Kunst

Ik wijs op een groene waas langs de snelweg. ‘Zien jullie dat?’ zeg ik tegen mijn kinderen die hardop auto’s aan het tellen zijn. De intensiteit van het groen verdiept zich wanneer ik het gaspedaal als was het een kleurenorgel loslaat. Wanneer ik het weer stevig intrap, verluchtigt zich het groen.

Wanneer het mogelijk is, verlaat ik met mijn familie de stad en rijden we naar de kust. De natuur die aan mijn oog voorbijtrekt, is weergaloos. Een glimp water is genoeg om een meer te doen ontspringen in mijn hoofd. Een struik is al voldoende voor een woud.

Nu bevind ik me middenin het groen, in en om het huis waar Adriaan Roland Holst ooit woonde. De waas blijkt uit details te bestaan. Ze begonnen zich aan me op te dringen toen ik zag dat huizen hier namen hebben. Of zou je ’titels’ moeten zeggen, want de woorden die men op gevels plaatste doen eerder denken aan dichtbundels uit de vroege vorige eeuw – De wilde kim, Tusschen Vuur en Maan, Onder koude wolken, Voorlopig – dan aan...