De tragedie rond Appie Nouri overstijgt het persoonlijke, het plaatselijke, en het landelijke: laat Marokkaans-Nederlandse profvoetballers bruggenbouwers zijn. Dan gaan de vooroordelen de prullenbak in.

Ze zaten er gespannen maar toch hoopvol bij, de vader en broer van Abdelhak Nouri. Op een bankje in Geuzenveld, doorzonwoningen op de achtergrond, ging het veel over Allah. Wat zou het ge-weldig zijn als Hij de voetballer Abdelhak kon helpen, zei vader Nouri tegen interviewer Salaheddine Benchikhi. De populaire vlogger en schrijver Salaheddine was duidelijk geëmotioneerd tijdens zijn uitzending op YouTube. Naast de toewijding van al die knappe doktoren in het ziekenhuis, zei vader Nouri, moest alles worden gedaan om de hulp en genade van Allah in te roepen. Misschien zou de 20-jarige voetballer Abdelhak, die een cultstatus genoot op Ajax’ jeugdcomplex De Toekomst en die binnenkort uit zijn kunstmatige slaap zou worden gehaald, de gevolgen van zijn hartfalen overwinnen. Er waren zelfs al positieve signalen. Aan het ziekbed had zijn familie uit de Koran voorgelezen en daarop was Nouri gaan trillen en zelfs een beetje overeind gekomen.

Dua – dat moesten de kijkers doen. Benchikhi zei het, vader Nouri en Abdelhalks broer zeiden het. De kijkers moesten bidden en dua doen en nog eens en nog eens. Alle moslims in Nieuw-West en ver daarbuiten moesten Allah smeken om Appie, zoals Abdelhak in Amsterdam heet, bij te staan.

Kort na het interview op het bankje werd de gruwelijke uitslag van de hersenscan bekend. Het gebrek aan zuurstof, na een hartstilstand op 8 juli tijdens een oefenwedstrijd in Oostenrijk, bleek ernstig en blijvend letsel te hebben aangericht. De alom beminde, goedlachse, bescheiden straatjongen Abdelhak zou nooit meer normaal kunnen functioneren, laat staan voetballen.

Familie-voetbal-islam

Sinds het tragisch voorval was Nouri een belangrijk item voor vrijwel alle media in Nederland en erbuiten. Toch was hij tot voor kort alleen vooral bij Ajaxfans bekend. Appie Nouri was een kind van de club, de Koning van Geuzenveld die almaar niet tot het eerste elftal van Ajax doordrong. Hoewel de slagerszoon al vanaf zijn zevende jaar voetbalde op De Toekomst en alle jeugdtrainers met hem wegliepen, speelde hij nog steeds in het Beloftenelftal. Het publiek schreeuwde om Appie, na wedstrijden moest hij langer dan wie ook handtekeningen uitdelen, maar de hoofdtrainers twijfelden aan zijn fysieke en mentale kracht. Intussen bleef de technisch vaardige middenvelder zijn geduldige en hulpvaardige zelf. Hij was immers een jongen met een missie: Appie wilde per se slagen én het goede voorbeeld geven. Alleen intern toonde hij soms zijn boosheid en verdriet.

Het publiek schreeuwde om Appie, na wedstrijden moest hij langer dan wie ook handtekeningen uitdelen, maar de hoofdtrainers twijfelden aan zijn fysieke en mentale kracht.

Vorig seizoen mocht hij dan eindelijk invallen in de Arena of meedoen tegen amateurs – op een leeftijd waarop veel toptalenten al lang op het hoogste niveau meedraaien. ‘Dit moet zijn seizoen worden,’ klonk het afgelopen zomer bij Ajax op een toon van ‘nu of nooit’.

Dat het hartfalen toesloeg vlak voor zijn mogelijke doorbraak, droeg zeker bij aan de heftige sentimenten. Maar bij al het Hollandse ‘Appie’ in de media zou je zijn Marokkaanse afkomst haast vergeten, en als er íéts werd onderbelicht in de portretten en lofzangen, was het wel zijn geloof. Appie was net als zijn vader strenggelovig. Hij deed elke dag zijn gebeden en sloeg geen Ramadan over. In een filmpje dat onder auspiciën van Ajax werd gemaakt over de dag van zijn debuut in het eerste elftal, nu een jaar geleden, knielt hij vroom in oosters gewaad op een kleedje en buigt voor de Almachtige. Om met een jeugdtrainer te spreken: ‘Appie dankte zijn opvallende stabiliteit aan de driehoek familie-voetbal-islam.’

Illustratie: Gijs Kast
Slimme passjes

De tragedie rond Nouri overstijgt het persoonlijke, het plaatselijke, wellicht zelfs het landelijke. Nouri combineerde zijn geloof, zijn afkomst en zijn banden met Hollanders met een vanzelfsprekendheid en openhartigheid die je weinig ziet. Was dit zijn seizoen geworden, dan had hij een uithangbord van de multiculturele sa-menleving kunnen worden. De methode-Nouri: slimme passjes versturen, maar ook een ander geluid laten horen dan het inmiddels gebruikelijke cynisme en nihilisme. Hij leek de kloof allochtoon-autochtoon achteloos te overbruggen; kijkend naar Nouri wás er geen kloof. Na het slechte nieuws stroomde de Aalbersestraat in Nieuw-West vol met Marokkanen, Turken, Hollanders, Surinamers, die zich voor zijn huis verdrongen. Zijn naam werd gescandeerd als de Messias van het Goede. Zijn vader nam de steunbetuigingen in ontvangst door het open dak van een auto, zijn hand op zijn hart, gebroken maar niet alleen. Enkele dagen eerder zei hij op het bankje: ‘De wereld lag aan zijn voeten, maar Abdelhak bleef bescheiden, beleefd en heel normaal. Ik hoop dat veel Marokkaanse jongens zijn voorbeeld zullen volgen.’

De methode-Nouri: slimme passjes versturen, maar ook een ander geluid laten horen dan het inmiddels gebruikelijke cynisme en nihilisme.

Op het trapveldje van het Michel de Klerkhof in Geuzenveld trokken jongetjes zich inderdaad aan hem op, al jaren: hij was – is – hun held. Als ster in Ajax I zou hij mogelijk jongens in heel Amsterdam hebben aangestoken met zijn positivisme en daarna, wie weet, in heel Nederland. Gedraag je netjes, vertelde hij in de camera, ga naar school, wees trouw en zorg goed voor jezelf. Dat is binnen Ajax al jaren de boodschap: neem kritiek ter harte (vaak een probleem bij Marokkaanse voetballers) en ga niet stappen (vaak een probleem bij Hollandse voetballers). Doe als Appie.

Na de bekendmaking van zijn toestand was er een voetballiefhebber in Singapore die het vliegtuig naar Schiphol nam, bloemen neerlegde in de Aalbersestraat en weer terugvloog – het is een feit.

Nog maar tweeënhalf jaar geleden kwamen drie teamgenoten van Nouri op geheel andere wijze in het nieuws. Samet Bulut, Aschraf El Mahdioui en Zakaria El Azzouzi werden bestraft wegens het molesteren van een politieagente. Het leek alle vooroordelen over zulke jongens te bevestigen: etterbakken waren het, en aanpassen ho maar. Het was de anticlimax van de hoge verwachtingen rond Marokkaanse (en Turkse) voetballers. Nouri en de andere allochtonen domineerden toen de A1 van Ajax; ook van spelers als Abdel Malek El Hasnaoui, Adham El Idrissi en Daoud Bousbiba werd hoog opgegeven. Bij Feyenoord en PSV en veel andere clubs wemelde het ook van de Marokkaanse jeugdvoetballers. Zij zouden de straatcultuur naar de stadions brengen, die bij de gamende Hollandse jeugd goeddeels ten onder was gegaan. Op straat leerde je pingelen en voor jezelf op te komen, wisten deskundigen als Johan Cruijff; je werd er een balkunstenaar én een persoonlijkheid.

Maar dit voorjaar was van de generatie-Nouri eigenlijk alleen Nouri zelf nog over. De rest – maar dat vertellen jeugdtrainers alleen off the record – bleef steken in opstandigheid, in niet willen luisteren, in verkeerd omgaan met kritiek en tegenslagen. De conflicten stapelden zich op. ‘Het is met Marokkaanse jongens gewoon erg moeilijk,’ krijg je dan te horen. Want toeval of niet: juist het Ajaxtalent dat met zijn blonde haren opviel in de A1, de evenwichtige middenvelder Donny van de Beek (20) uit Nijkerkerveen, brak afgelopen jaar door en zal naar verwachting komend seizoen een basisplaats hebben. Hij wel.

‘Dat zit in hun bloed’

Evenwicht: misschien wel het kernwoord in de poging een antwoord te geven op de vraag waarom er van de vele Marokkaanse voetbaltalenten zo teleurstellend weinig doordringen in de top. En lukt dat toch, dan vaak voor korte tijd. Van Nourdin Boukhari tot Ismaïl Aissati en Mounir El Hamdaoui: de lijst van spelers die linksom of rechtsom in botsing kwamen met de Ajaxleiding is lang. Afgelopen seizoen kwam Anwar El Ghazi daar nog eens bij: zijn reputatie van nette jongen eindigde bij een heftige aanvaring met hoofdtrainer Peter Bosz. Exit El Ghazi. In een ver verleden werden ook weerbarstige tieners als Nordin Amrabat en Mbark Boussoufa weggestuurd van De Toekomst. Sommige drop-outs bloeiden elders alsnog op, zoals Oussama Tannane bij Heracles Almelo, maar vaker gebeurde dat niet. Ook tussen PSV en Aissati ontstonden problemen en Zakaria Bakkali, de Belgische belofte, gedroeg zich in 2015 dermate wispelturig tijdens de contractonderhandelingen met PSV dat zelfs zijn eigen zaakwaarnemer hem liet vallen. En intussen wordt van het voormalige supertalent Adam Maher (vijf maal Oranje) in Eindhoven op zijn 24ste nog maar weinig vernomen.

‘De instelling van de jongens is meestal uitstekend, maar ze zijn gericht op de bal, individueel ingesteld,’ zegt Pim Verbeek, technisch directeur van de Marokkaanse voetbalbond, in de Volkskrant. ‘Dat zit in hun bloed. En ze kunnen niet op de bank zitten. Dan is hun trots gekrenkt. Ze begrijpen dat gewoon niet en gaan twijfelen.’

Snel aangevallen

Marokkanen zijn gek op voetbal, zowel in de diaspora in Europa als in hun moederland. Maar na lang zoeken vind je één voetballer in de Europese top: verdediger Medhi Benatia van Juventus. Dit gebrek aan doorzettingsvermogen, aan mentaal evenwicht kan verband houden met een verkeerd soort trots. ‘In de Marokkaanse cultuur groeien jongens op met het idee dat ze de beste moeten zijn,’ zegt een Amsterdamse jeugdtrainer van Marokkaanse afkomst die anoniem wil blijven (‘het is een gevoelig onderwerp’). ‘Ze worden door hun omgeving op handen gedragen, maar alleen zolang het goed gaat. Alles valt of staat met hun prestaties. Dat maakt ze eerzuchtig, maar ook labiel. Het kan zo weer over zijn. Daarom hebben ze de neiging anderen de schuld te geven bij tegenslag. Het is een manier om hun eigen falen te maskeren. Aangezien ze kritiek op hun handelen niet kunnen onderscheiden van kritiek op hun persoonlijkheid, voelen ze zich snel aangevallen. De Hollandse gewoonte om een speler in aanwezigheid van het elftal op zijn nummer te zetten, maakt het nog erger. Ze voelen zich snel miskend, denken dat de trainer de pik op ze heeft.’

Cruciaal is de omgeving, zoals de jeugdtrainer het noemt. Uiteraard halen ook de meeste Hollandse talenten de top niet, de concurrentie is nu eenmaal groot. Maar hun ouders zijn gemiddeld meer betrokken en ze zullen hun kind eerder duidelijk maken dat ze, ook als ze het niet redden, oké zijn; dat de kansen op succes ex-treem klein zijn en dat ze hun school moeten afmaken. Dan valt opnieuw de naam van Donny van de Beek: hoe het gezin voor iedere wedstrijd naar Amsterdam rijdt, en waarom dat meer stabiliteit geeft dan wanneer het alleen je vriendjes uit Nieuw-West of Zuidoost zijn die zich laten zien, voor wie het immers vooral om de roem gaat.

Een beetje rekening houden met de Marokkaanse achtergronden ligt voor de hand. ‘Nee, dat is een doodlopende weg,’ zegt een ervaren zaakwaarnemer van Marokkaanse komaf, die ook anoniem wil blijven. ‘Ik zie geen reden om de Hollandse mores radicaal te veranderen. Kritiek, iemand op zijn plaats zetten, hoort bij voetbal. Als je daar niet tegen kunt, ben je domweg ongeschikt.’ Verzachtende omstandigheid is misschien dat veel Marokkaanse voetballers creatievelingen zijn en die wijken nu eenmaal vaak af. ‘Jazeker,’ vindt hij, ‘maar ze zullen de schuld als het minder gaat toch echt bij zichzelf moeten zoeken, niet bij de coach. Die wil gewoon presteren. Hem maakt het weinig uit waar de spelers vandaan komen, als ze zich maar gedragen en hun best doen.’

Illustratie: Gijs Kast
Hele families profiteren mee

‘Het is altijd gemakkelijk om de trainer de schuld te geven,’ zegt ook ex-PSV’er Ibrahim Afellay op goal.com. Afellay is de meest succesvolle Marokkaanse Nederlander met 48 interlands voor Oranje. De snelle aanvaller had het lichtend voorbeeld kunnen zijn van een speler met een goed opgebouwde, langere loopbaan. Blessures in zijn jaren bij FC Barcelona (2011-2015) verhinderden dat. Nu speelt de 31-jarige Utrechter bij het weinig aanzienlijke Stoke City. Hij wijst vóór alles op de mentaliteit als het gaat om succes en falen. ‘Je moet altijd hongerig blijven. Je bent net zo goed als je laatste wedstrijd. Waar wil je heen? Ben je tevreden met de subtop van de eredivisie of wil je verder, naar de top? Dan moet je in jezelf investeren.’

Daar hebben veel Marokkaanse voetballers moeite te mee. Ze raken sneller geëmotioneerd, zijn nogal balverliefd en vaak te weinig teamspeler. Als het succes zich aandient, overstemt de lokroep van het snelle geld het belang van sportieve ontwikkeling al gauw. Hele families profiteren mee; Razi, Abdul, Emad, Farid, of hoe de favorieten van de Marokkaanse gemeenschap ook heten, ze brengen geld naar wijken met vanouds weinig luxe. Bovendien zijn de spanningen toegenomen. Het onbekommerde voetballeven van Aziz Doufikar is geschiedenis. Toen Doufikar in de jaren tachtig als eerste Marokkaan debuteerde in het profvoetbal (PEC Zwolle) leek er nog weinig aan de hand.

‘Nederland vond ik heel mooi,’ blikt de ex-Ajaxjeugdspeler terug op marokko.nl. ‘Ik voelde me al heel snel op mijn gemak. Ook heb ik nooit het gevoel gehad dat ik harder moest werken dan de andere spelers. Ik voelde me gelijk aan de rest van het team.’

Het rood-groen van Marokko

Hoe anders is dat nu. Voor relatief veel jonge Marokkanen is voetbal een alternatief voor criminaliteit. In Dronten scheelde het weinig of de huidige Ajaxmiddenvelder Hakim Ziyech (24) was van het rechte pad afgeraakt na het overlijden van zijn vader. Het was voornoemde Aziz Doufikar, inmiddels werkzaam als sociaal werker, die meehielp de tiener Ziyech aan het voetballen te houden. Ziyech – ‘ik was best een vervelend Marokkaantje’ – herpakte zich, maar zijn relatie met Nederland bleef ingewikkeld. Hij verkoos niet toevallig het Marokkaanse nationale elftal boven Oranje.
Door hun dubbele paspoort kunnen Marokkaanse Nederlanders voor beide landen uitkomen. ‘Ik ben hier geboren, maar mijn roots liggen daar, mijn vader is er begraven,’ verklaarde Ziyech in de Volkskrant. ‘Het is geweldig hoe mensen daar op je reageren.’ Ook zei hij: ‘In Nederland zoekt men altijd naar iets negatiefs.’ (..) ‘Ik heb vroeger zeker het gevoel gehad dat ik achterstond omdat ik een Marokkaanse achtergrond heb.’ Dus: ‘In mijn bloed zit het rood-groen van Marokko.’

In Nederland zoekt men altijd naar iets negatiefs. Ik heb vroeger zeker het gevoel gehad dat ik achterstond omdat ik een Marokkaanse achtergrond heb.

‘Nu die jongens op straat en in de media op een negatieve manier als Marokkaan worden afgeschilderd, kiezen de meesten gevoelsmatig voor Marokko,’ weet een zaakwaarnemer. ‘Dat spelers als Afellay en Khalid Boulahrouz een tijdje terug voor Oranje kozen, had mede te maken met de slechte organisatie rond het Marokkaanse elftal. Die bevindt zich tegenwoordig op hoog niveau. De kritische stemming in Nederland doet de rest.’ De in Nederland werkzame journalist Abdel Afiri (beIn Sports) vult aan: ‘De polarisatie in Nederland, maar ook in landen als Frankrijk, brengt met zich mee dat Marokkaanse voetballers zich in hun moederland meer op hun gemak voelen. Na al het “minder, minder” vind ik dat ook niet zo gek.’

Het profvoetbal als spiegel van de maatschappij: het is vaker vertoond.

Lachen om die gillende meisjes

Ondanks alle problemen is het aantal Marokkaans-Nederlandse profvoetballers enorm gegroeid. Na de pionier Doufikar kwam er een handjevol spelers in de jaren negentig, enkele tientallen in het eerste decennium van deze eeuw, en nu is er in het betaalde voetbal amper nog een elftal te vinden zonder Marokkanen in de gelederen. Het bewijs dat een elftal kan functioneren met meerdere Marokkanen tegelijk, werd afgelopen seizoen geleverd in Utrecht. De plaatselijke FC draaide uitstekend met Nacer Barazite, Yassin Ayoub en Sofyan Amrabat. In de winterstop kwam ook de gevreesde Zakaria Labyad (ex-PSV) nog naar Utrecht. De harmonie in De Galgewaard werd niet verstoord. De Marokkanen trokken veel met elkaar op – ‘soort zoekt soort’ zie je bij alle voetbalselecties – maar de relatie met de anderen bleef uitstekend.

Het geheim hierachter was Erik ten Hag. De trainer geldt als een houwdegen voor wie teamdiscipline heilig is, maar hij creëerde een sfeer waarin de Marokkanen zich veilig voelden. Van Ten Hag mochten de moslims best eerder van tafel voor het vrijdaggebed, om maar wat te noemen, zolang ze het groepsproces maar niet verstoorden en hun prestaties er niet onder leden. Barazite, Ayoub, Amrabat en Labyad betaalden het ‘respect’ van hun coach terug met inzet en toewijding. Ook de omgang met de pers verliep soepel.

‘Zulke jongens zijn niet per se wantrouwiger dan Hollandse voetballers, al lijkt dat soms zo,’ stelt FC Utrecht-watcher Ard Schouten (AD). ‘Ben je open en eerlijk tegen ze, en toon je belangstelling voor hun achtergrond, dan bouw je al snel een band op met ze die langer standhoudt dan die met niet-Marokkanen.’

Illustratief voor de aanpak van Ten Hag was misschien wel de snelheid waarmee een brandje rond Barazite twee jaar geleden doofde. Aanvaller Barazite weigerde Fox Sports-verslaggeefster Hélène Hendriks na afloop van een tv-interview een hand te geven. Twitter explodeerde, en natuurlijk rukte Powned eropuit om Barazite, die ook nog zo’n enge vlasbaard heeft, een loer te draaien. Kortgerokte cheerleaders probeerden de voetballer uit zijn tent te lokken. En zie: de cameraploeg mocht z’n gang gaan en Barazite en de andere spelers moesten geweldig lachen om die gillende meisjes rond het trainingsveld. Hendriks twitterde daarop dat zij de moslimprincipes van die aardige ‘modelprof’ respecteerde, net als FC Utrecht. Einde verhaal.

Nu is FC Utrecht geen topclub. Voetballers voelen er minder druk dan bij Ajax of Feyenoord, de verwachtingen zijn minder hooggespannen en de mediabelangstelling is er stukken kleiner. Zo beschouwd vervult Karim El Ahmadi een opvallende rol bij Feyenoord. Eindelijk een oudere Marokkaan die boven in de eredivisie nog in full swing is. Ook bij El Ahmadi (32) is het niet vanzelf gegaan; halverwege zijn loopbaan, toen hij net een mooi contract had getekend, ontdekte de middenvelder dat er geen reden was achterover te leunen. Hij trok zichzelf uit het moeras van de luxe en mompelde: je bent er niet, je begint pas. Vorig jaar keerde hij na een lucratief verblijf in Engeland terug in Rotterdam om prijzen te winnen. Met hem als gepassioneerde, betrouwbare motor werd Feyenoord voor het eerst sinds 1999 landskampioen. Als de geboren Enschedeër geen Marokkaanse international was geweest, zou hij voor een typisch Hollandse voetballer zijn gehouden. En deze zomer maakte ook Sofyan Amrabat de overstap naar Feyenoord: benieuwd of de twintigjarige middenvelder zich in de snelkookpan van de Kuip net zo zal kunnen handhaven als bij FC Utrecht.

Als de geboren Enschedeër geen Marokkaanse international was geweest, zou hij voor een typisch Hollandse voetballer zijn gehouden.

Bij Ajax liet Ziyech zich van zijn beste kant zien door hard te werken en nederigheid te tonen, waar hij bij FC Twente en SC Heerenveen nog een prinsje met soms vervelende trekjes was. Na het vertrek van aanvoerder Davy Klaassen zijn de ogen gericht op Ziyech en zijn mooie traptechniek: zal hij zich wél ‘doorontwikkelen’ en de leider worden? Hij zou de eerste Marokkaan zijn in Amsterdam die dat doet, maar Ziyech, die op zijn 24ste al veel tegenslagen heeft overwonnen, lijkt vastbesloten. De Marokkanen bij Ajax en Feyenoord staan in de schijnwerpers. Van hen worden doorzettingsvermogen en discipline verwacht. Het is voor iedereen te hopen dat ze daarin slagen. Voor henzelf, de clubs, ons voetbal en, aangezien voetbal een belangrijk nationaal bindmiddel is, voor onze samenleving. Ontpoppen zij zich in de geest van Appie Nouri en worden zij bruggenbouwers, dan kunnen heel wat vooroordelen de prullenbak in.