Om van verdovingspijlen nog maar te zwijgen. Als een dier geraakt werd – niet te hard, want dan ging die hele pijl erin en stierf dat beest aan de wond – duurde het drie minuten voordat die verdoving ging werken. Zo’n geschrokken hert kon in die tijd een heel eind rennen. Moest je er achter aan en hopen dat je het vond, zodat je een tegenmiddel kon toedienen, anders bleef het dier verdoofd en stierf het.

Foto: Isabella Rozendaal
Foto: Isabella Rozendaal

Wat als je de dieren kon vangen en verplaatsen naar een ander gebied waar geen overschot was? Er werd contact gelegd met Wouter Helmer van Rewilding Europe, een stichting die zich sinds enige jaren ten doel stelt wildernis, met alles erop en eraan, terug te brengen in Europa. De kerngedachte is dat in ontvolkte, voor landbouw minder geschikte gebieden in de Pyreneeën, Alpen en Karpaten, wilde natuur wordt teruggebracht. Wisenten, beren, wolven, herten et cetera. Nieuw natuurtoerisme zou zulke arme streken een financiële prikkel kunnen geven. Helmer reageerde enthousiast en ging op zoek naar een geschikte locatie voor het uitzetten van de waterleidingherten. Deze werd uiteindelijk gevonden in een ontvolkt gebied in de Donaudelta van Roemenië.

In vrachtwagens zouden de damherten naar de nieuwe wildernissen worden vervoerd om daar verder te floreren. Een win-winsituatie.

Rik Schoon had zijn reserves. Herten zijn geen koeien of varkens. Wilde dieren moet je afzonderlijk in smalle kisten stoppen zodat ze niet kunnen bewegen. ‘Tijdens de vierdaagse reis van 3400 kilometer zal een deel zo veel stress ervaren dat ze komen te overlijden.’

Jarenlang onbespreekbaar

Kort na de zomer kwam het hertenprobleem op de agenda in de gemeenteraad van Amsterdam. Het reces had de geesten helder gemaakt. In een andere wereld waren met herten gevulde vrachtwagens in colonne aan de oevers van de Donau gearriveerd, hadden ze gelijktijdig hun laadkleppen geopend en hadden chauffeurs, ecologen en sympathisanten gearmd toegezien hoe die tientallen hertenfamilies de vrijheid van de eindeloze Roemeense bossen en velden tegemoet huppelden. In deze wereld werd het plan als onhaalbaar afgedaan. De kosten zouden de pan uit rijzen. Schattingen liepen op tot vijftigduizend euro per vrachtwagen. Voor veertienhonderd herten zit je al snel aan veertig vrachtwagens.

Ook was het hoogst onzeker wat er na aankomst met de herten zou gebeuren. Voor je het wist bestond het welkomstcomité uit een garnizoen in camouflagekleding gehulde mannen met jagersmutsen. Boswachter Jan-Piet vertelde over een soortgelijke situatie in het Italiaanse natuurpak San Rossore, waar hij een werkbezoek bracht. Na massale vangst en transport naar een ander natuurgebied werden de herten daar tot het laatste exemplaar bejaagd.

Dat wat in Amsterdam zeventien jaar lang onbespreekbaar was – dierenambulances waren de klok rond actief met het redden van alle mogelijke dieren in de straten van de hoofdstad, dus het was niet wenselijk dat vijfentwintig kilometer verderop, op Amsterdams grondgebied, elke winter het geweer ter hand werd genomen – werd nu toch uitgesproken. Per direct werd er een ontheffing van het jachtverbod aangevraagd om herten die zich buiten de afrastering bevonden te kunnen afschieten. Voor de ontheffing van afschot binnen de hekken werd een advocatenkantoor ingehuurd om een dichtgetimmerde aanvraag op papier te zetten. Ze verwachtten heel wat verzet.

‘En dat wilt u doodschieten?’

Half november hangt een waterige zon laag boven de Waterleidingduinen. Een passerend echtpaar is diep onder de indruk van de herten. Ze zijn hier op aanraden van vrienden. ‘Ik had niet gedacht ooit zoiets te zien in Nederland,’ zegt de man. Gearmd lopen ze voort, turend over de vlakte naar meer exemplaren. Een ontmoeting met een hert roept gedachten op aan een voormenselijk paradijs.

Door herten ontvelde zeldzame kardinaalsmuts. Foto: Isabella Rozendaal
Door herten ontvelde zeldzame kardinaalsmuts. Foto: Isabella Rozendaal

Als ik het pad verlaat en door het struweel ga, kom ik geen mens meer tegen. Herten wel. Een hinde draait me haar witte achterste toe, zwiept haar staartje een paar keer uitdagend en huppelt weg. Diep doorgedrongen in onbegaan terrein stuit ik op een groot mannetje dat voorovergebogen staat te eten. Zijn gewei schraapt door de struiken. Dan ziet of ruikt hij me. Hij draait zich om en wil wegrennen, maar elke stap buigt zijn kop diep naar voren. Hij kan niet op zijn linker poot staan. Ik overweeg boswachter Jan-Piet te bellen. Het is zijn taak een dier uit zijn lijden te verlossen. Ik heb hem gevraagd of ik eens bij het afschieten van een hert kan zijn. Dat is tenslotte waar het hier straks om drááit. Het hert strompelt naar een struik in een poging uit mijn zicht te geraken. Jan-Piet kan er binnen een kwartier zijn met zijn terreinwagen en zijn geweer. En zo veel manke herten lopen er niet. Ik pak mijn telefoon en toets zijn nummer in.

Dan moet ik denken aan het verhaal dat Rik Schoon van Waternet vertelde, over die keer dat hij met toenmalig Amsterdams wethouder Hester Maij in alle vroegte door de duinen ging. De zon was opgekomen. Dauw hing over het land. Twintig meter bij hen vandaan stond ineens zo’n groot hert, de damp hing om zijn lijf. Het dier keek hen trots en onverschrokken aan.
‘En dat wilt u doodschieten?’ had Maij hem toen gevraagd.

Kijkend naar het manke hert bedenk ik dat het misschien wel meevalt, die poot. Mogelijk heeft het zich gewoon verstapt. Jan-Piet gaat zo’n dier niet eerst aan een heel gezondheidsonderzoek onderwerpen. Die doet wat hij moet doen.

Ik berg mijn telefoon op. Het beest piepte niet, keek niet gekweld of zo. Gewoon een lichte verstuiking. Over een paar dagen is het weer de oude.

Bizar idee van dieren

De komende periode worden Jan-Piet en drie collega-boswachters getraind in het schieten van de herten, zodat ze, als het over anderhalf jaar zover is, de klus vakkundig kunnen klaren. Ja, Jan-Piet houdt van dieren. Thuis heeft hij duiven, kippen en twee honden. Maar als er aan het eind van het jaar tweehonderd duiven in die hokken zitten, grijpt hij óók in, want die beesten zijn daar zelf niet gelukkig mee.

Jonge mannetjes trekken brutaal de woonwijken in. Foto: Isabella Rozendaal
Jonge mannetjes trekken brutaal de woonwijken in. Foto: Isabella Rozendaal

En ja, hij geeft heus om die herten. Als je zo’n hinde met haar kroost ziet huppelen, is dat een prachtgezicht. En als zo’n mannetje met zijn gewei in een vlaggenmast zit, knipt hij het liever los dan iets anders te moeten doen. Ze verwachten van hem dat hij een stervend hert uit zijn lijden helpt omdat de mensen het niet graag zien, maar dat is de natuur. Zo’n oud of verhongerd dier raakt in zichzelf gekeerd, net als een oud mens, één koude nacht en het is voorbij. Waarom moet hij het dan de kogel geven?

Hij kan zich kwaad maken over al die leken die hun mond vol hebben over die herten. Die ze gaan bijvoeren met kattenbrokken en vis. Ja, die herten vreten het wel, maar ze gaan eraan kapot want ze zijn het niet gewend. Net zo min als die wortelen die ze toegeworpen krijgen. Daar krijgen ze diarree van, gaan ze ook de pijp van uit. Laatst moest hij uitleg geven op een avond voor omwonenden. Stond zo’n kerel op die zich druk maakte als er een mannetjeshert moest worden afgeschoten na een ongeluk. Wat zou er worden van het nest jonge herten als de vader niet met voedsel zou terugkeren?

‘Mensen hebben zo’n bizar beeld van de dierenwereld. Er bestaan helemaal geen nesten jonge hertjes. Die beesten lopen binnen twee minuten na de geboorte achter hun moeder aan. Het enige wat zo’n mannetje doet is al die hindes bevruchten tijdens de bronst. Daarna gaat hij weer zijn eigen gang.’

Sommigen zien de natuur als iets heiligs waar niemand aan mag komen, zegt Jan-Piet, maar dat gaat helemaal niet in zo’n dicht bevolkt land. Dat wordt nog wat straks, als ze een populatie van drieduizend herten moeten terugbrengen tot zo’n zeshonderd. ‘Als er vanaf de jaren negentig was opgetreden, had je elk jaar genoeg gehad aan een doosje kogels.’

Foto: Isabella Rozendaal
Foto: Isabella Rozendaal

Bij Waternet zijn ze nu aan het nadenken hoe er gejaagd moet gaan worden. In een gebied met jaarlijks een miljoen bezoekers brengt dat gevaren met zich mee. Ze willen geen jagers van buiten, hoewel die natuurlijk staan te trappelen om hier aan de slag te gaan. In andere jachtgebieden moeten ze het vaak doen met konijnen en een enkele haas. Maar bij Waternet wil men geen heisa. Mensen moeten niet de verkeerde ideeën krijgen. Het is aan Jan-Piet en zijn drie collega’s om het straks op te lossen. Op een nette manier. Mogelijk zullen ze na zonsondergang gaan schieten, met een nachtkijker op het geweer. Een geluidsdemper zou ook ideaal zijn. Dat verkleint de kans op gehoorschade als je minstens een jaar lang dagelijks aan het schieten moet, want zo lang zijn ze zeker bezig. En het is ook beter voor de gemoedsrust van de omwonenden.

Je moet de herten niet zó bang maken dat ze zich nooit meer laten zien aan de wandelaars, die er zoveel genoegen aan beleven. Na het schot moet je wachten, pas het kadaver gaan halen als de andere dieren verderop gaan. Dan moet je het snel ontwijden, binnen een uur de ingewanden verwijderen, anders gaat het vlees verrotten en kan je het weggooien. En dan moet het direct de vriezer in. Wat er met het hertenvlees zal gebeuren, is nog onduidelijk. Zullen consumenten het accepteren als het bij de slager te koop is? Of moeten de herten net als de ganzen van Schiphol naar de Voedselbank om scheve gezichten te voorkomen? Hert smaakt minder wild dan ree. Reeën zijn malser, dat is loopvlees. Een damhert is passief, meer zitvlees.

De eerste honderd herten zullen ze nog wel met gemak kunnen schieten, denkt Jan-Piet, maar op een gegeven moment gaan die beesten de link leggen tussen die man met dat geweer en al die dode roedelgenoten. Zetten ze het op een lopen zodra ze je in de verte zien aankomen. Je kan ook niet in het wilde weg schieten, want dan maak je de sociale structuur van zo’n roedel kapot. Leidhindes, drachtige vrouwtjes, dominante mannetjes zul je moeten sparen. Dat is nog een heel priegelwerk. Zelf zal hij het wel aankunnen, denkt Jan-Piet. Eenmaal achter je geweer moet je geen emoties meer hebben. Zijn collega’s zeggen dat ze er ook klaar voor zijn, maar hij wil het nog wel zien als ze straks het ene na het andere hert moeten schieten.

Dat kun je natuurlijk geen selectief afschieten noemen. Dat wordt een slachting.