‘Wij schaffen de dividendbelasting af.’ Het duurt liefst twaalf jaar voordat dit zinnetje terechtkomt in een 68 pagina’s tellend regeerakkoord. Sinds 2005 lobbyen grote Nederlandse bedrijven als AkzoNobel, Philips, Shell en Unilever tegen de dividendbelasting. Uiteindelijk vinden de bedrijven in 2010 bij de toen kersverse VVD-premier Mark Rutte een welwillend oor: hij ziet wel wat in het idee om in ruil voor het belastingvoordeel de hoofdkantoren in Nederland te houden.

Pas in 2017, tegen de zin van coalitiepartners ChristenUnie en D66, wordt het eindelijk opgenomen in het regeerakkoord. Het besluit komt voor buitenstaanders als een verrassing: nergens wordt in het verkiezingsprogramma van de VVD gerept over het afschaffen van de dividendbelasting. Wel van belastingverlaging voor individuele burgers, ‘zodat mensen meer geld overhouden om uit te geven aan de dingen die zij belangrijk of gewoon leuk vinden’. De voor multinationals gunstige maatregel kost de staatskas 1,9 miljard euro en dat moet ergens van betaald worden. Wat blijft er dan nog over van het beloofde geld om uit te geven aan dingen die mensen ‘gewoon leuk vinden’?

Media en oppositiepartijen GroenLinks en PvdA bijten zich vast in het onderwerp. Zeker als premier Rutte liegt over niet-bestaande memo’s en sms’jes consequent blijkt te wissen laten ze niet meer los. De afschaffing van de dividendbelasting gaat uiteindelijk niet door. GroenLinksleider Jesse Klaver ziet het als ‘een overwinning voor de democratie’. 

Ironisch genoeg is het niet de democratische controle (in de vorm van journalistieke en politieke oppositie) die een streep door de plannen zet, maar zijn het de aandeelhouders van Unilever zelf die de trekker overhalen. Wanneer Britse aandeelhouders van Unilever het concern verbieden om naar Nederland te verhuizen, verliest het bedrijf de quid pro quo die nodig was voor het afschaffen van de dividendbelasting. Geen hoofdkantoren in Nederland betekent dat Rutte zijn politiek argument voor het gunnen van een belastingvoordeel (namelijk vermeende werkgelegenheid) verliest. 

Politicoloog Jouke Huijzer, gespecialiseerd in elitenetwerken, concludeerde op basis van onderzoek naar het dividenddebacle dat het dossier ‘een speelbal van conflicterende bedrijfsbelangen’ is geworden, en het afblazen ervan weinig te maken had met een democratische overwinning.

De dividendcasus heeft een nasmaakje. Het idee dat het formatieproces deels gekaapt is door bedrijfsbelangen is niet vreemd. Kiezers moeten bepalen op basis van tv-debatten, gesprekken met hun omgeving en allerhande kieswijzers op welke politicus zij stemmen. Verkiezingsprogramma’s zijn een strategisch document: een testament van waar partijen voor staan, en waarmee ze naar de onderhandelingstafel gaan voor een regering. De dividendbelasting liet zien hoe particuliere belangen zich succesvol tussen stembusgang en formatiedeur wisten binnen te wurmen. Met het 06-nummer van de premiersnokia – die dankzij Ruttes gewoonte om sms’jes te wissen geen officieel geheugen had – kwamen de CEO’s van de Nederlandse multinationals dicht op de formatietafel te zitten. Zo dicht, dat ze zelfs een politieke maatregel eruit wisten te slepen die in geen enkel verkiezingsprogramma stond en maar weinig kiezers (11 procent, volgens een FNV-peiling uit september 2018) voorstander van waren.

stille lobby of talkshowtafel?

Het was ongetwijfeld niet de bedoeling dat deze handel en wandel openbaar zou worden. ‘Zeker als je een privaat belang nastreeft, waarbij jij iets krijgt maar de ander niet, wil je er niet al te veel herrie over maken,’ reflecteert Arco Timmermans, public affairs-expert aan de Universiteit Leiden. Bij de dividendbelasting ging het volgens hem om een privaat belang. ‘Maar de kosten van dit belang waren collectief, en daarmee werd het een cadeautje voor het bedrijfsleven.’ Lobbyen is geen risicovrije bezigheid. Een stille lobby is voor bedrijven of andere organisaties vaak weinig succesvol, en wel een risico. Timmermans: ‘Als zo’n lobby wordt ontdekt door de media, werkt die juist tegen je.’ 

Sinds de coronacrisis heeft Nederland kennisgemaakt met de meer luidruchtige variant: lobbyen via de media. Hoewel dit op het eerste gezicht meer transparant lijkt, is het juist aan talkshowtafels niet altijd duidelijk wel belang er wordt gediend. Soms blijft het vaag op welke titel gasten precies aanschuiven, soms zijn ze onduidelijk over hun intenties. Zo gebruikte mondkapjesondernemer Sywert van Lienden de talkshowtafel om bij ambtenaren van het ministerie van Volksgezondheid – waar hij uiteindelijk een miljoenendeal wist binnen te slepen – de duimschroeven aan te draaien. In het verkopen van een privaat belang als publieke noodzaak was hij overigens niet de enige. Oud-commandant der Strijdkrachten Tom Middendorp schoof aan om, voor de stichting Open Nederland, sneltesten aan de man te brengen en Fitboy des Vaderlands, Arie Boomsma, kwam als uithangbord van NL Actief (een door lobbykantoor Hague Corporate Affairs bedachte campagne) vertellen dat de sportscholen zo snel mogelijk open moesten.

In deze formatietijd willen ook oppositiepartijen wel in de bres springen voor het Nederlandse bedrijfsleven, zeker wanneer ze zich hiermee kunnen profileren als kritisch controleur van het kabinet.

Deze formatieronde lijken bedrijven niet per se te gaan voor de interne geitenpaadjes, maar de minder gebruikelijke buitenroute. Zo greep vertrekkend ASML-topman Peter Wennink zijn laatste presentatie van de jaarcijfers aan om zijn beklag te doen over Amerikaans protectionisme. De regering-Biden kijkt met een schuin oog naar de export van ASML-technologie naar China. Topman Wennink waarschuwde voor allerlei praktische gevaren voor de Nederlandse consument: langere wachttijden voor auto’s, windmolens en medische apparatuur. Het leverde ASML niet alleen een afspraak met demissionair premier Mark Rutte op, maar CEO Wennink wist – door kabaal te maken in de media – er een maatschappelijke discussie van te maken. 

Naast ASML zocht ook CEO Peter Berdowski van baggeraar Boskalis de media op: in een radiouitzending van NPO1 liet hij weten dat er (net als ASML) een kans bestaat dat het bedrijf vertrekt uit Nederland. Daar vond formatiepartner en VVD-partijleider Dilan Yeşilgöz iets van. Ze nam een filmpje op (getiteld ‘vijf voor twaalf’) waarin ze liet weten dat als het aan de liberalen ligt, er ‘duidelijke afspraken’ komen om ervoor te zorgen dat ‘bedrijven waar we trots op mogen zijn’ blijven. De garantie van radiostilte reikt blijkbaar tot aan de formatiedeur: niet alleen in termen van elkaar de maat nemen op sociale media, maar ook door openlijk aan belangengroeperingen te laten weten dat ze niet worden vergeten aan de onderhandelingstafel.

In deze formatietijd willen ook oppositiepartijen wel in de bres springen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Zeker wanneer ze zich hiermee kunnen profileren als kritisch controleur van het kabinet. Chris Stoffer (SGP) bijvoorbeeld startte 11 maart een uit de partijpot gefinancierde billboardcampagne (‘Laat onze industrie niet zinken’) als oproep aan het kabinet om te kiezen voor Nederlands maritiem waar. Directe aanleiding was het voornemen van het kabinet om de nieuwe onderzeeboten te laten bouwen door de Franse Naval Group, in plaats van het Nederlands-Zweedse consortium Damen-Saab. ‘Je gooit je eigen maritieme sector te grabbel, dat is echt heel dom,’ zei hij op nieuwsradio BNR. Stoffer kreeg het voor elkaar om een Kamerdebat te voeren over een nog niet genomen kabinetsbesluit. Dat kwam overigens alsnog, enkele dagen later. De Tweede Kamer zal – na de technische briefing van 27 maart – een debat voeren over het daadwerkelijke besluit. Formerend of niet, partijen blijken een aantrekkelijke kruiwagen om bedrijfsbelangen op de politieke agenda te krijgen.

eén formatie, 700 lobbybrieven

Toch zijn dit maar enkele voorbeelden. Voorbeelden die te reconstrueren zijn omdat ze opvallen door rumoer in de media en aanhakende politici die plotsklaps een politiek Pieterburen blijken voor wel heel specifieke randbelangen. Aanvankelijk was Vrij Nederland van plan om de lobbybrieven – die diverse organisaties sturen naar de formerende partijen – van de vorige formatie op rij te zetten. Deze maken immers deel uit van het ‘formatiedossier’ dat via het Bureau Woordvoering Kabinetsformatie openbaar toegankelijk zou moeten zijn. Zou. Op de website is niets te vinden, en navraag bij zowel Algemene Zaken als de Tweede Kamer levert vooral verwarring op. Er wordt een interne zoektocht op het ministerie beloofd. Na herhaalde verzoeken belt de woordvoerder terug op de valreep van de deadline: de lobbybrieven zijn openbaar, zeker. Maar alleen op aanvraag zijn deze ter inzage beschikbaar op het ministerie: ‘en dat gaat voor vandaag helaas niet meer lukken’.

Gelukkig is er wel onderzoek naar de formatie uit 2017. De Leidse onderzoeker Arco Timmermans analyseerde met behulp van twee onderzoeksassistenten de in totaal 700 lobbybrieven die tijdens deze formatie op de mat ploften bij zowel de informateur als formateurs. Kwam er iets van de inhoud van deze lobbybrieven nog terug in het regeerakkoord en zo ja: van wie dan precies? Opvallend genoeg bleken de onderwerpen in de lobbybrieven van non-profitorganisaties en ngo’s de beste voorspeller van de prioriteiten van het nieuwe regeerakkoord. Timmermans: “Het lijkt erop dat bedrijven vaak het punt missen. Ze moeten laten zien wat het maatschappelijke belang is van hun lobby, en non-profitorganisaties en ngo’s zijn er meestal beter in om dat uit te leggen.’

Voor lobbyisten is het niet alleen een kwestie van de juiste toon, maar ook van timing. De juiste persoon op het juiste moment aanschieten. Zo kwamen in het begin van de kabinetsformatie de lobbybrieven vooral van organisaties die zich hebben verenigd en dus gezamenlijk hun belangen behartigen. Meer dan de helft (414 brieven) kwam zo binnen bij informateur Edith Schippers. De belangenorganisaties pasten hun tactiek aan gedurende het proces, zag Timmermans: ‘Naarmate de formatie vordert, worden de lobbyboodschappen gerichter en specifieker.’ Ook verschillen typen organisaties van tactiek: ngo’s en non-profitorganisaties zetten vooral in op het begin van de formatie, bedrijven spreiden hun aandacht over het hele proces. Timmermans is benieuwd wat voor beeld de lobbybrieven van deze formatie zal opleveren: ‘De PVV was voor veel organisaties toch altijd vrij onbenaderbaar, maar die partij kan het zich nu niet meer veroorloven om de luiken dicht te houden.’

ijsschotsen vol nuttige tips

Het regeerakkoord naast de verkiezingsprogramma’s en de lobbybrieven leggen is een goede eerste stap om te kijken welke belangen een rol spelen, maar geeft geen compleet beeld. D66-Kamerlid Joost Sneller, die de vorige formatie als Kamerlid mee onderhandelde, wijst op de ijsschotstheorie: ‘Stel, ik onderhandel met de SP over twee verschillende standpunten uit ons verkiezingsprogramma waar we niet uitkomen, maar we komen al pratende tot een derde oplossing voor een daaraan gerelateerd probleem, dan heb je ineens een akkoord over iets wat in geen enkel programma stond. En waar geen lobbyist aan te pas is gekomen.’ Er speelt vaak nog veel meer onder de oppervlakte. 

Des te meer reden, wat hem betreft, om het formatiedossier straks zoveel mogelijk openbaar te maken: samen met Jesse Klaver (PvdA/GroenLinks) diende hij een motie in om naast de lobbybrieven ook de ministeriële memo’s die naar de formatietafel zijn gestuurd te openbaren. ‘Want dat is nog een derde variant die vaak wordt vergeten,’ constateert Sneller: ambtenaren gaan ook aan de slag met de mogelijke wensen, en kunnen oplossingen voorstellen die in geen enkel programma staan.

Een succesvolle lobby kenmerkt zich vooral door kennis over het proces: op welk moment je spreek je wie op welke manier aan?

De ambtelijke route in formatietijd is wellicht wat minder bekend, maar wordt zeker niet over het hoofd gezien door lobbyisten. In een brochure op de website van werkgeversorganisatie VNO-CNW is te lezen hoe brancheorganisatie Actiz zorglobbyisten instrueert. De handleiding gaat over lokale politiek, maar besteedt uitgebreid aandacht aan het ‘beïnvloeden van de formatie’ en de rol van ambtenaren hierin. Tijdens de formatie ‘geven zij aan welke bezuinigingen of investeringen mogelijk zijn’, waarbij een oordeel wordt gegeven ‘op basis van wenselijkheid en haalbaarheid. Dit krijgt snel een politieke lading’. Een lading die te beïnvloeden is door ‘maanden voor de verkiezingen al gesprekken te voeren met relevante personen uit de ambtelijke organisatie’. Geadviseerd wordt om gevoelens van onvrede te peilen (‘ambtenaren hebben soms een besluit in hun maag gesplitst gekregen’) maar vooral maanden van tevoren al te voeden met ‘nuttige tips waardoor u de ambtenaar werk uit handen neemt’.  

Een succesvolle lobby kenmerkt zich dus vooral door kennis over het proces: op welk moment je spreek je wie op welke manier aan? Sommige luisterende oren zijn af te dwingen via een mediaoffensief, anderen hebben wat meer grooming nodig. 

alleen maar herrie maken

Uiteindelijk gaat lobby om belangenbehartiging, de politiek om de afweging van die belangen. Hoewel NGO’s en non-profitorganisaties misschien minder moeite hebben om politici een publiek argument aan te reiken, betekent dit niet dat bedrijven daar niet toe in staat zijn. Integendeel. Al sinds de bankencrisis weet menig belastingbetaler hoe particuliere verliezen gepresenteerd kunnen worden als een publiek risico.

Politicoloog Jouke Huijzer van de Vrije Universiteit Brussel keek met zijn collega’s niet alleen naar de elitenetwerken rondom de dividendcasus, maar ging ook op zoek naar een diepere verklaring voor deze vereenzelviging met het publieke belang. Huijzer wijst op een haast vanzelfsprekende afhankelijkheidsrelatie tussen de overheid en bedrijven: ‘De staat is afhankelijk van private belangen voor belastinginkomsten en de productie van werkgelegenheid. Als belastingen worden verhoogd, gaan die bedrijven mensen ontslaan en zie dan nog maar eens de verkiezingen te winnen.’ Het is een logica van een sterke ideologische (kapitalistische) snit, maar een die binnen de politieke arena maar zelden wordt bevraagd. Hierdoor weten bedrijven als Unilever maar ook ASML en Boskalis zich vrij makkelijk te vereenzelvigen met het publieke belang. Huijzer: ‘Zeker in een tijd waar geopolitieke spanningen toenemen en dit soort bedrijven van groot strategisch belang zijn.’

Er kunnen dus wel zeker politiek legitieme redenen zijn om Nederlandse bedrijven iets meer te gunnen. ‘Wat mij opvalt is dat het niet verder reikt dan het beloven van wat werkgelegenheid,’ aldus Huizer. ‘Als we ASML faciliteren, kun je bijvoorbeeld ook vragen als maatschappij om daar een bepaald eigenaarschap in te krijgen, investeringen terug te laten vloeien in de staatskas en niet alleen naar de aandeelhouders. Maar dat argument hoor je nergens.’ Wat resteert, is een onweersproken narratief, wat volgens Huijzer nog eens extra wordt versterkt via mediaoptredens: ‘Media staan hier ook voor open omdat je ook bepaalde omroepen hebt zoals WNL, maar ook BNR, die aan de kant van ondernemers staan. We beseffen in Nederland niet hoe groot de invloed van dat narratief is.’

Ondertussen zijn deze formatieronde de partijen zélf ook niet van de (sociale) media af te slaan. Enerzijds aan talkshowtafels, anderzijds – soms hand in hand met bedrijfsbelangen – met ronkende filmpjes op sociale media. De focus op beeldvorming en mediaoptredens is in formatietijd niet wenselijk, stelt Timmermans: ‘Als je alleen maar herrie maakt, en in vage termen gaat voor een ruim akkoord zonder echt verantwoordelijkheid te willen nemen – dat levert geen beleid op. Dan krijg je politics without policy.