‘Misschien weten we nog altijd veel te weinig over het dagelijkse leven en de geestelijke toestand van mensen die alleen leven,’ schrijft Daniel Schreiber in Alleen (2022).

De afgelopen 75 jaar heeft zich een fundamentele verschuiving in onze maatschappij voorgedaan. Sinds 1950 is het aantal mensen dat alleen woont vertienvoudigd, terwijl het totaal aantal Nederlanders nog niet eens is verdubbeld. Volgens het CBS leven in Nederland op dit moment 3.254.000 volwassenen alleen. Over 25 jaar wordt de helft van alle woningen bewoond door een niet-samenwonende eenverdiener of een alleenstaande ouder.

Door emancipatie, idealen van zelfverwerkelijking, toegenomen welvaart en vergrijzing is single zijn nu iets dat mensen meerdere keren in hun leven kan overkomen, op verschillende leeftijden. Zo stellen jongvolwassenen samenwonen en kinderen krijgen uit. Volgens het CBS woont in 2030 naar verwachting twintig procent van de Nederlanders tussen de 30 en de 35 jaar alleen.

Ook als er wel sprake is van een relatie, blijven veel volwassenen alleen wonen, zeker na scheidingen. Alleenstaande ouders of co-ouders die ‘latten’ moeten hun eigen huishoudens financieel en praktisch draaiend houden.

Het betreft een unieke situatie in de geschiedenis waarvan de implicaties op het individuele en gemeenschappelijke leven nog maar weinig zijn onderzocht. En dat terwijl er nu al grote zorgen zijn over de mentale gezondheid van jongeren en ouderen, over de cohesie van de Nederlandse bevolking, over armoedeproblematiek, files, de druk op de zorgsector, de arbeidsmarkt en de woningmarkt.

De Eenverdiener die Niet Samenwoont (ENS)

Het komende jaar gaat Vrij Nederland de invloed verkennen van dit fenomeen op individu en maatschappij. We richten ons daarbij op wat we, bij gebrek aan een beter woord, afkorten als ENS: de Eenverdiener die Niet Samenwoont (met of zonder kinderen).

(Wie een mooiere term weet die niet klinkt als ‘onvolledig mens’:van harte welkom!) 

Deze groept kent een haast caleidoscopische variatie: het kan gaan om studenten, jonge werkenden, lattende volwassenen zonder of met kinderen, gescheiden ouders, weduwes en weduwnaars – in verschillende sociaaleconomische klassen, met verschillende etnische achtergronden en partnervoorkeuren.

Hoe leven deze mensen het leven alleen? En wat is de invloed van dit sololeven op de maatschappij in haar geheel? Hoe kunnen we ons als individu en maatschappij beter voorbereiden op deze almaar groeiende demografische tendens?

Transformerende ervaring

De meeste van ons groeien niet op met de gedachte dat we later mogelijk een groot deel van ons leven, of zelfs ons hele leven, zonder partner zullen wonen. Maar wat we als norm voorgeschoteld krijgen, thuis, in de opvoeding, in het onderwijs, in de media, is allang geen vanzelfsprekende realiteit meer. Worden kinderen en jongeren voldoende voorbereid op levens die deels alleen worden geleefd?

‘De opkomst van alleen wonen is een transformerende sociale ervaring.’

En hoe kan de samenleving zich hierdoor in het geheel vernieuwen? Want het is beslist niet alleen maar slecht nieuws. Er schuilt een belangrijke transformatieve kracht in deze tendens, betoogt socioloog Eric Klinenberg in zijn boek Going Solo: The Extraordinary Rise and Surprising Appeal of Living Alone: ‘Als er een maatschappelijk debat is over de opkomst van alleen wonen, presenteren commentatoren dat als een teken van versnippering. Maar de realiteit van dit grote sociale experiment is veel interessanter – en veel minder isolerend – dan dit debat ons wil doen geloven.’

‘De opkomst van alleen wonen is een transformerende sociale ervaring,’ schrijft Klinenberg. ‘Het verandert de manier waarop we onszelf en onze meest intieme relaties begrijpen. Het vormt de manier waarop we onze steden bouwen en onze economieën ontwikkelen.’

Individuele beleving

Antropologe Roanne van Voorst schrijft in Met z’n zessen in bed (2020), over liefde in de toekomst: ‘In een tijdperk waarin langdurig partnerloos zijn steeds vaker voor gaat komen, zullen we op nieuwe manieren moeten leren nadenken en spreken over relaties en geluk.’

Vrij Nederland laat het komende jaar ervaringsdeskundigen en theoretici aan het woord over wat die ‘ver-ensing’ voor invloed heeft op de inrichting van ons persoonlijke en gezamenlijk leven. We gaan langs psychologen en economen, filosofen en stedenbouwkundigen, artsen en architecten, fiscalisten, beleidsmakers, marketeers en mediastrategen, bestuurders en demografen.

En we vragen daarbij de hulp van de lezer: wie moeten we voor deze serie beslist spreken? Wie onderzoekt dit, heeft er goede ideeën over? En wie vinden het de moeite waard om over hun ervaringen als ‘ENS’ met of zonder te kinderen te vertellen? Want ondanks de ongelofelijke aantallen mensen die zonder partner wonen, en de kans dat dit ons allemaal in verschillende fases van het leven gaat gebeuren, is er veel te weinig aandacht voor de individuele beleving daarvan en wordt het nog steeds gezien als afwijkend van de norm.

Zelf ben ik single, en een gescheiden co-ouder van twee studenten van begin twintig die deels thuis wonen. Onlangs ben ik naar een wooncomplex verhuisd dat we met een bouwgroep hebben gerealiseerd. In de helft van de dertig huishoudens leeft een eenverdiener – met of zonder kinderen – zonder partner. Als ‘ensige’ zzp’er ken ik de kwetsbaarheden, de complexiteiten en de vrijheden van dit sololeven al met al van haver tot gort.

Ideeën, aanbevelingen, dringend advies graag naar: annemiek.leclaire@vn.nl.