Wanneer Bernhard Nevens, de hoofdpersoon van Peter Nijssens roman De onvoltooide, vanwege de corona-epidemie werkeloos thuis is, stuit hij in een van zijn bureauladen op oude mappen die hij in geen vijfentwintig jaar heeft gezien. Het zijn aantekeningen, artikelen, kladjes, citaten en opzetjes die hadden moeten leiden tot een essay over kunstwerken die nooit af zijn gemaakt, de ‘onvoltooiden’. Zoals de romancyclus ‘De onzekeren’ van E. du Perron, bepaalde gedichten van J.H. Leopold, projecten als het Passagen-Werk van Walter Benjamin, gedichten van Friedrich Hölderlin of de roman De man zonder eigenschappen van Robert Musil.

Maar er zitten onder de kop ‘Het onvoltooide bolwerk’ ook notities bij die niet lijken te verwijzen naar een beschouwelijke verwerking, maar naar iets dat op fictie lijkt, alsof hij van plan was een roman of een novelle te gaan schrijven op basis van al dat materiaal.

Die roman heeft Nijssen met De onvoltooide geschreven. Het stuiten op de Onvoltooiden-mappen valt samen met de kennismaking met Wijnand Veldert, op dat moment net als Bernhard met een zeker fanatisme bezig vele kilometers af te leggen in het Utrechtse landschap. Bernhard, in het normale leven cultureel (en een beetje sport) journalist voor de radio, wordt door de hem onbekende Wijnand met grote snelheid gepasseerd, waarna Bernhard de achtervolging in zet, hem inhaalt en daarna zelf weer wordt ingehaald, waarna hij…tot ze besluiten even een pauze in te lassen en met elkaar kennismaken.

een solide basis

Het opduiken van de oude mappen, het wielrennen en de ontmoeting met Wijnand Veldert (62) zijn drie opmaten die de roman een solide basis geven: door elkaar een beschouwend deel, een sportief dynamisch deel, en existentieel explorerend deel, de kennismaking met een iets ouder iemand met een artistiek-dramatisch leven achter de rug. Daar wil Bernhard (47) in de loop der weken al fietsend en racend met Wijnand alles van weten. Hijzelf bevindt zich in een solitaire windstilte nu zijn vrouw Veerle haar moeder verzorgt in het zuiden van het land, zijn zoon Morris in Australië op vakantie is en zijn dochter Lynn corona-vrij bij haar vriend in Rotterdam is.

Al fietsend met Bern aan zijn zijde vertelt Wijnand Veldert dat hij drie dagen per week postbezorger is in Groenekan, maar oorspronkelijk filmregisseur was, maker van een succesvolle (Gouden Leeuw in Venetië) speelfilm naar Dwaallicht van Elsschot, en van een documentaire over de Hortus Conclusus. Waarna hij al te zeer verstrikt raakte in de strenge principes van de cinéma pur en aan de drank raakte omdat hij een conflict kreeg met zijn ouders, die hij ervan verdacht niet zijn ouders te zijn. Hij was, zo beeldde hij zich in, een joods kind van een moeder die hem van de nonnen had moeten afstaan. Hij was te verschillend van zijn ouders. Hij wilde als een joodse jongen deel zijn van ‘het grote verdriet’. Hij moest in een kliniek opgenomen worden toen dit niet meer te rijmen was met de werkelijkheid.

Voor de roman De onvoltooide is deze herhaalde duik in de oude, klemmende, maar weer opspelende vragen bijzonder gunstig.

Afwisselend met flinke snelheid fietsend, aan de keukentafel of op een bankje uitkijkend over de lustige landschappen, krijgt Bernhard dit te horen. Het verhaal wordt afgewisseld door het ‘lekker losgaan’ van Wijnand wanneer hij weer eens een misantropische tirade houdt over de gang van de wereld en over de overschatting van ‘geluk’ (‘geluk is gelul’), gelardeerd met komisch bedoelde krachttermen (‘godnondeju’).

Bernhard komt na zo’n tocht thuis en vraagt zich af in hoeverre hij dit allemaal moet geloven. Achter het opgewekte bravoure ziet hij ook een gepijnigde Wijn. Maar hij is al weer gauw bij zijn mappen die hem confronteren met weggezakte literaire en filosofische vragen die opnieuw om antwoord vragen. Waarom waren er zoveel onvoltooide werken in de moderne kunst? De mappen doornemend komt hij het ene citaat na het andere tegen dat als bouwsteen diende voor het essay, of misschien wel een heel boek, dat daar een antwoord op moet geven.

interessante verdieping

Voor de roman De onvoltooide is deze herhaalde duik in de oude, klemmende, maar weer opspelende vragen bijzonder gunstig. Het geeft de roman een interessante verdieping, terwijl die tegelijkertijd wordt gerelativeerd door de gesprekken en tochten met Wijnand. Een van de schrijvers door wie Wijnand gegrepen was, de Franse dichter Paul Valéry, was als dagelijks bijhouder van zijn Cahiers ook een notoir onvoltooier. Maar hij was het in zo’n absolutistische zin dat Wijnand ‘gek’ van hem werd.

Bernhard op zijn beurt begeeft zich voor zijn essay ook in leven en werk van Valéry. Maar wanneer hij weer eens een citaat aan het over schrijven is krijgt hij er genoeg van: ‘Ik had eigenlijk de pest aan deze absolutistische denkbeelden, aan dit luchtdicht verpakte cerebrale geneuzel. Een poëtica die de poëzie boven het leven stelt – nee, die vorm van alchemie brouwde uiteindelijk niets dan de dood in de pot’.

In de moderne kunst zijn zoveel onvoltooide werken te vinden omdat de vrijheid die de kunst heeft verworven ertoe heeft geleid dat men het kunstwerk zo complex en veelstemmig mogelijk heeft gemaakt.

Geleidelijk wordt duidelijk dat Nijssen met de figuur van Wijnand bezig is met een literaire tour de force. Wijnand heeft niet alleen zijn turbulente levensverhaal, maar is daarnaast een belezen man met de nodige ideeën, opvattingen en hartstochten die hij zo uit mijn mond en brein laat rollen, alsof ze afkomstig zijn van een reëel iemand. In werkelijkheid heeft Nijssen het personage en die hele mentale entourage bedacht, wat een geweldige prestatie mag heten. Er hebben levendige dialogen en gesprekken plaats, Wijnand houdt hele verhandelingen waarin het ook echt over iets gaat.

het alledaagse en triviale

Niet onbelangrijk voor het karakter van de roman is dat Bernhard, die ook de verteller is, voor zichzelf moet zorgen nu hij een tijdje alleen is. Dat leidt ertoe dat we nauwkeurig te lezen krijgen wat hij aan boodschappen doet, wat hij precies eet en wat hij klaarmaakt wanneer Wijnand met hem mee eet. Het alledaagse en triviale gaat ongemerkt over in het substantiële van de gesprekken. Zo mogelijk nog sfeerbepalender is de geografische verantwoording die Bern tijdens het fietsen geeft van de tochten. De hele provincie Utrecht lijkt te worden doorkruist, waarbij alle typische namen uit die streek worden genoemd, van de Maarnse Berg tot Lage Vuursche, van de Tienhovense Plassen tot Hollandsche Rading en Den Dolder.

Wanneer Bernhard in zijn mappen een gedicht van zijn eigen hand tegenkomt waarin het gedicht van J.H. Leopold om zeep wordt geholpen (‘Krijg toch de tyfus met je rijkdom van het onvoltooide’), wordt duidelijk dat ‘het onvoltooide’ voor Bernhard niet alleen een fascinerend onderwerp is, maar ook een kopzorg. In de moderne kunst zijn zoveel onvoltooide werken te vinden omdat de vrijheid die de kunst heeft verworven ertoe heeft geleid dat men het kunstwerk zo complex en veelstemmig mogelijk heeft gemaakt, en dus onvoltooibaar, altijd nog aan te vullen.

Wat hij ook uit zijn mappen opdiept, het wordt voor Bernhard allemaal problematisch als hij er over doordenkt. Het onvoltooide staat garant voor iets dat niet af is en daarom zijn er nog steeds mogelijkheden. Dat is de grote aantrekkingskracht van het onvoltooide, dat er nog niets definitief is. Daarom is het ‘mogelijkheidsdenken’ van Robert Musil zo bekend geworden, als uitdrukking van het niet vastgelegde, het opene, niet definitieve, sommige zeggen laffe, ‘oeverloze’ denken dat niet tot een eind of een besluit durft te komen: ‘Onvoltooid, krankzinnig of de uitdrukking van een nieuw levensgevoel?’

Ode aan de vinexwijk

Dit speelt zich vóórin het hoofd van Bernhard af. Maar wat speelt zich ondertussen achterin zijn hoofd af en dringt zich aan het einde van de roman naar voren? Dat hij in de mooiste vinexwijk van Nederland woont, Leidsche Rijn, en dat die wijk staat voor een ‘nieuw begin’. Om met iets nieuws te beginnen moet er iets afgesloten, voltooid zijn. De mogelijkheden moeten voor even uitgeput zijn. Hij houdt daarom een laudatio voor het ‘blijven geloven in de utopie van het nieuwe begin, van de nieuwe wijk, van de nieuwe mogelijkheden.’

Het is misschien wat gewaagd om na al die gesprekken over Valéry, Musil, Leopold of Bunuel de roman uit te laten komen bij een ode aan de vinexwijk, maar Bernhard heeft aan het einde van de roman dan ook zijn gezin (ondanks de corona-epidemie) in goede gezondheid weer helemaal bij elkaar. ‘Het is goed hier’, laat hij zich ontvallen, alle rafels die hij in zijn leven heeft laten ontstaan in de vorm van spijt en melancholie voor even vergetend.

Door de bedrieglijk soepel geschreven afwisseling van het alledaagse en het substantiële, van het fysieke en mentale, het opwerpen van dwingende vragen en zich opdringende antwoorden, is De onvoltooide is een tamelijk briljante roman. Na een filippica van Wijnand tegen de ellende in de wereld vraagt Bernhard hem welke richting we volgens hem dan wel op moeten. ‘Richting? Ik zoek geen richting.’ Zo ziet Bernhard het niet meer.

De onvoltooide door Peter Nijssen is uitgegeven door De Geus.