Den Haag

het woord ‘zorgtoeslag’ hoorde ik voor het eerst tijdens een vergadering van de Kamercommissie voor VWS. Na jarenlang geklaag over de tweedeling in de Nederlandse gezondheidszorg (de arbeider zat in het ziekenfonds, de welvarende middenklasse kon een particuliere afspraak maken) zou dat euvel eindelijk worden verholpen. Er kwam één Zorgverzekeringswet voor iedereen.

Al snel bleken er voetangels te liggen. Hoeveel marktwerking zou het nieuwe stelsel kennen, hoe groot bleef de invloed van de overheid? Wat moest er in het basispakket, voor welke kwalen konden patiënten zich bijverzekeren? Moesten de zorgverzekeraars alle zieken, zwakken en misselijken als cliënt accepteren of mochten ze uitzonderingen maken?

Het was klein bier vergeleken met de inkomensgevolgen die het nieuwe stelsel zou krijgen. Tot dan toe hadden ziekenfondsen als ZAO en Azivo het solidariteitsprincipe gehanteerd. Een deel van de premie was inkomensafhankelijk. De sterkste schouders moesten de...