Elke maand ontvluchten duizenden inwoners van Eritrea het dictatoriaal bestuurde land. Velen kwamen de afgelopen jaren naar Nederland, maar ook hier zitten ze in de ijzeren greep van het regime. De Nederlandse autoriteiten kijken weg.

Het is een ideetje dat op het ministerie van Buitenlandse Zaken leeft: waarom organiseren we geen leer-werkprojecten voor jongeren in Eritrea? Uit dat land komen maandelijks duizenden mensen onze kant op. Door daar projecten te organiseren, houden we de mensen daar, is het idee. Het plan is onderdeel van het zogenaamde LEAD-programma dat, geheel in de geest van het huidige PvdA/VVD-kabinet, ‘ondernemerschap moet stimuleren’ om zo de ‘grondoorzaken van migratie’ aan te pakken. Nederlandse maatschappelijke organisaties en Nederlandse sociale ondernemers konden tot deze week voorstellen voor projecten indienen, bij voorkeur voor landen als Somalië, Libië, Mali maar dus ook Eritrea.

‘Nou ja zeg, subsidie voor Eritrea om migratie te stoppen, alsof die jongemannen slechts voor werkeloosheid vluchten,’ twitterde GroenLinks-Europarlementariër Judith Sargentini afgelopen week licht verbijsterd. En daar heeft ze een punt. Eritrea wordt ook wel het Noord-Korea van Afrika genoemd. Werkeloosheid lijkt er niet het grootste probleem. Het is een keiharde dictatuur waar volgens de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties in haar rapport van juni van dit jaar sprake is van ‘systematische, wijdverspreide en ernstige mensenrechtenschendingen’. Elke maand ontvluchten volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR vijfduizend mensen het land. De laatste twaalf maanden kwamen er ruim 34.000 Eritreeërs naar Europa, waarmee Eritrea na Syrië en Afghanistan op de derde plaats staat. De afgelopen maanden kwamen er duizenden Eritreeërs naar Nederland, alleen in augustus al 1273.

Volgens oud-diplomaat en schrijver Robbert van Lanschot zijn de plannen van BuZa ‘niet realistisch’. Hij was tijdelijk zaakgelastigde in Asmara toen hij in 2008 aan Den Haag rapporteerde dat het onmogelijk was om projecten te doen in Eritrea zonder dwangarbeiders. ‘Tot dan toe stonden berichten over dwangarbeid altijd verspreid in allerlei rapporten. Ik heb toen een codebericht geschreven alleen over dat onderwerp, en dat had impact. Velen op het ministerie namen mij dit standpunt niet in dank af. Eritrea was jarenlang een donor’s darling. Dat was in 2008 al niet meer echt zo. Toch waren er nog mensen die door wilden gaan, maar toenmalig minister van Ontwikkelingssamenwerking Koenders zette op basis van het codebericht de hulp stop. Het betekende het einde van een ontwikkelingsrelatie van bijna twintig jaar.’

Met de dood bedreigd

Het gebrek aan kennis bij het ministerie van BuZa over Eritrea is exemplarisch voor de Nederlandse houding ten opzichte van Eritrea én ten opzichte van de Eritrese vluchtelingengemeenschap in Nederland. ‘Den Haag laat de Eritrese gemeenschap in haar eigen sop gaar koken,’ zegt de Nederlands-Eritrese journalist Habtom Yohannes. ‘Ze vormen geen belangrijk machtsblok, geen bedreiging voor Europa. Dus niet te veel tijd in steken, dat is het devies.’

Habtom Yohannes is al jarenlang journalist voor onder andere Radio 1 en verschillende televisieprogramma’s en Nederlandse en buitenlandse bladen. Hij heeft zich ontpopt tot een criticus van het regime van dictator Isaias Afewerki, die al sinds de onafhankelijkheid in 1991 president is en daarvoor de leider was van de rebellenbeweging Eritrean People’s Liberation Front (EPLF). In de jaren zeventig was Yohannes als tiener zelf actief in het verzet. Hij smokkelde voedsel en onderdelen naar het bevrijde gebied. Met pamfletten keerde hij terug naar de hoofdstad Asmara. Hij vertelt hoe hij in 1980 naar Nederland vluchtte en prompt werd benoemd tot hoofd van EPLF Utrecht. Hoe hij steeds meer teleurgesteld raakte in de onverzoenlijke ideologie van de organisatie, en hoe hij in 1988 afscheid nam van de beweging. ‘Daar wilde ik niet meer bij horen.’

Maar Yohannes bleef een haat-liefdeverhouding houden met zijn vaderland en met de rebellenbeweging van Afewerki. ‘Nog in 1996 schreef ik stukken waarin ik Eritrea de hoop van Afrika noemde.’ Hij trad toe tot het constitutioneel beraad dat een conceptgrondwet opstelde. De grondwet werd in 1997 geratificeerd, de president vierde feest met het volk om vervolgens een oorlog te beginnen met Ethiopië. Hij gebruikte de oorlog als excuus om de grondwet nooit te implementeren en zo vierentwintig jaar lang zonder verkiezingen en zonder parlement aan de macht te blijven. Eritrea veranderde in een dictatuur. ‘Ik schreef in die periode mijn eerste kritische stukken en columns, en werd meteen met de dood bedreigd,’ zegt Yohannes.

Een roversbende

Habtom Yohannes is niet de enige Eritreeër die in Nederland wordt lastiggevallen door aanhangers van het regime. Al jaren is er sprake van intimidatie van critici. In het recente rapport van de onderzoekscommissie van de Verenigde Naties wordt bevestigd dat de Eritrese overheid niet alleen in eigen land maar ook in de diaspora netwerken van informanten heeft opgezet. Die moeten tegenstanders van het regime intimideren en volgen, maar er ook voor zorgen dat burgers in het buitenland twee procent ‘Development and Rehabilitation’-belasting van hun bruto salaris overdragen aan Eritrea. Daarnaast worden er ook incidentele contributies ter verdediging van het vaderland geheven die kunnen oplopen tot vijfhonderd euro per persoon.

Die belastingen worden ook in Nederland geheven, de afgelopen jaren is er door verschillende media over gepubliceerd. Dat gebeurt wereldwijd via de ambassades en consulaten. Wie niet wil betalen, krijgt geen geboortebewijzen of andere documenten, achtergebleven familie wordt volgens verhalen van hier wonende Eritreeërs vaak lastig gevallen. ‘Een roversbende,’ noemt Yohannes de diplomatieke vertegenwoordiging van Eritrea in Den Haag.

In 2012 verscheen in de Volkskrant een verhaal onder de titel ‘Consulaat perst al twintig jaar Eritrese Nederlanders af’. Naar aanleiding hiervan stelde het toenmalige Kamerlid Frans Timmermans (het was tijdens Rutte I) Kamervragen, waarin hij voorstelde het consulaat zo nodig te sluiten. In een ambtsbericht uit 2013 stelde het ministerie van BuZa vast dat er inderdaad belasting werd geheven. In dat jaar liet Timmermans – inmiddels minister – een nader onderzoek instellen. De minister liet de Kamer weten dat ‘het heffen van belastingen onder eigen onderdanen niet illegaal is’, mits er sprake is van vrijwilligheid. Om misstanden vast te kunnen stellen, zijn aangiftes nodig en die waren ‘voor zover te achterhalen’ niet gedaan. Timmermans verwees voor nader onderzoek door naar Brussel, er waren immers in andere Europese landen ‘dezelfde problemen’ en Nederland agendeerde de kwestie op ‘hoog ambtelijk overleg’. Daarna verdween de zaak van de politieke agenda.

Dat het ook anders kan, bewijzen ze in Canada. Daar is drie jaar geleden de 2 procent belasting afgeschaft nadat de Canadese regering na herhaalde waarschuwen de Eritrese consul het land had uitgezet. ‘Hier zouden we als Europese Unie ook op moeten inzetten,’ zegt GroenLinks-Europarlementariër Sargentini. ‘Het is echt ongelofelijke chantage, mensen die zijn gevlucht voor het regime zijn bij ons niet veilig en de familie in Eritrea is ook niet veilig.’

Nationale plicht

In de Eritrese gemeenschap in Nederland worden tegenstanders van het regime buitengesloten en onder druk gezet. In juni 2012 bezocht Yohannes een feestelijke avond in zijn woonplaats Amersfoort die was georganiseerd door aanhangers van president Afewerki. Dit soort feesten zijn een dekmantel voor het inzamelen van geld voor het regime. Ook zijn ze een belangrijk propagandamiddel. Op ERI-TV, de staatstelevisie, zijn altijd uitgebreide verslagen te zien om te tonen dat in West-Europa goedgeklede vrolijk ogende migranten blij zijn met het regime. Volgens Habtom Yohannes gaan in werkelijkheid heel wat mensen tegen hun zin naar die feesten. ‘Als ze niet komen en dus hun “nationale plicht verzaken”, worden ze op een lijst gezet van burgers die “minder patriottisch” zijn. Dat kan tot gevolg hebben dat je familie in Eritrea wordt uitgesloten van allerlei regelingen.’

Toen de organisatoren in Amersfoort ontdekten dat Yohannes binnen was, leidde dat tot enige consternatie. ‘Ze eisten dat ik me zou onthouden van vragen na de feestredes van hoogwaardigheidsbekleders. Ik antwoordde dat ik als journalist in een vrij land als Nederland het recht had om vragen te stellen. Ze hebben toen de politie gebeld en ik ben naar buiten gegaan,’ zegt Yohannes. Hij deed aangifte wegens bedreiging en intimidatie, maar in het onderzoek is volgens hem geen enkele vordering gemaakt.

De affaire kreeg nog wel een staartje. De SP nam het op voor Yohannes en stelde vragen in de gemeenteraad van Amersfoort en in de Tweede Kamer. Toen in augustus 2012 een volgend feest georganiseerd zou worden in Zaandam, werd door de plaatselijke SP-vertegenwoordigers op de zaaleigenaar ingepraat, die de organisatoren vervolgens liet weten dat ze niet langer welkom waren. De organisatoren weken vervolgens uit naar Rotterdam en Amsterdam. Op vragen van SP’er Harry van Bommel liet oud-minister Uri Rosenthal weten dat het ‘organiseren van culturele festivals en het werven van fondsen tijdens dergelijke festivals niet illegaal was’. Aanhangers van het regime in Asmara organiseren tot op de dag van vandaag grote feesten, onlangs nog in Rijswijk, waar opnieuw hoogwaardigheidsbekleders kwamen om zich te laten toejuichen. De Nederlandse staat laat de 2 procents regeling tot nu toe lopen, feesten mogen gewoon georganiseerd worden en ook als het helemaal uit de hand loopt, geeft de overheid niet echt thuis.

‘Fuck Isaias’

In augustus 2012 bezocht de toen eenentwintigjarige Fikadu Hagos het Eritrea Festival Holland in Rotterdam. Hij was op zaterdagavond om een uur of tien bij vrienden in de auto gestapt en vanuit zijn woonplaats Breda op weg gegaan. Waar hij precies naartoe zou gaan wist hij niet. Hij betaalde vijfentwintig euro entreegeld. Maar toen hij even naar buiten liep om een sigaret te roken, mocht hij de zaal niet meer in omdat hij zich niet respectvol had gedragen. In een gesprek had hij ‘Fuck Isaias’ gezegd, en dat was niet goed gevallen. Uren moest hij op de stoep wachten op zijn vrienden. En toen die om vijf uur ’s nachts naar buiten kwamen en hij zijn ‘Fuck Isaias’-verhaal vertelde, werd hij volkomen onverwacht volledig in elkaar geslagen. Hij werd in de auto gesleurd en half bewusteloos thuis in zijn bed gelegd. Een van de inzittenden was Meseret Bahlbi, voorzitter van de aan het regime gelieerde jongerenorganisatie YPFDJ, vertelde hij de politie. Balbhi ontkent iets met de zaak te maken te hebben.

Twee van de jongens met wie hij op het feest was, wil Hagos niet meer zien. ‘Het zijn mijn vrienden niet meer, maar landgenoten die mij verraden hebben,’ zei hij tegen de Volkskrant die destijds een reconstructie maakte van de zaak. Later herkende Hagos op foto’s van het feest die online waren gezet twee van de mannen die hem in elkaar hadden geslagen. Het ging om ‘rasta Robel’ en Efrem Misgina, die in Zweden wonen. Zij zijn eerder door de krant Expressen ontmaskerd als lijfwachten van het politieke kopstuk Yemane Gebreab, de belangrijkste politieke adviseur van president Afewerki.

De zaak is door de Rotterdamse politie onderzocht en kreeg mede op voorspraak van burgemeester Aboutaleb hoge prioriteit. Maar het onderzoek liep dood en werd een half jaar later gesloten. De politie heeft voor zover bekend nooit de moeite genomen de twee vermeende daders in Zweden te horen.

Karaktermoord

Naar aanleiding van de uitspraak in mei 2014 van toenmalig staatssecretaris Fred Teeven dat er ‘een tsunami van Eritreeërs op ons af komt’, kwam er een stroom artikelen op gang over de vluchtelingen en hun motieven om naar Europa te komen. In kranten en op televisie kwamen Eritreeërs aan het woord, maar weten Nederlandse journalisten wel met wie ze spreken, vroeg OneWorld-redacteur Sanne Terlingen zich af. Onder de kop ‘Aanhangers regime spinnen nieuws’ beschreef ze hoe onder anderen leden van de jongerenorganisatie YPFDJ Holland hun verhaal deden. Haar stuk werd later opnieuw gepubliceerd in nrc.next onder de kop ‘Vertrouw nooit een Eritreeër (in de media)’.

YPFDJ-voorzitter Meseret Bahlbi zei in mei 2014 tegen nu.nl dat in Eritrea weliswaar sprake is van een crisissituatie, maar dat een deel van het land ‘illegaal wordt bezet’ en er zware sancties tegen het land zijn afgekondigd waardoor de regering volgens hem ‘geen andere keuze heeft dan militarisering’. Hij ontkende dat er onder de Eritrese bevolking vrees was voor vervolging, en het beeld dat elke gevangene wordt opgesloten in een container onder de grond was in zijn ogen incorrect. De internationale gemeenschap onder leiding van de VS zou volgens hem op slinkse wijze aansturen op regime change. Nadat Terlingen met haar verhaal naar buiten was gekomen, besteedde nu.nl opnieuw aandacht aan de zaak. Volgens de site had Bahlbi zich in eerste instantie opgeworpen als ‘woordvoerder van de gemeenschap’ en gaf hij pas in een later gesprek toe lid te zijn van de YPFDJ. Bahlbi stelt dat in het eerste gesprek het lidmaatschap van de organisatie niet aan de orde is geweest.

Op zijn blog reageerde Bahlbi uitgebreid op de beschuldigingen van Terlingen. Hij verweet haar dat haar publicaties ‘zeer misleidend’ waren, ‘niet gebaseerd op gedegen onderzoek’, en ‘een poging tot karaktermoord’, zeker omdat ze vooraf niet bereid was hem in persoon te ontmoeten, maar het weerwoord beperkte tot ‘een gesprek van twintig minuten’. Terlingen ontkent dat op haar beurt. ‘Ik probeerde de Eritrese Vereniging Amsterdam en Omgeving een week voor publicatie telefonisch te bereiken voor weerwoord, maar werd niet teruggebeld. Ook probeerde ik ze via Facebook te bereiken. Pas op de dag van publicatie kwam er een reactie, onder meer van Bahlbi. Ze eisten toen dat ik langs zou komen, maar dat ging niet meer. Wel is publicatie met een paar uur uitgesteld. Toen het stuk in nrc.next verscheen, heb ik ze dat vooraf laten weten, zodat ze eventuele feitelijke onjuistheden konden rechtzetten. Maar daarop is nooit een reactie gekomen.’ Bahlbi: ‘Toen de vragen binnenkwamen, hebben we ze binnen tien minuten beantwoord, maar daarvan niets terug gezien in het artikel. Terlingen is bezig met stemmingmakerij.’

Niet lang na publicatie werd Bahlbi op non-actief gezet als tolk door het Tolk- en Vertaalcentrum Nederland. Terlingen hoorde uit de Eritrese gemeenschap dat Bahlbi’s broer en zus nog wel als tolk actief waren bij de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND). Toen Terlingen daarover een volgend stuk publiceerde, liet de IND in eerste instantie weten dat er ‘geen onregelmatigheden’ waren aangetroffen. In mei van dit jaar stelde GroenLinks-Kamerlid Linda Voortman vragen over de affaire, waarop staatssecretaris Klaas Dijkhoff schreef dat bij de IND nog steeds ‘geen aanwijzingen’ zijn dat er tolken werkzaam zijn ‘die banden hebben met regimes van landen waaruit mensen vluchten’. Justitie en de IND gingen daarmee voorbij aan de eigen Gedragscode Tolken, die voorschrijft dat tolken noch hun familieleden in de eerste of tweede graad ‘betrokken mogen zijn geweest bij een regime waar vluchtelingen problemen mee hebben ondervonden’.

Foto: Facebook/Eritrean Festival in NL

Terlingen liet het er niet bij zitten en kwam met een foto van de zus gehuld in een T-shirt van de YPFDJ. Onlangs werd bekend dat de IND geen gebruik meer maakt van de diensten van de broer en zus.

Terugkijkend verbaast Terlingen zich over de manier waarop de IND en Justitie tot nu toe met de zaak van de tolken zijn omgegaan. ‘Ze hielden te lang vol dat alles volgens de regels ging, terwijl ze in werkelijkheid geen idee hadden wie van de Eritrese tolken bij het regime hoorden en wie niet. Dat is zorgelijk.’

Overigens hebben de broer en zus van Bahlbi OneWorld en Terlingen onlangs gesommeerd wegens smaad en gederfde inkomsten 111.000 euro te betalen en een rectificatie te plaatsen. Meseret Bahlbi heeft aangifte gedaan tegen Terlingen en ook tegen hoogleraar Mirjam van Reisen, expert op het gebied van mensensmokkel uit met name Eritrea. Zij omschreef Bahlbi bij BNR Nieuwsradio zonder hem met name te noemen als ‘de spil van de inlichtingendiensten, waarvan het centrum in Nederland is’. Bahlbi laat in een reactie weten dat Van Reisen ‘totale onzin praat’ en hem wil ‘criminaliseren’. Hij wil dat zijn naam wordt gezuiverd en is tegen de hoogleraar naast de aangifte ook een civiele zaak begonnen.

Hoe moet het verder met de Eritrese gemeenschap in Nederland? Habtom Yohannes hoopt dat de Nederlandse autoriteiten eindelijk zien dat er echt iets moet worden gedaan om de ijzeren greep van Asmara op de gemeenschap te doorbreken. ‘Ik vind dat vluchtelingen hier een veilig thuis moeten vinden.’

Wie is Isaias Afewerki?

President Isaias Afewerki van Eritrea is een man die geen tegenspraak duldt. Toen in 2001 ministers uit zijn eigen partij, journalisten en academici opriepen tot meer vrijheid en democratie, liet hij ze allemaal oppakken en in de gevangenis zetten. Van de meesten is nooit meer iets vernomen. Afewerki staat geen vrije pers toe, het land staat helemaal onderaan de persvrijheidsindex, nog onder Noord-Korea. In 1966, toen hij nog studeerde, werd Afewerki lid van het toenmalige Eritrean Liberation Front. In 1967 ging hij naar China om een opleiding te volgen tot politiek commissaris. Zijn bewondering voor China is hij nooit verloren, blijkt uit een document van de toenmalige Amerikaanse ambassadeur in Eritrea Ronald McMullen uit 2009, dat via WikiLeaks openbaar is geworden. McMullen beschrijft hoe Afewerki tijdens een overvloedig diner op een feest van de Chinese ambassade te veel drinkt en sentimenteel wordt. De president refereert tijdens het samenzijn wel tien keer aan de innige Chinees-Eritrese relaties. ‘Wellicht ziet Isaias vele parallellen tussen zijn leven en dat van Mao,’ schrijft McMullen. Ook de Eritrese leider is immers van eenvoudige komaf, slaagde er door rücksichtsloze vastbeslotenheid in door te stoten naar de top van een revolutionair leger, versloeg het veel sterkere Ethiopië en lanceerde een sociale revolutie. Net als Mao tijdens de hoogtijdagen van zijn culturele revolutie sloot Afewerki de universiteit en nationaliseerde de economie.
Ondanks het feit dat Afewerki en zijn partij ook al tijdens de bevrijdingsstrijd onverzoenlijk waren ten opzichte van andersdenkenden en het niet nauw namen met de mensenrechten, kregen ze volop steun uit het Westen, ook vanuit Nederland. Jacques Willemse werkte in de jaren tachtig en negentig in Eritrea voor onder meer Kerken in Actie en ontmoette Afewerki verschillende keren persoonlijk. ‘Hij was ook al tijdens de onafhankelijkheidsstrijd een heel autoritaire man,’ zegt Willemse. ‘Geheel naar communistisch model was er binnen de bevrijdingsorganisatie een geheime kleinere cel die de werkelijke macht had, de voorhoede die de massa moest leiden. Na de onafhankelijkheid werd steeds duidelijker dat alle macht bij de President’s Office kwam te liggen. Elke discussie verstomde.’
Oud-diplomaat Robbert van Lanschot bevestigt dat beeld. Hij reisde in 1991, vlak na de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië naar de bevrijde hoofdstad Asmara. In de bar van het voorname hotel Ambassoira waar hij logeerde, vroeg hij de eerste avond de aanwezigen naar Afewerki. Wat voor man is hij? Vijf minuten later was de ruimte leeg, afgezien van de barman. ‘Iedereen was duidelijk doodsbang om iets over hem te zeggen.’ Toen Van Lanschot de volgende dag naar buiten wilde lopen, hield de receptiemedewerker hem tegen. Er was een brief voor Van Lanschot gearriveerd. Opvallend, want hij had zich in de chaos die heerste nergens officieel kunnen melden, en toch wisten de autoriteiten dat hij er was. Het bleek een brief van het bureau van Afewerki, of hij diezelfde ochtend om zijn opwachting kon maken. Het liep uit op een ruim twee uur durend gesprek. ‘Na afloop wist ik één ding zeker,’ zeg Van Lanschot. ‘En dat was dat Eritrea zou veranderen in wat het nu is geworden: een dictatuur. Afewerki vertelde dat hij niet van plan was verkiezingen te houden, en dat hij geen andere partijen wilde toelaten. Dat heb ik ook gemeld in mijn vertrouwelijke codebericht aan Den Haag.’ Maar de boodschap viel niet goed bij de politieke top van het ministerie. Nederland zou daarna nog bijna twintig jaar lang hulp verstrekken aan Eritrea.