Lieve Vumilia,

Twee jaar geleden kwam ik op het idee je deze brief te schrijven. Je was toen zes en we speelden samen in de keuken van je moeder. Toen we klaar waren met spelen, vroeg je me om je vast te houden, en dat deed ik. Terwijl ik je in mijn armen hield, werd ik overvallen door een gevoel van vrede en verbinding dat ik nog niet eerder had ervaren. Ik was op dat moment bezig met een brief aan mijn ongeboren kind, waarin ik advies gaf over hoe het zich kon verhouden tot diens tweede huid. Deze tweede huid, Vumi, is de identiteit die de maatschappij ons oplegt op basis van afkomst en etniciteit. En terwijl ik je stevig vasthield, realiseerde ik me dat ik me niet tot een denkbeeldig kind moest richten. In plaats daarvan kon ik beter schrijven over de diepte van onze verbinding, jou uitnodigen op een reis waarop we onze opgelegde raciale identiteiten overstijgen.

Daarom zijn deze woorden nu aan jou gericht. Je moet weten dat ik, toen ik jouw leeftijd had, me niet voor had kunnen...