Op een waterkoude zaterdagochtend, vijf jaar geleden, speelde mijn dochter haar eerste wedstrijd voor voetbalclub SDZ. Uit, tegen een laag geklasseerd jongensteam. Ze was nog net geen negen. Het was een probeersel en aan haar gezichtsuitdrukking te zien, beviel het allerminst. Ze kende niemand van haar teamgenootjes, het miezerde en ze stonden al snel flink achter.

Aan het begin van de tweede helft verscheen er opeens een dubbele regenboog aan de hemel. Alle meisjes vergaten ogenblikkelijk waar ze mee bezig waren. De waarschuwingen van de ouders langs de lijn ten spijt, stopten ze collectief met voetballen, stootten elkaar aan en wezen van ‘oooh’. Ondertussen merkte niet één van de jongens het natuurverschijnsel op. Zij renden op het doel af en vierden hun goal alsof ze zojuist een magische tiki taka-aanval hadden opgezet.

Ik keek naar mijn dochter die hoofdschuddend met haar handen in de zij stond, en begon al voorzichtig te vrezen dat we binnenkort hockeyclubs zouden moeten...