‘Je kan het nog duidelijk zien.’
Hij legt zijn handen met de palmen omhoog op de cafétafel en ik zie het: een paar venijnig gekartelde littekens in het vlees onder de duimen.
‘We hadden op mijn kamer een scheikundig laboratorium opgezet. Zeventien, achttien jaar waren we. Het draaide erop uit, dat we vrijwel uitsluitend explosieven maakten. Er gebeurden veel kleine ongelukjes, ik heb ook een keer een scherf in mijn been gehad. Toch waren we serieus aan het experimenteren. We maakten dynamiet, TNT, alles in kleine hoeveelheden. Behalve Felix deden er soms nog twee anderen mee, een natuurkundig student en nog iemand. Ik was zo’n beetje de organisator, de feitelijke toebereider van het geheel. Op een kwade middag zijn we naar een stille plek bij de spoorbrug gegaan, om daar dit en dat (hij noemt de namen van twee scheikundige stoffen) door elkaar te roeren. Dat moet je heel voorzichtig doen. Met een veer. Ik was bezig met een bus, die half vol zat. Er kwam plotseling iets geweldigs...