Liever luisteren? Hoofdredacteur Ward Wijndelts leest voor.

In de Albert Heijn XL in het Amsterdamse winkelcentrum Gelderlandplein staat een oudere vrouw vertwijfeld naar een nieuw schap te kijken. Onder een hele rits doorzichtige bakken vol rijst, cruesli, suiker en noten hangen ronde openingen waaruit je kunt tappen, als een soort kauwgomballenautomaat. ‘Wat is dit?’ vraagt de vrouw aan degene met wie ze boodschappen doet. ‘Dit is duurzaam,’ antwoordt die. ‘Je neemt je eigen verpakking mee.’ Even later staat er weer iemand anders met een moeilijk gezicht naar het uitzonderlijke schap te kijken. ‘Samen hergebruiken en minder verspillen’ heeft Albert Heijn erboven gezet in een poging om mensen een simpele boodschap voor te schotelen. Maar het idee is niet iedereen meteen duidelijk.

‘De eerste maand heeft hier fulltime iemand bij gestaan om het uit te leggen,’ zegt een medewerker. En nog steeds lopen veruit de meeste mensen er voorbij. Op de onderste planken staan bakjes die je kunt kopen als je zelf geen verpakking mee hebt. Je ziet al voor je hoe mensen hier afhaken omdat ze denken te worden afgezet. Of dat ze zo’n bakje na een maand in hun kast terugvinden en niet meer weten waar het vandaan komt.

Tweedehands grondstoffen

Het lijkt een beetje houtje-touwtje, maar invloedrijke beleidsmakers zien hervulbare bakjes en zakjes als serieuze toekomst. In Frankrijk moeten alle supermarkten in 2030 hun vloeroppervlak voor 20 procent besteden aan dit soort verpakkingsvrije schappen. Het is een belangrijke stap naar een meer circulaire economie.

De Nederlandse overheid wil in 2050 een helemaal circulaire economie hebben. Wat dat precies is? ‘In een circulaire economie bestaat geen afval en worden grondstoffen steeds opnieuw gebruikt,’ vermeldt de website van Rijksoverheid. Dat is niet alleen gewenst omdat we niet weten wat we met al dat afval moeten. Het is ook handig om grondstoffen slim te gebruiken omdat ze kunnen opraken of we er op een andere manier geen toegang meer toe kunnen hebben. Dat geldt al helemaal voor olie, de grondstof van plastic.

Kleinere fabrieken weten met chemische recycling plastic afval weer om te zetten in olie of andere grondstoffen. Daarmee kunnen allerlei nieuwe plastic producten worden gemaakt.

Als je denkt aan grondstoffen opnieuw gebruiken, ben je misschien meer geneigd innovatievere systemen voor je te zien die van afval iets nieuws weten te maken. Dat doet de overheid ook. Het fonds Invest-NL stak dit jaar nog 15 miljoen euro in het Circular Plastic Fund van Infinity Recycling. De oprichters investeren in een relatief nieuwe manier van plastic recyclen. Kleinere fabrieken weten met chemische recycling plastic afval weer om te zetten in olie of andere grondstoffen die normaal uit olie worden gemaakt. Met die tweedehands grondstoffen kunnen allerlei nieuwe plastic producten worden gemaakt. Infinity Recycling wil dit stukje in de plastic kringloop professionaliseren. De eerste 6,3 miljoen ging dit jaar naar de bouw van een nieuwe fabriek in de Rotterdamse haven, waar straks jaarlijks 40.000 ton plastic afval wordt omgezet in olie voor Shell en andere Petrochemische bedrijven.

Voorkomen

Het lijkt aantrekkelijk om alle pijlen te richten op deze chemische recycling. Als afval aan het eind van de plastic keten weer olie kan worden voor het begin van die keten, is de cirkel rond, toch?

Maar veel mensen die zich al langer met de circulaire economie bezighouden, zijn het daar niet mee eens. Ze verwijzen dan vaak naar de zogenoemde R-ladder. Daarin staan tien woorden met een R, zoals Reduce (verminder), Reuse (hergebruik) en Repair (repareer) hiërarchisch onder elkaar. Helemaal onderaan staat Recycle, nog net boven de allerlaatste optie: Recover, ofwel het terugwinnen van energie.

Kort samengevat vertelt de R-ladder dat voorkomen beter is dan genezen. Als je aan het begin van de keten zorgt dat er minder plastic afval bijkomt, hoef je een stuk minder op te ruimen. Het voorkomen van afval scheelt een hoop energie én verspilling, want ook met chemische recycling en verbranding houd je een deel van het plastic en chemische afvalstromen over. Consumenten kunnen dus beter géén plastic materiaal gebruiken of het na een afwasbeurt of reparatie opnieuw gebruiken dan dat ze plastic afval in de prullenbak gooien. Ook als er fabrieken bestaan die daar weer olie van maken.

Je eigen juten zak

Boven in de R-ladder, bij Refuse (weiger) en Rethink (omdenken), heb je het al snel over enigszins geitenwollensokkenachtige oplossingen, zoals je eigen juten zak meenemen naar de supermarkt.

Maar zelfs milieuclubs vinden niet dat al het plastic in de ban moet. Zo is Harmen Spek van de Plastic Soup Foundation er na jaren onderzoek van overtuigd dat we niet meer zonder kunnen. ‘Het is fantastisch materiaal voor bijvoorbeeld het verpakken van voedsel,’ zegt hij. ‘Maar het is veel té goed. De levensduur van een plastic verpakking is soms honderd jaar of meer, terwijl je het product dat je ermee verpakt vaak binnen een dag opeet.’

Gek genoeg zijn sommige plastic verpakkingen er juist met het oog op het milieu gekomen. Spek: ‘Klimaat motiveert verpakkers om te kijken naar gewicht, ook voor vervoer. Soep in een glazen pot weegt meer dan soep in een plastic zak.’

In een circulaire economie probeer je materialen en producten daarom zo ‘hoogwaardig’ mogelijk opnieuw te gebruiken. Dan is je beste optie hergebruik.

Inmiddels gaat zo’n 40 tot 50 procent van alle plasticproductie naar verpakkingen, zegt Spek. ‘En laten nou juist die verpakkingen vaak slecht recyclebaar zijn. Zo’n plastic zak voor soep is heel complex, met meerdere lagen plastic op elkaar. Het moet dun en sterk zijn en allerlei functionele barrières hebben tegen de overdracht van smaak, geur en kleur. Het is een wetenschap op zich. Zo’n complex product is niet een-op-een te recyclen.’

Wat gebeurt er dan mee? Als het goed gaat, wordt dit plastic niet gestort, want dat mág in Nederland niet meer met brandbaar afval. Als het goed gaat, wordt een niet goed recyclebare verpakking ook niet naar andere continenten verscheept, want ook daar bestaan steeds meer regels voor, hoewel dat onder de radar zeker nog gebeurt.

Slecht-recyclebare plastic verpakkingen belanden in Nederland officieel nu vooral in de verbrandingsoven. Op zich zou je kunnen denken dat dat best wat oplevert, namelijk energie. Maar het terugwinnen van energie is wel de laatste en laagste optie op de R-ladder. Energie is namelijk minder waard dan veel materiaal, de huidige energieprijzen ten spijt. Er zit immers ook veel energie in het maken van materiaal in onze fabrieken, en daarvoor in het maken van de grondstoffen. De natuur doet er miljoenen jaren over om olie te vormen. In een circulaire economie probeer je materialen en producten daarom zo ‘hoogwaardig’ mogelijk opnieuw te gebruiken. Dan is je beste optie hergebruik, of met een hippere term reusables: bakjes en zakjes die ontworpen zijn om een paar rondjes mee te gaan.

Focus op hergebruik

De Nederlandse overheid zet dan ook steeds meer in op hergebruik. Gratis plastic tasjes in de supermarkt zijn al verboden. Vanaf 2024 mogen horeca, evenementen en bedrijfskantines geen plastic of plastic gecoate wegwerpbekers of wegwerpverpakkingen meer gebruiken voor consumpties die ter plekke genuttigd worden.

Die focus op hergebruik is relatief nieuw, zegt ook staatssecretaris Infrastructuur en Waterstaat Vivianne Heijnen, met milieu en de circulaire economie in haar pakket. In september stond ze op de G20-top in Indonesië en werd ze bij een bezoek aan een lokaal project even apart genomen, vertelt ze later in haar kamer in Den Haag. ‘Ze zeiden dat ze op het plastic afval tussen de mangroves veel Nederlandse etiketjes zagen. Daar ben ik wel even van geschrokken.’

De regels over export van plastic zijn dus nog niet waterdicht en Heijnen heeft dat meteen de toezichthouder Inspectie Leefomgeving en Transport laten weten. Tegelijkertijd vertelde ze de andere genodigden over het belang van hergebruik. ‘Ik heb echt benadrukt dat we naar hergebruik toe moeten. Dat is beter dan recycling.’

Dat is nog lang niet overal doorgedrongen, zegt ze erbij. Hoewel iedereen het op de G20-top inmiddels wel had over de circulaire economie. ‘Recycling is natuurlijk een term die je heel veel hoort. Hergebruik of reuse is iets dat door Nederland de laatste tijd meer geagendeerd wordt. Maar het staat nog niet altijd even hoog op de agenda als recycling.’

Minder ‘hoogwaardig’

Het klinkt ook niet erg futuristisch: je eigen bakjes en zakjes afwassen of een verpakking terugbrengen naar de winkel. Dat lijkt meer op iets wat opa en oma vroeger deden.

Hoe zit het dan met al die veelbelovende recyclingverhalen? Lagen er niet al producten in de schappen gemaakt van opgevangen plastic uit de oceaan? Uitermate circulair, zou je zeggen. Kunnen we van al onze verpakkingen straks niet weer nieuwe plastic spullen maken?

Veruit de meeste plastic recycling gebeurt nu mechanisch. Dat houdt vooral in: in kleine stukjes hakken en omsmelten. Wat je met die gerecyclede korrels kan, is beperkt.

Dat is lastig. Veruit de meeste plastic recycling gebeurt nu mechanisch. Dat houdt vooral in: in kleine stukjes hakken en omsmelten. Wat je met die gerecyclede korrels kan, is beperkt. Harmen Spek van de Plastic Soup Foundation legt dat uit aan de hand van polyethyleen, een plasticsoort die veel in verpakkingen gebruikt wordt omdat het zacht, flexibel, sterk en transparant is. ‘Binnen die ene groep polyethyleen heb je al iets van tweehonderd verschillende gradaties, want daar vragen verpakkingsbedrijven om. Ze willen een bepaalde dikte, treksterkte, kleur en luchtdoorlatendheid. Als je al die verpakkingen inzamelt en recyclet, krijg je een gradatie polyethyleen waarvan niemand precies weet wat je ermee kan. In de verpakkingsmarkt is daar dus nauwelijks afzet voor, want verpakkers zijn juist heel streng op wat zij gebruiken.’

Volgens Spek worden gerecyclede verpakkingen daarom vaak vuilniszakken, paaltjes, balken of bankjes. Ook handig, maar wel een stuk minder ‘hoogwaardig’ en bovendien is deze recycling niet te herhalen.

Ecodesign

Recyclen gaat wel een stuk beter met PET, het plastic waar voornamelijk flessen mee worden gemaakt. Dat wordt veel gescheiden ingezameld en is ook in sorteersystemen makkelijk te herkennen. Er liggen inmiddels voedselschaaltjes in de supermarkt van gerecycled PET.

In nog harder plastic, voor koelkasten en wasmachines, zitten volgens Spek minder verschillende soorten plastics, maar nog wel veel extra chemicaliën, voor bijvoorbeeld kleuring, brandvertraging en soms een uv-blokker om te zorgen dat het plastic in daglicht lang goed blijft. Die haal je er met mechanische recycling niet uit, dus die chemicaliën zitten dan óók in de gerecyclede korrels om nieuwe producten mee te maken. Spek: ‘Daar moet je bij Philips niet mee aankomen. Dat is een gevaar voor de volksgezondheid, een soort chemische cocktails in het plastic.’

Ook staatssecretaris Heijnen ziet hiervan de moeilijkheid. ‘Het is belangrijk dat we nadenken over de manier waarop je je producten ontwerpt. Ecodesign, daar is nu ook de Europese Unie volop mee bezig. Vervolgens kijk je hoe je duurzaam produceert, dan kijk je hoe je dingen duurzaam gebruikt en vervolgens hoe je duurzaam afdankt.’

Onlangs investeerde de Nederlandse overheid 124 miljoen euro in het Circulaire plastics NL, een samenwerking van bedrijven en kennisinstellingen om plastics beter te kunnen ontwerpen, wassen, sorteren en recyclen.

Geen heilige graal

En dan die recycling tot tweedehands grondstoffen, de relatief nieuwste en spannendste vorm van recycling. Hier wordt afval niet verhakseld en omgesmolten tot nieuwe korrels, maar met chemische processen teruggeknipt in de bouwstenen van olie of andere grondstoffen die normaal van olie worden gemaakt. Zoals die nieuwe fabriek in Rotterdam, waar Infinity Recycling ook Nederlands overheidsgeld in investeerde.

‘Chemische recyclingsystemen kosten bijvoorbeeld behoorlijk wat energie en leveren relatief weinig olie op vergeleken met de hoeveelheden plastic die je ervoor nodig hebt.’

Ook Herman Spek vindt die ontwikkelingen ‘bere-interessant’. Maar hij ziet wel bezwaren. ‘Jaren geleden merkte ik al bij overleggen met de overheid dat chemische recycling werd gezien als een soort heilige graal. Maar hoe langer je deze business volgt, hoe meer je beseft dat er geen heilige graal is. Veel chemische recyclingsystemen kosten bijvoorbeeld behoorlijk wat energie en leveren relatief weinig olie op vergeleken met de hoeveelheden plastic die je ervoor nodig hebt.’

Spek en anderen uit de sector zijn bovendien bang dat je door het optuigen van een hele nieuwe industrie rondom chemische recycling weer nieuwe problemen creëert. Blijft er bijvoorbeeld wel genoeg plastic afval over als we dat via de bovenste R-en (refuse, reduce en reuse) goed weten te verminderen? Of moeten we straks afval uit andere landen gaan importeren om onze recyclefabrieken winstgevend te laten draaien?

Flexibiliteit inbouwen

Daar kijkt investeerder Infinity Recycling wel voor uit, zegt medeoprichter Jeroen Kelder. Hij wil met deze nieuwe industrie niet verder op de weg van steeds maar groter en centraler, zoals de petrochemische sector tot nu toe gewend was. Liever investeert hij met Infinity Recycling in verschillende fabrieken die niet al te lang hoeven te bestaan om winst te maken en ook weer relatief makkelijk kunnen sluiten of verplaatsen als ze ergens niet meer nodig zijn. ‘Decentraliseren en flexibiliteit inbouwen,’ noemt hij het zelf.

Afval verslepen vindt hij ook niet handig. De eerste drie fabrieken waar Infinity Recycling het afgelopen jaar in investeerde, staan dan ook in Rotterdam, bij Geleen en in de Eemshaven. ‘Waar de afvalverwerkers en de chemische industrie bij elkaar zitten. Dan hoef je dus geen afval of olie te gaan verplaatsen. En misschien kun je zelfs reststromen gas en hitte gaan uitwisselen.’

Kelder benadrukt dat Infinity Recycling als donkergroen fonds volgens de Sustainable Finance Disclosure Regulation alleen kiest voor recyclingmethodes die aantoonbaar CO2-uitstoot verminderen. Hij ziet deze schakel tussen de afvalsector en de petrochemie als een tussenoplossing voor het overschakelen op een ander systeem, zoals bijvoorbeeld nieuwe materialen. Chemische recycling is belangrijk, maar staat wel ver onderaan de R-ladder. ‘We willen niet concurreren met mechanische recycling en vragen de overheid juist om dat meer te stimuleren. Wij richten ons alleen op het plastic afval dat anders verbrand, gestort of geëxporteerd wordt. Misschien is dat over vijftig jaar niet meer nodig, als we een alternatief voor plastic hebben. Maar voorlopig blijft er in dat putje nog wel genoeg over.’

Bioplastic

Alternatieven voor plastic, die zijn er inderdaad ook nog. Er liggen al heel wat verpakkingen van bioplastic in de schappen. Is dat een goede weg naar meer circulair? Daarover verschillen de meningen. Cor Rijken, al sinds 1990 directeur van Cor Rijken Verpakkingen, nodigt Vrij Nederland uit in zijn plasticzakjesfabriek. In een hal op een industrieterrein in Lieren staan een stuk of tien oud-groen gekleurde stalen machines keurig op een rij. Aan de ene kant draaien rollen folie naar binnen en aan de andere kant komen er zakjes uit. Je kunt vanaf de buitenkant zo zien hoe de zakjes als op een soort lopende band worden gevouwen en dichtgeplakt. ‘Deze machines komen uit de jaren zestig,’ zegt een trotse Rijken. ‘Sommige draaien nog op tandwielen, maar die met modernere motoren kosten een stuk minder energie.’

Bij elke machine staat iemand uit de sociale werkvoorziening die stapels nieuwe zakjes in een doos doet. Een van de machines maakt zakjes van bioplastic. Rijken koopt er biofolie voor in plaats van normaal folie. Dat bioplastic is gemaakt van maïs en kan – onder de juiste omstandigheden – worden gecomposteerd. Rijken maakt er zakjes van omdat zijn klanten daarom vragen, maar zelf is hij er niet erg enthousiast over. Het bioplastic is duurder en de machine draait zichtbaar langzamer omdat het vouwen en lijmen langer duurt. Voedsel is in de zakjes ook veel minder lang houdbaar dan in fossiel plastic, daarom zien veel klanten er ook vanaf.

Het plastic dat thuis in de prullenbak verdwijnt is te klein, te verschillend en sowieso te vervuild voor het opnieuw verpakken van levensmiddelen.

Een ander argument tégen bioplastic is minder duidelijk voor consumenten, maar laat de biozakjes hier in de fabriek behoorlijk in hun hemd staan. Alle nieuwe zakjes worden in kartonnen dozen gestopt om ze te bewaren of vervoeren. Bij de bioplasticzakjes krijgt de kartonnen doos nog een extra omhulsel. Voordat een medewerker de stapels biozakjes opstapelt, stopt ze in de doos eerst nog een grote plastic zak. Anders droogt het bioplastic uit.

In zijn kantoor genaamd De Ideeënkamer heeft Rijken verschillende zakjes klaargelegd om te laten zien. Er zitten biozakjes bij die niet zijn te onderscheiden van normaal plastic. ‘Daar stopten ze een biologische worst in, maar die werd niet verkocht,’ vertelt Rijken. ‘Toen maakten we een zakje van plastic en plakten er aan de buitenkant papier op. Nu wordt die worst wel verkocht. Dat is dus honderd procent consumentenbedrog.’

Hij heeft meer voorbeelden. Plastic zakjes bedrukt met de kleur van bruin papier of zakjes van zogenaamd duurzaam papier dat uit China moet komen en niet gerecycled kan worden. Dat laatste geldt overigens ook voor bioplastic. Dat mag officieel niet bij het gft-afval en ook niet bij het gewone plastic. Bij allebei schopt dit afwijkende materiaal de verwerking in de war. Biologisch afbreekbare verpakkingen worden dus vaak verbrand.

Zwerfafval

Rijken is niet de enige die het niet zo heeft op bioplastic verpakkingen. De kritiek klinkt ook uit de hoek van de afvalverwerkers.

Bij Cor Rijken Verpakkingen komen alleen folies binnen die gemaakt zijn in Europa. ‘Dat is voor mij een must,’ zegt Rijken. ‘En het moet nieuw materiaal zijn. Niet gerecycled. Anders heb je het risico dat er restantstoffen in zitten.’

Zijn fabriek is gespecialiseerd in zakjes voor levensmiddelen en daarbij is één ding het allerbelangrijkst: ‘Alles hier heeft te maken met veiligheid in de meest extreme vorm.’
Het is niet dat Rijken niet probeert te innoveren ten gunste van het milieu of de maatschappij. Zijn pand draait dankzij verschillende bewuste ingrepen zo energiezuinig mogelijk en hij werkt niet voor niets met medewerkers uit een sociale werkplaats. Bovendien gebruikt hij eigenlijk al zo weinig mogelijk plastic voor zijn zakjes. ‘Onze folie is nu 30 micrometer dun. Een haartje is drie keer zo dik,’ zegt Rijken. ‘Dunner kan eigenlijk niet.’

De recyclebaarheid van plastic zakjes is ook flink verbeterd. Waar vroeger vaak verschillende folies op elkaar werden geplakt, is er nu meer monomateriaal. Maar Rijken ziet weinig heil in het beter recyclebaar maken van plastic verpakkingen. Het plastic dat thuis in de prullenbak verdwijnt is te klein, te verschillend en sowieso te vervuild voor het opnieuw verpakken van levensmiddelen. ‘Maar prima als je daar tuinmeubelen of autobumpers van kunt maken.’

Het probleem van plastic ziet Rijken vooral in het zwerfafval. Hij benadrukt meermalen dat we er alles aan moeten doen om te voorkomen dat plastic in de natuur terechtkomt. Dat gebeurt overigens vooral bij meeneemverpakkingen, die hij zelf weinig maakt. Rijken heeft wel eens gehoord van streepjescodes op zulke verpakkingen, waarmee de lakse consument kan worden getraceerd en beboet als de verpakking gaat rondzwerven.

Volgens Rijken zijn verpakkingen vaak nodig om te voorkomen dat de producten die erin verpakt zitten zélf afval worden. Een paar voorbeelden: ‘Chocola droogt snel uit, maar blijft in een goede verpakking zo een jaar vers. Banket en koek mag niet uitdrogen en niet vochtig worden. Veel brood blijft langer goed met microscopisch kleine gaatjes in het plastic.’

Minder verpakken

Of plastic helpt tegen voedselverspilling is een ingewikkelde discussie. Rik van der Ploeg van Natuur & Milieu houdt zich er al een tijd mee bezig. ‘In veel gevallen zorgt plastic er inderdaad voor dat iets langer houdbaar blijft,’ zegt hij. ‘En de verspilling van een stukje kaas of worst weegt zwaarder dan de verspilling van de verpakking.’

Tegelijkertijd zijn er nu veel verpakkingen nodig vanwege een groter systeem dat ook anders kan. ‘Wanneer wordt iets verpakt en hoelang ligt het in de supermarkt? Bij groenten en fruit heeft het vaak meer zin om die gekoeld op te bergen dan die in plastic te stoppen.’

Een belangrijke stap naar meer hergebruik is plastic uit de ‘wegwerpsfeer’ halen. ‘Plastic is zo goedkoop dat we er nauwelijks waarde aan hechten.’

Er zijn ook verpakkingen die juist tot méér verspilling lijden, zoals een zak appels die je misschien niet allemaal nodig hebt. Een recent onderzoek van de Britse ngo WRAP (The Waste and Resources Action Programme) berekende dat het niet verpakken van appels, aardappels en bananen vele tonnen plastic en nog veel meer tonnen voedselverspilling zou schelen. Mensen kunnen het best zelf bepalen hoeveel stuks ze van iets nodig hebben. Minder verpakken dus, dat zijn de R-en helemaal bovenaan de R-ladder.

Uit de kinderschoenen

Op dit moment is bij mensen die serieus nadenken over de circulaire economie vooral de R van reuse of hergebruik in zwang. Daarmee kunnen immers grote stappen worden gezet, als we er de juiste systemen voor opzetten. Van der Ploeg legt het uit aan de hand van een herbruikbare verpakking. ‘Stel dat je een plastic beker of maaltijdverpakking tien keer opnieuw gebruikt, wat prima te doen moet zijn. Dan heb je dus negen verpakkingen minder nodig om hetzelfde te doen als met wegwerpplastic. Omdat herbruikbare verpakkingen vaak iets dikker zijn, haal ik er nog één extra vanaf. Dan zit je op acht verpakkingen minder. Dat potentieel is dus enorm.’

Een belangrijke stap naar meer hergebruik is plastic uit de ‘wegwerpsfeer’ halen. Van der Ploeg: ‘Plastic is zo goedkoop dat we er nauwelijks waarde aan hechten. Er zijn veel producten die we keer op keer gebruiken. Zoals dit glas, bijvoorbeeld. Maar als dit een plastic kopje was, leek het meer bedoeld om weg te gooien.’

Een andere belangrijke stap is standaardisatie, zoals de bierflesjes die we al massaal inleveren voor hergebruik. Van der Ploeg: ‘Dat deden we vroeger ook met zuivel. En dat kun je ook doen met PET-flessen, die nu nog voor eenmalig gebruik worden gemaakt. We weten nu dat statiegeld werkt, dus dat is mooi. Nu die PET-flessen nog hervullen.’

Van der Ploeg is blij dat dat het potentieel van hergebruik inmiddels ook is doorgedrongen tot de overheid, die tot voor kort nog vooral inzette op recycling. Ngo’s, afvalverwerkers en producenten hopen nog wel op meer sturing van de overheid. Businessmodellen veranderen gaat bijvoorbeeld een stuk makkelijker als primaire grondstoffen duurder worden of producenten verplicht worden een bepaald percentage gerecycled materiaal te gebruiken. Op dat gebied van producten wacht staatssecretaris Heijnen nog vooral op Europees beleid, want veel bedrijven produceren voor de Europese markt. Op nationaal vlak worden horeca, bedrijfskantines en evenementen nu verplicht om hun zaken op veel meer hergebruik in te richten. Wellicht volgen binnenkort ook regels voor hergebruik in supermarkten, zoals in Frankrijk al is aangekondigd.

En er zijn ook steeds meer bedrijven die experimenteren met herbruikbare verpakkingen. Zo is er supermarkt Pieter Pot, die producten als pindakaas, spaghetti en koffiebonen langs de huizen brengt in glazen weckpotten. Klanten mogen de lege potten bij nieuwe boodschappen weer ongewassen mee teruggeven.

Van der Ploeg: ‘Dat is fantastisch. We moeten hergebruik uit de kinderschoenen halen en laten zien dat er behoefte aan is.’