Nederland telt honderden jihadi’s, zegt de geheime dienst. Hoe houdt de AIVD deze ‘targets’ in de gaten?

Er lag een stoeptegel los. De bewoner tilde de tegel op en zag daaronder een doosje liggen. Daaruit stak een draad die leidde naar het raamkozijn van de woning in Arnhem. Achter de houten sponning was een microfoon geplaatst. De conclusie was simpel: hier werd afgeluisterd. De bewoner behoorde tot een groep radicale moslims van wie de Nederlandse overheid vermoedde dat ze wilden uitreizen. Maar wie luisterde er mee? Was het de politie? Of kwam het kastje uit de gereedschapskist van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst? Er was geen sticker op geplakt met een verwijzing naar de rechtmatige eigenaar.

‘Als ze elkaar opzoeken, bijvoorbeeld voor een feestje, fotograferen mannen in burger de kentekens van hun auto’s’

De man bracht de afluisterapparatuur onlangs naar zijn advocaat, Serge Weening uit Maastricht. Die besloot om het bij het Openbaar Ministerie in te leveren. ‘Maar ik weet nog steeds niet wie verantwoordelijk is. Geen enkele instantie heeft het expliciet opgeëist,’ zegt Weening. Wel weet hij dat de AIVD interesse heeft in zijn cliënten die van jihadisme worden verdacht. Hij heeft er zes. ‘Als ze elkaar opzoeken, bijvoorbeeld voor een feestje, fotograferen mannen in burger de kentekens van hun auto’s. Die mannen maken zich snel uit de voeten als mijn cliënten ze aanspreken.’ Twee van de verdachten zijn al eens benaderd door de geheime dienst, beweert advocaat Weening. ‘Met de vraag of ze inlichtingen wilden geven. Daar zou dan een geldbedrag of een reisje tegenover staan.’

Druppel

Die interesse is misschien ook niet zo vreemd. Volgens de spionnendienst zijn er honderden jihadaanhangers in Nederland en duizenden sympathisanten. En het aantal uitreizigers naar gebieden gecontroleerd door de Islamitische Staat neemt elke maand toe. De angst is dat teruggekeerden in Nederland aanslagen zullen plegen.

Daar wil de dienst alles van weten. Maar de mogelijkheden van de AIVD zijn beperkt – wettelijk, technisch en fysiek. Oké, de bezuinigingen van de afgelopen jaren zijn goeddeels teruggedraaid en er is 25 miljoen euro beschikbaar, onder meer bedoeld voor de bestrijding van de gewelddadige jihad. Het NOS Journaal meldde in oktober dat de dienst vijftien politiemensen aanneemt om haar slagkracht snel te vergroten. Toch lijkt het een druppel op een gloeiende plaat. Want hoe hou je in hemelsnaam die honderden potentieel gewelddadige moslimradicalen goed in de gaten?

Kan de AIVD dat wel? Die vraag is alleen te beantwoorden als je weet hoe de dienst te werk gaat. En dat is nu juist het grote geheim. De AIVD doet er alles aan haar modus operandi af te schermen. Toch geven toezichthouders, deskundigen, strafrechtadvocaten en – vaak tussen de regels door – de AIVD zelf brokjes informatie weg. Vrij Nederland veegde die brokjes bijeen en probeerde de werkwijze van de Nederlandse spionagedienst te reconstrueren.

De AIVD ziet het aantal uireizigers naar gebieden gecontroleerd door de Islamitische Staat elke maand toenemen. De AIVD ziet het aantal uireizigers naar gebieden gecontroleerd door de Islamitische Staat elke maand toenemen.

Grote Oren

Het gezicht van de AIVD-organisatie naar buiten is oud-generaal Rob Bertholee, het hoofd van de dienst. In een interview met Vrij Nederland in september sprak hij steeds over ‘het fenomeen’ als hij het had over de radicale islam en het jihadisme. Inmiddels weet de dienst van honderdzestig Nederlanders die naar Syrië zijn vertrokken en dertig die zijn teruggekeerd. Hoe hij die in de gaten houdt, liet Bertholee niet los: ‘Ja weet u, ik kan hier niet zeggen: we huren satellieten om mensen te volgen. Of we implanteren chips waarmee we ze traceren.’ Om met een grapje te vervolgen: ‘Op zich lijkt me dat laatste in het geval van jihadi’s wel aardig…’

Geïmplanteerde chips voorlopig dus nog niet. Maar wat wel? Net als andere diensten werken de Nederlandse spionnen volgens een piramidemodel. Aan de basis hanteren ze de sleepnetmethode en aan de top vissen ze met een speer. Ze verzamelen zoveel mogelijk informatie, gericht en ongericht. Daaruit filteren ze specifieke aanwijzingen om uit te komen bij de individuen die ze screenen en proberen tegen te houden.

De Nederlandse dienst heeft niet diezelfde vergaardrift als de Amerikaanse NSA, bezweren verantwoordelijken

De ‘Grote Oren’ in het Friese Burum vormen bijvoorbeeld zo’n sleepnet. Het zijn verscheidene schotels waarmee de AIVD en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) gezamenlijk satellietverkeer onderscheppen. Daar wordt ongericht signals intelligence (sigint) verzameld van wereldwijde communicatie. Diensten van bevriende landen als de VS en Engeland hebben in het recente verleden gebruikgemaakt van deze informatie. Dat bleek vorig jaar toen minister Plasterk van Binnenlandse Zaken zich moest verantwoorden over de 1,8 miljoen sets metadata (welke nummers bellen met elkaar, hoelang en vanaf welke plek) die Nederland had gedeeld met derden.

De Nederlandse dienst heeft niet diezelfde vergaardrift als de Amerikaanse NSA, bezweren verantwoordelijken. Toch willen de AIVD en de MIVD graag meer. Hun teams, die sinds kort zijn ondergebracht in de gezamenlijke Joint Sigint Cyber Unit (JSCU), hopen in de nabije toekomst niet alleen ongericht satelliet- en radioverkeer te mogen onderscheppen, maar ook communicatie die via de kabel loopt, zoals de meeste e-mail en ander computerverkeer. De kans is groot dat het parlement akkoord gaat met de op handen zijnde aanpassing van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Connecting the dots

Goed. Daar zit je dan met je miljoenen onderschepte gegevens, je terabytes aan metadata. Dat zijn de spreekwoordelijke hooibergen, die steeds groter worden. Hoe kom je vervolgens bij de speld? Connecting the dots, daar gaat het om. De AIVD wil de datastromen ‘beter benutten’, om ‘het digitaal inlichtingsvermogen’ te versterken, schreef ze in het jaarverslag 2013. ‘Ga er maar vanuit dat er sterk wordt ingezet op analysecapaciteit,’ zegt de historicus Constant Hijzen, die promoveert op de geschiedenis van de AIVD.

‘Metadata-analyse’ heet dat droog. Het is onmogelijk om die bulk van informatie ‘met de hand’ te structureren. Daar heb je computers voor nodig. Op de vrije markt zijn volop slimme softwareprogramma’s te krijgen die de puntjes met elkaar verbinden en patronen herkennen. Toonaangevend is bijvoorbeeld het Amerikaanse bedrijf Palantir, ooit opgezet met onder meer geld van de CIA. Uit openbare aanbestedingslijsten blijkt dat Nederland bij de totstandkoming van de Joint Sigint Cyber Unit in elk geval contact heeft gehad met een Israëlisch en een Amerikaans computerbedrijf.

Goed, daar zit je dan met je miljoenen onderschepte gegevens, je terabytes aan metadata

Zo probeert de dienst met behulp van digitale rekenkracht patronen en trends te ontdekken; soms krijgt ze zelfs al zicht op potentiële targets, mensen van wie het vermoeden bestaat dat ze kwaad in de zin hebben. Omgekeerd haalt de dienst gegevens van targets die ze al in het oog had door de bulk, op zoek naar nieuwe connecties of bevestiging van bestaande vermoedens. In elk geval wordt het sleepnet kleiner, de AIVD gaat gerichter te werk. De gereedschapskist gaat verder open.

Cyberspace

Voor een belangrijk deel gebeurt dat online. Synchroon aan de groeiende zorg om de radicale islam na 9/11 en de aanslagen in Spanje en Engeland hebben de geheime diensten hun aandacht meer en meer op de virtuele wereld gericht. Ook de AIVD struint sinds de oprichting van een specialistisch internetteam in 2006 systematisch het web af, op zoek naar radicale uitingen op websites, fora en in chatboxen. Al was het maar omdat potentiële broeinesten niet meer per se in moskeeën of tijdens huiskamersessies ontstaan, zoals tien jaar geleden. Veel jihadisten radicaliseren eerst in cyberspace.

De AIVD begint simpelweg met openbronnenonderzoek, variërend van zoekslagen op Google tot het screenen van jihadistische sites en het volgen van twitteraars die naar Syrië zijn vertrokken. De informatie die medewerkers daar vergaren, heet social media intelligence. Dat gebeurt niet alleen passief. De dienst mengt zich ook in discussies waarbij AIVD’ers aliassen gebruiken en zo undercover hun target of diens omgeving benaderen om ze te verleiden informatie te delen.

Uiteraard vindt dat ook in de fysieke wereld plaats. Operationele teams van de eenheid Binnenlandse Veiligheid die zich bezighouden met ‘radicaliseringstendensen’ gaan old school de straat op. Ze houden moskeeën in de gaten, kijken waar rondreizende radicale imams preken of wat islamitische uitgevers publiceren. Ze leggen contacten en proberen informanten te werven, zogenoemde human intelligence. Dat kan een moskeemedewerker zijn, de uitbater van een koffiehuis, maar net zo goed een asielzoeker aan wie de AIVD belooft zich te zullen inspannen voor een verblijfsvergunning in ruil voor waardevolle informatie, zoals blijkt uit een rapportage van toezichthouder CTIVD uit 2006.

De arrestatie van jihadist Jason W. in Den Haag. Foto: Rien Zilvold/HHDe arrestatie van jihadist Jason W. in Den Haag. Foto: Rien Zilvold/HH

Ineens in djellaba

Dit alles – data-analyse, het monitoren van trends, het leggen van contacten – hoeft nog steeds niet gericht te zijn op specifieke personen. Maar the plot thickens. De dienst hoopt natuurlijk dat door gerichter te gaan vissen de targets komen bovendrijven. Dat is geen eenrichtingsverkeer; de AIVD krijgt ook ongevraagd informatie aangereikt. Een wijkagent ziet een voormalig straatschoffie ineens in djellaba lopen, een imam hoort dat een jonge moslim jihadistische literatuur verspreidt onder moskeegangers of bezorgde moeders vertellen op het politiebureau dat hun zoon naar Syrië is vertrokken.

Veel van die informatie komt binnen via medewerkers van tien Regionale Inlichtingendiensten (RID’s). Dat zijn agenten binnen de politieregio’s die vooral voor de AIVD werken en ook veel van de informanten van de dienst runnen omdat ze er letterlijk dichterbij zitten. Veel radicaliserende moslims die de AIVD in de gaten houdt, zijn in eerste instantie door deze regionale medewerkers gesignaleerd. Het zijn de ‘ogen en de oren’ van de dienst, aldus de toezichthouder in 2007, ‘het verlengstuk van de AIVD in de samenleving.’ Wel blijkt de aansturing al jaren een probleem. ‘Bureau Hermandad’ dat hiervoor binnen de AIVD is opgericht met voor iedere RID een ‘accountmanager’, heeft er zijn handen vol aan.

Daarnaast komt informatie ook geregeld van buitenlandse zusterorganisaties. Van groot belang omdat de jihad een internationaal fenomeen is. De legers van IS trekken strijders aan uit de hele wereld. Voor de belangrijkste landen heeft de AIVD ter plekke een eigen liaison op de Nederlandse ambassade om de contacten te onderhouden. Internationaal werken geheime diensten volgens het quid pro quo-beginsel, waarbij op een ‘voor wat hoort wat’-basis informatie wordt verhandeld. In het Zoetermeerse hoofdkantoor van de AIVD houdt een speciale afdeling ‘buitenlandse relaties’ die balans in de gaten.

Een wijkagent ziet een voormalig straatschoffie ineens in djellaba lopen of bezorgde moeders vertellen op het politiebureau dat hun zoon naar Syrië is vertrokken

Langzaamaan sluit het net zich. Targets komen in beeld. De AIVD richt haar vizier in zo’n geval vaak op de omgeving, non-targets in vaktermen. ‘Ik krijg hier vrienden of familie van cliënten over de vloer aan wie gevraagd is of ze informatie willen geven, of een telefoonnummer,’ zegt strafrechtadvocaat Bart Nooitgedagt, die optrad in meerdere terreurzaken. ‘Ze vragen mij dan of ze dat moeten doen. Ik adviseer om er niet op in te gaan. Je weet niet wat je over je afroept.’ Nooitgedagt belde eens met een AIVD’er die zichzelf ‘Tom’ had genoemd en contact had gezocht met een cliënt. De advocaat zei wie hij was, waarop deze Tom woedend had geroepen: ‘Niet via deze telefoon!’ en de verbinding had verbroken.

Afluisteren van non-targets gebeurt ook omdat de jihadi’s zelf vermoeden dat ze worden getapt. Ze zetten hun telefoons uit, doen geen inhoudelijke mededelingen of verspreiden juist desinformatie. Dan kan een tap op de ‘onschuldige’ omgeving uitkomst bieden. Zo werd de familie van Soumaya S. in 2005 benaderd door de AIVD omdat zij er vandoor was gegaan met Hofstadverdachte Nouredine El F. ‘Het gaat niet om haar, maar om Nouredine,’ kregen de naasten te horen. Ze gaven hun eigen telefoonnummers en zo kon de dienst meeluisteren als Soumaya met haar familie belde. Uiteindelijk werd ook zij aangehouden.

Dus hackt de AIVD

De drijfjacht heeft succes gehad, de ‘prooi’ is geïdentificeerd. Vanaf nu kan de dienst precisie-instrumenten inzetten om verder in te zoomen. De wettelijke mogelijkheden van de AIVD zijn schier onbeperkt, als het doel maar duidelijk wordt geformuleerd: ze mag tappen, observeren, hacken, infiltreren en nog veel meer. Dat is het arsenaal waaruit de operationele teams putten – overigens pas nadat minister Plasterk van Binnenlandse Zaken toestemming heeft gegeven.

De computer is key. Daarmee communiceert tegenwoordig haast iedereen, ook de moderne terrorist. Dus daar wil je als spion controle over zien te krijgen. Nog beter is de smartphone. Die geeft niet alleen inzicht in de communicatie en toegang tot opgeslagen gegevens, maar verraadt ook de locatie van de target. De telefoon dient als baken. Aan de hand van het gsm-netwerk is vrij nauwkeurig te bepalen waar het apparaat zich bevindt, vaak zonder dat het hoeft aan te staan.

Dus hackt de AIVD. Niet alleen telefoons, maar ook websites, computernetwerken en zelfs servers om daar de databases weg te sluizen. Computer network exploitation heet dat eufemistisch, tal van hitech-bedrijven kunnen er software voor leveren. Soms wordt een website zelfs door de dienst gerund. In 2010 meldde De Telegraaf goed gedocumenteerd dat de AIVD onder de projectnaam Walhalla een eigen nep-jihadsite was begonnen, waarmee de dienst radicale moslims lokte die zich in een veilige omgeving waanden. Volgens de krant bood de site encryptie aan, waarvan de AIVD de sleutels had. Daarmee vormde Walhalla een perfecte basis om door te dringen in de netwerken en apparatuur van radicale moslims.

De wettelijke mogelijkheden van de AIVD zijn schier onbeperkt, als het doel maar duidelijk wordt geformuleerd

Het is een hedendaagse variant op wat de voorloper van de AIVD eind jaren vijftig deed toen ze de Socialistische Werkers Partij oprichtte. Daarmee wilde de toenmalige BVD zicht krijgen op radicale communisten in Nederland en ook de CPN ondermijnen. De online ‘honingpot’ Walhalla uit onze tijd was volgens De Telegraaf succesvol tot het moment dat hackers op de site plannen smeedden om onder de naam The Jihad Hacking Battalion andere sites plat te leggen. Toen zag de AIVD zich genoodzaakt om de stekker eruit te trekken. Ze was bang ontmaskerd te worden.

Giga-veel taps

Behalve dit ‘nieuwe’ gereedschap heeft de AIVD nog een scala aan beproefde methodes om communicatie te onderscheppen en mensen in de gaten te houden. Allereerst door domweg telefoons af te luisteren. Dat beperkt zich niet tot de communicatie tussen twee personen. De toezichthouder constateerde dit jaar dat de AIVD steeds vaker organisaties afluistert. In crisissituaties kan de minister zelfs toestemming geven om een heel flatgebouw waarin targets zich bevinden, af te tappen.

Hoeveel de dienst nu precies afluistert, blijft schimmig. Er wordt ‘niet in het wilde weg’ getapt, zegt de CTIVD. Maar precieze aantallen zijn staatsgeheim. Slechts eenmaal onthulde de minister het aantal AIVD-taps: 1078 in het jaar 2009. Het aantal afgeluisterde personen week daar overigens van af omdat er op sommige personen verscheidene taps liepen. Sindsdien meldde de toezichthouder jaar op jaar voornamelijk stijgingen. Dit jaar wilde de toezichthouder zelfs bekend maken hoeveel personen of organisaties werden afgeluisterd. Daar stak minister Plasterk een stokje voor: hij liet het getal weglakken in het rapport. ‘Ik heb er een liniaaltje onder gelegd,’ zegt SP-kamerlid Ronald van Raak. ‘Het waren vier cijfers. Dus minstens duizend personen of organisaties.’ Om bij de jaarlijkse frase van de toezichthouder te blijven: ‘Het aantal taps en microfoons waar de minister toestemming voor moet geven, is omvangrijk.’

Het gaat dus niet alleen om taps, maar ook om microfoons. Die plaatst de dienst in huizen, auto’s of op andere plekken om ook daar te kunnen meeluisteren. Dat wordt in inlichtingen- en opsporingskringen een ‘ovc-tje’ genoemd: het ‘opnemen van vertrouwelijke communicatie’. ‘Ik kom het heel vaak tegen,’ zegt advocaat Bart Nooitgedagt. ‘Er wordt giga-veel ge-ovc’t, soms jarenlang.’ Het beroemdste voorbeeld komt uit de Hofstadgroep-casus, die ons een ongekend inkijkje gaf in de modus operandi van de AIVD. Niet alleen werden de telefoons van Bouyeri’s vrienden zoveel mogelijk afgeluisterd, de dienst lokte Jason W. en Ismail A. ook naar een tevoren geprepareerde woning in de Haagse Antheunisstraat. Dat adres was ze anti-kraak aangeboden via een tussenpersoon. Hun gesprekken werden de klok rond opgenomen met OVC-apparatuur. Overigens miste de audiobewerker de uitspraak ‘dan gooien we er eentje’. En zo verzuimde de AIVD het arrestatieteam te waarschuwen voor handgranaten, volgens de gefrustreerde Haagse politie.

In diezelfde periode hing de dienst de vergaderruimte van de als radicaal bestempelde Arabisch Europese Liga (AEL) vol met ‘technische snufjes’, zo bleek uit de mail van een AIVD’er die naar de AEL lekte.

Onder een dekmantel

Microfoons en cameraatjes vormen de oren en ogen van de spionnendienst. Maar vaak is dat niet genoeg. Dan zijn de AIVD’ers aangewezen op hun eigen zintuigen, dan moeten ze ouderwets observeren en volgen. ‘Om dat goed te kunnen doen, heb je al gauw drie teams van twee mensen nodig,’ zegt oud-AIVD’er Paul Herrie die tot 2000 voor de dienst werkte. ‘Althans, dat was in mijn tijd zo. Maar ik denk niet dat het gemakkelijker is geworden. Eerder moeilijker.’

Herrie werd in 2006 verdacht van het schenden van het staatsgeheim: hij zou stukken hebben gelekt naar De Telegraaf. Daarvoor werd de oud-geheim agent uiteindelijk veroordeeld. Tijdens het onderzoek ondervond Herrie aan den lijve hoe het is om te worden gevolgd door de AIVD. Om ze het werk te bemoeilijken, maakte hij met kennissen bewust afspraken in Turkse of Marokkaanse cafés of koffiehuizen. ‘Dan zag ik de medewerkers van dienst van mijlenver aankomen. Een blanke man en vrouw in een zwarte buurt, dat valt op.’ Volgens Herrie maakt dat het werk voor de observanten tegenwoordig veel lastiger. ‘Wij volgden terroristen van de IRA of RaRa, dat kon vrij ongezien. Dat word moeilijker bij jihadi’s. Volgens mij is het leeuwendeel van de dienst nog steeds lelieblank. Dat werkt niet in de oude stadswijken.’

Mocht het allemaal niet baten, dan kan de AIVD nog terugvallen op insiders, informanten die vanuit de verdachte organisaties informatie vergaren. Vermoedelijk gebeurde dat ook in het netwerk rond Abou Moussa, die eerder dit jaar werd gearresteerd omdat hij in de Haagse Schilderswijk jihadisten zou rekruteren. Informanten kunnen onder aansturing van een operateur van de AIVD ook actiever worden binnen een organisatie. Dan worden ze een ‘agent’ genoemd. ‘Meestal strekt de inzet van een agent zich uit over een periode van een jaar dan wel enkele jaren. Het vergt immers veel tijd om een agent op een adequate wijze te positioneren,’ concludeerde de toezichthouder in 2006.

Agenten werken onder een dekmantel, zowel in de fysieke als in de virtuele wereld. Online, op sociale media, bouwen ze bijvoorbeeld vriendschappen op via Facebook of bezoeken op webfora bijeenkomsten van de targetgroep, speurend naar ‘signalen over radicalisering of dreigingen’. ‘Zij voorzien het team dan van duiding van sentimenten in een bepaalde gemeenschap,’ schrijft de toezichthouder afgelopen zomer in haar rapportage over sociale media.

Boven in de piramide

Daarmee zitten we boven in de piramide van de inlichtingendienst. De targets zijn bekend en worden voor zover mogelijk gemonitord. Vroeg of laat komt de AIVD voor de keuze te staan: blijven we stilletjes meekijken en -luisteren? Verstoren we zelf de dubieuze plannen? Of schrijven we een ambtsbericht en doen we de zaak daarmee over aan het Openbaar Ministerie? Met de voor de AIVD vervelende consequentie dat ze dan haar informatiepositie kwijt is.

Om een zaak ‘kapot’ te maken, kan de dienst terugvallen op een inside man. In de wet staat dat een agent kan worden belast met ‘het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van een door een dienst te behartigen belang’. Zo kan de dienst aanslagen of fysiek geweld voorkomen. ‘De AIVD maakt met enige regelmaat gebruik van deze mogelijkheid,’ aldus de dommissie-Havermans die in 2004 onderzoek deed naar de AIVD.

Agenten van de AIVD plegen zelfs strafbare feiten, dat is wettelijk toegestaan. Om te ‘verstoren’ of de eigen geloofwaardigheid in de geïnfiltreerde groep te versterken

Dat gebeurt natuurlijk ook online. Veiligheidsonderzoeker Beatrice de Graaf: ‘Agenten die een avatar als dekmantel gebruiken, kunnen in chatboxen proberen om mensen psychologisch te “delegitimeren” door kritisch over iemand te schrijven of valse geruchten te verspreiden. “Hé, ik zag die en die uit het politiekantoor komen.” Of zoals de Amerikanen deden: via de mobiel van een target pornografisch materiaal versturen om hem in zijn eigen netwerk te ondermijnen.’

Agenten van de AIVD plegen zelfs strafbare feiten, dat is wettelijk toegestaan. Om te ‘verstoren’ als dat nodig is. Of om de eigen geloofwaardigheid in de geïnfiltreerde groep te versterken. Voormalige leden van de Hofstadgroep verdenken de Rotterdamse Marokkaan Saleh B. ervan een AIVD-agent te zijn geweest omdat hij overal mee weg kwam. Hij zou medepleger zijn geweest van een gewapende overval op een supermarkt, en Jason W. houdt tot op heden staande dat hij de granaten die hij in 2004 naar de politie gooide van Saleh heeft gekregen. De verklaringen doen sterk denken aan infiltraties van de BVD in linksradicale groepjes in de jaren zeventig. Zo zou een agent onder de naam ‘Hagendoorn’ leden van de Rode Jeugd wapens hebben aangeboden.

Een poging de eigen geloofwaardigheid te verhogen of regelrecht een aanzet tot geweld? Het is heel moeilijk te zeggen. Maar dat dergelijke infiltraties plaatsvinden, staat wel vast. ‘Ik heb als piketadvocaat meegemaakt dat iemand was aangehouden met een kofferbak vol automatische wapens en handgranaten,’ zegt advocaat Nooitgedagt. ‘Op heterdaad betrapt, maar binnen een paar uur stond hij weer buiten. Dat zou normaal nooit gebeuren, het was goed voor jaren cel. Er móét van hogerhand zijn gezegd: dit is een agent of informant, al kan hij ook van de politie zijn geweest.’

Op papier is de vrijheid van een agent bij het plegen van een zwaar misdrijf vergaand – de regering heeft slechts expliciet gezegd dat moord niet mag. De vraag is of de toegezegde immuniteit ook in de praktijk overeind blijft. Een agent die zich voor de rechter beroept op zijn afspraken, zal vermoedelijk een zwijgende AIVD tegenover zich vinden: ze zal publiekelijk niet toegeven een agent te runnen. De CTIVD schreef eerder dit jaar dat de dienst ‘verzuimt’ duidelijk te maken aan agenten dat niet de AIVD maar het Openbaar Ministerie uiteindelijk beslist over vervolging.

Mohammed B. glipte door het net van de AIVD. Foto: Patrick Post/HHMohammed B. glipte door het net van de AIVD. Foto: Patrick Post/HH

Arabische dialecten

Dat is wat de dienst kan, wat ze mag en wat ze ook doet. Maar is dat voldoende? Om een vermeende jihadi continu in de gaten te houden, heb je al snel tien tot twintig mensen nodig, zeggen kenners. Wie verwacht dat door steeds slimmere data-analyse te kunnen ondervangen, komt bedrogen uit, meent Constant Hijzen. ‘Je kunt investeren wat je wilt in all source analysis-systemen, uiteindelijk zal je altijd mensen nodig hebben. Al was het maar om de false flags te onderkennen, de valse positieven. Datastromen vertellen je op geaggregeerd niveau veel over correlaties en netwerken. Maar daarna moet je toch gaan tappen en observeren. Daar zijn die twintig man voor nodig.’

Een simpele rekensom laat zien dat het onmogelijk is om iedere jihadist te volgen. Volgens de AIVD zijn er honderden van dergelijke targets. Laten dat er driehonderd zijn. Alleen voor die groep zou je al zesduizend man personeel moeten hebben. In 2004 concludeerde Havermans droogjes dat de vraag naar observatie- en volgploegen ‘regelmatig de beschikbare capaciteit overtreft’. De dienst moet het nu doen met een kleine vijftienhonderd werknemers, die lang niet allemaal op radicale moslims jagen. De AIVD heeft ook nog andere kopzorgen, zoals dierenactivisme, contraspionage en veiligheidsonderzoeken.

Behalve observatieploegen vormen de audiobewerkers een enorme bottleneck. Wie met een koptelefoon op zijn hoofd de gesprekken van potentiële jihadisten volgt, moet doorgaans diverse Arabische dialecten of Berbers verstaan. Uit het toezichtrapport naar de zaak Bouyeri spreekt een voortdurend gebrek aan ervaren audiobewerkers die de taal beheersen. Hele gesprekken bleven liggen. Dat was zo in 2004, maar – ondanks grootscheepse wervingscampagnes – ook nog in 2013. Over een specifieke case constateert de toezichthouder dat jaar: ‘De AIVD is niet, of in zeer beperkte mate, in staat geweest de binnengekomen tapgesprekken te vertalen wegens het ontbreken van audiocapaciteit.’

Stasi-controledictatuur

Wie een waterdicht systeem nastreeft, creëert een controledictatuur die herinnert aan de voormalige DDR waar de Stasi 270.000 medewerkers kende. Niemand wil dat. Bovendien: meer is niet per se beter. Uit het onderzoek naar de aanslagen in Londen in juli 2007 blijkt dat de Britse geheime dienst flinke gaten had laten vallen. Terwijl MI5 toch vele malen groter is dan de AIVD. Achteraf bleek dat de Britten in hun – succesvolle – poging om eerdere aanslagen met kunstmestbommen te voorkomen, al op de latere daders van ‘7-7’ waren gestuit, maar ze niet hadden onderkend. MI5 bleek slechts een minuscule 0,13 procent van de targets ‘goed’ in de gaten te hebben, terwijl 42 procent ‘inadequaat’ werd gescreend en 19 procent gewoonweg niet.

Het is ook domweg de tragiek van een geheime dienst: ‘Hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert dat je dingen niet weet’

Het doet sterk denken aan de manier waarop de AIVD de signalen over Mohammed Bouyeri miste. Met een beperkte capaciteit moet je dus slim prioriteiten stellen, meent Constant Hijzen. Maar ook dat is geen garantie. ‘Iemand die op 5 augustus slechts een “hulpje” is, kan op 10 augustus uitreizen en verder radicaliseren.’

Het is ook domweg de tragiek van een geheime dienst. ‘Hoe meer je weet, hoe meer je je realiseert dat je dingen niet weet,’ vertelde Rob Bertholee afgelopen zomer in Vrij Nederland. ‘Ook al maak je de organisatie vier keer zo groot en geef je me zeven keer zoveel geld, dan nog kan ik geen honderd procent veiligheid garanderen.’

Lees ook ons interview met AIVD-baas Rob Bertholee of het essay van Elma Drayer over jihadisten.

De organisatie van de AIVD

AIVD-hoofd Rob Bertholee zit voor zover bekend elke week met zijn managementteam om de tafel om te praten over de fenomenen die de AIVD in de gaten moet houden. In dat MT zit een handvol AIVD-directeuren die ieder weer verantwoordelijk zijn voor een of meer eenheden. Zo is er de eenheid Veilig- heidsonderzoeken die kandidaten voor vertrouwensfuncties screent, en de eenheid Inlichtingen Buitenland die op aanwijzing van de minister-president informatie over andere landen verzamelt.

Voor de jihaddreiging in Nederland is de eenheid Binnenlandse Veiligheid cruciaal. Onder leiding van een oud-hoofdofficier van justitie houdt die eenheid zich onder meer bezig met de bescherming van de democratische rechtsorde en de staatsveiligheid. De eenheid is opgebouwd uit een onbekend aantal operationele teams die speuren naar radicalisering en andere die targets en netwerken in de gaten moeten houden.

Toen de commissie-Havermans in 2004 een rapport schreef over de organisatie van de AIVD, beschikte de dienst over in totaal twintig van die operationele teams. En het team dat de Hofstadgroep volgde, hield drie jihadistische netwerken tegelijk in de gaten. Maar teams komen en gaan, al naar gelang de behoefte van het moment. Dus hoeveel het er nu zijn, weten we niet; waarschijnlijk zijn het er meer.

Naast de jihad-teams opereerden er destijds een afzonderlijk team voor klassiek terrorisme van ETA- of IRA-huize, een klein team tegen groepen die zich inlieten met nucleaire, chemische of biologische wapens, maar ook een team dat de financiering van terrorisme onder de loep nam door bijvoorbeeld geldstromen vanuit Saoedi-Arabië te volgen.

Operationele teams bij de AIVD leiden volgens de toezichthouder een tamelijk zelfstandig bestaan. Onder het teamhoofd werken behalve analisten en onderzoekers ook operateurs. Hij stuurt menselijke bronnen aan, beluistert telefoontaps en schakelt observatie- en volgploegen in. Lager in de hiërarchie staan de AIVD’ers die informatie verwerken, zoals vertalers en documentalisten.

Om te weten wat Jantje, Pietje, Mohammed of Nouredine uitspoken, heb je technische hulpmiddelen nodig, audio- en videoapparatuur om te spioneren. En mensen. Voor die praktische hulp moet een operationeel team telkens buurten bij een andere eenheid onder een andere directeur: ‘Bijzondere Inlichtingenmiddelen’. Daar werken de geheim agenten bij afdelingen met illustere namen als Operationele Opdrachten die dagenlang in volgauto’s zitten, maar ook de stille inbrekers die afluisterapparatuur in de raamsponning stoppen, met draadjes naar doosjes onder stoeptegels.

AIVD’ers die jihadisme meer in de breedte onderzoeken, werken in een afzonderlijke eenheid: Trendanalyse & Fenomeenonderzoek. Ook hier vindt afstemming met de operationele teams plaats. Hoe belangrijk die interne uitwisseling van informatie voor de dienst is, bleek wel bij de moord op Van Gogh. Om intern krachten te bundelen, bestond er sinds 11 september 2001 wel een Centrum voor Islamistisch Terrorisme (CIT). Maar het operationele team dat de Hofstad- groep onderzocht, werkte niet goed samen met het team dat zich bezighield met radicalisering, zodat het gevaar van Mohammed Bouyeri onderschat werd. Nog steeds bestaat er een centrum dat de krachten tegen moslimterrorisme bundelt, maar het heeft een nieuwe – geheime – naam gekregen. En als gevolg van de toename van het aantal jihadgangers is de capaciteit ervan sinds 2012 weer uitgebreid.