Begin deze week kondigde de rechterhand van D66-fractieleider Rob Jetten op Twitter aan dat ze een nieuwe baan heeft: ‘Government Relations Advisor New Energies’ bij Royal Dutch Shell. Felicitaties en gelukwensen vielen haar ten deel, waardoor mijn eigen, geschokte reactie met enige vertraging vorm kreeg. Was ik nu gek, of waren we inmiddels zó gewend geraakt aan de verwevenheid van de publieke en private zaak, dat er, zelfs als er evident tegenstrijdige belangen waren, geen alarmbellen meer afgingen? De overstap van medevormgever van een (ontwerp-)klimaatakkoord dat de industrie ontziet naar lobbyist voor een van ’s werelds grootste vervuilers werd met trots gebracht, maar raakte voor mij de kern van het cynisme dat momenteel de politiek gijzelt.

Ik plaatste een kritische reactie over deze carrièrewisseling – niet om het individu te schaden, maar om de systeemfout bloot te leggen waarin zo’n overstap normaal is geworden. De respons die ik daarop kreeg was leerzaam. Waarom was ik zo zuur? Het is toch juist slim om klimaatactivisten in het hol van de leeuw te zetten, zodat ze het systeem van binnenuit kunnen veranderen? En moeten we niet dankbaar zijn dat een grootvervuiler in New Energies investeert, en daarbij met de overheid wil samenwerken?

Lees ookConsumentenactivisme is niet de remedie tegen klimaatverandering13 februari 2019

Sommigen waren zelfs laaiend enthousiast over de overstap: iemand die op het hoogste niveau betrokken was geweest bij het klimaatakkoord, kon nu mooi de vergroeningsagenda bij Shell gaan realiseren. Dit laatste bleek ook de motivering van Jettens adviseur zelf. Volgens RTLNieuws was ze zeer verbaasd over de kritiek, want: ‘Shell is druk bezig om zichzelf te vergroenen. Ik ga een bijdrage leveren aan die energietransitie.’

Vruchtbare kruisbestuivingen

Ik las, en ik leerde, en ik kon maar één ding concluderen. Na het decennialang privatiseren van publieke zaken, zijn de grenzen tussen die twee sectoren zo vervaagd, dat mensen het verschil niet eens meer zien. Zelfs de topadviseurs in onze politiek niet. En zo wordt er over een ‘vergroeningsagenda van Shell’ gesproken, alsof Shell dezelfde doelstellingen als het kabinet nastreeft, en alsof degenen die aan tafel bij het klimaatakkoord zaten, gewoon kunnen doorschuiven om aan de Shell-tafel dezelfde klus te klaren. Een absurde veronderstelling.

Er is een wezenlijk verschil tussen de doelstelling van de publieke en de private sector. In theorie richt de eerste zich op het welzijn van alle burgers, ten behoeve van een optimaal draaiende samenleving, terwijl de tweede zich richt op het bedienen van een specifieke groep consumenten, ten behoeve van winstmaximalisatie.

Het belang van de overheid staat in het geval van de energietransitie haaks op dat van het bedrijfsleven, en zeker dat van de fossiele industrie.

In de dagelijkse praktijk kunnen die twee doelstellingen samenvallen, waardoor er vruchtbare kruisbestuivingen ontstaan. Soms bestaat er echter een onomstotelijk tegenstrijdig belang – een vastgoedontwikkelaar die alleen de top van de markt wil bedienen, een gasbedrijf dat een halve provincie laat verzakken, of een voedingsproducent die kindersnacks vol troep wil produceren – waardoor de overheid regulerend moet optreden om haar burgers te beschermen.

Ten aanzien van de energietransitie geldt dit in de meest extreme vorm: het belang van de overheid staat in veel gevallen haaks op dat van het bedrijfsleven, en zeker dat van de fossiele industrie.

Lees ookMeer Macht op vrijdag: Vreemd genoeg moeten juist de critici van Baudet zich verdedigen29 maart 2019

In 2017 werd een rapport gepubliceerd met daarin de conclusie dat slechts een honderdtal bedrijven wereldwijd verantwoordelijk is voor zeventig procent van de uitstoot van broeikasgassen sinds 1988. Shell hoort bij de top tien van die grootste vervuilers. Het bedrijf wil best een beetje vergroenen – voor de publieke opinie, voor een duurzamer, gediversifieerd verdienmodel op de lange termijn – maar heeft op korte termijn echt meer belang bij het beschermen van haar kernactiviteiten in de fossiele industrie.

Shell geeft, samen met BP, jaarlijks óók het meeste geld uit aan de lobby tegen klimaatactie, om efficiënt overheidsbeleid zoveel mogelijk te traineren.

De theorie van de goede intenties

Nu ben ik een optimist, dus ga ik graag mee in de theorie van de goede intenties van de voormalig adviseur van zelfbenoemd ‘klimaatdrammer’ Jetten, en van het helpen versnellen van de vergroeningsagenda van Shell.

Maar hoezeer ik dat ook wil, de feiten maken het me moeilijk. De geplande investeringen van Shell in olie en gas gaan alleen maar omhoog. Op een budget van tussen de vijfentwintig en dertig miljard dollar, wil het bedrijf de komende twee jaar tussen de één en twee miljard dollar investeren in New Energies. Daarmee loopt het voorop tussen de grootste vijf olie- en gasbedrijven, maar de titel ‘transitie’ kan deze verhouding niet dragen.

Daarbij komt dat Shell, samen met BP, jaarlijks óók het meeste geld uitgeeft aan de lobby tegen klimaatactie, om efficiënt overheidsbeleid zoveel mogelijk te traineren. Die koehandel achter de schermen wordt dan weer aan het zicht onttrokken door extra investeringen in reclamecampagnes rond het zogenaamde belang van klimaatactie – en ook hierin loopt Shell, hand in hand met ExxonMobil, voorop. Volgt u het nog?

Doorrekenfetisj

Nu zal de afdeling New Energies van Shell zich weinig aantrekken van een columnist met een doorrekenfetisj. De enige stem die voor de koers van die afdeling van belang is, is die van de aandeelhouders. En die hebben duidelijk gesproken, tijdens de aandeelhoudersvergadering van mei vorig jaar.

Lees ookHoe aandeelhouder Mark van Baal Shell van binnenuit vergroent8 december 2018

Een kleine groep ‘groene’ aandeelhouders, Follow This, had een resolutie ingediend waarin zij Shell opriep zich met concrete vergroeningsambities te verbinden aan het Klimaatakkoord van Parijs. Een redelijk simpel verzoek, aangezien Shell zich eerder publiekelijk achter dat akkoord had geschaard, en zelfs Donald Trump had gemaand zich eraan te houden. Maar op uitdrukkelijk verzoek van het Shell-bestuur onder leiding van Ben van Beurden, werd de resolutie met bijna 95 procent van de stemmen van tafel geveegd.

Je kunt het ze niet kwalijk nemen, want, zoals ik hierboven al schreef: het doel van het bedrijf is een intrinsiek ander dan dat van de overheid. Zoals oud-Shell-topman Jeroen Van der Veer het in 2015 zelf omschreef: ‘Een politicus wil de samenleving beter maken. Hij luistert wel, maar gebruikt alles wat hij hoort om te kijken welke kant hij de samenleving op wil sturen. Een CEO vraagt zich juist af: waar gaat de samenleving naartoe? Als het zo en zo gaat, moet ik mijn producten en diensten zo en zo positioneren om succesvol te zijn.’ De vormgever, en de volger.

Onder toenemende druk van bezorgde beleggingsclubs, die niet zozeer de aarde als wel de beurswaarde zien verdampen, heeft Shell afgelopen december toegezegd een aantal groene kortetermijndoelen te zullen nastreven. Het werd gebracht als revolutionair, maar het is nog steeds niet de helft van wat ‘Parijs’ voorschrijft.

Is het dan verboden om voortaan bij Shell te werken? Natuurlijk niet. Ik ken mensen die werken bij Heineken, bij reclamebureaus die tabakscampagnes maken, of bij Facebook. Het zijn normale, vredelievende mensen, met wie je kritische gesprekken over allerlei onderwerpen kan voeren. Alleen niet over mensenrechtenschendingen ten behoeve van bierdistributie, marketingstrategieën gericht op kinderen om dode rokers te vervangen, of de privacyterreur van Mark Zuckerberg. Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. En daarvoor hoef je niemand te verketteren, want met alle zonden van de wereld op je rug is het moeilijk geld verdienen.

Is het dan verboden om voortaan bij Shell te werken? Natuurlijk niet.

Maar wanneer je net hebt geprobeerd het hele land te overtuigen dat het vijf voor twaalf, of zelfs één voor twaalf op het gebied van vervuiling en klimaatverandering is; wanneer je de rechterhand bent geweest van Rob Jetten, die vooropliep in de klimaatmars en voor wie, naar eigen zeggen, klimaat hét speerpunt van de partij is; een partij die nieuwe donateurs nota bene een trui met de geuzennaam ‘klimaatdrammer’ cadeau doet – ja: dan zou je morele kompas bloedrood moeten uitslaan als de HR-manager van Shell je op de koffie vraagt.

Laat staan dat je een overstap overweegt, wetende dat er een keiharde lobby is, gericht op het tegengaan of in de hand houden van regulering, en de aandeelhouders de afdeling New Energies voorlopig naar de knutselhoek hebben verwezen. Wat je met die overstap dan namelijk zegt is: nou ja, misschien hebben we een beetje overdreven. Misschien is er wel het een en ander aan de hand, maar niet zoveel dat we de grootste vervuilers nu, zo snel mogelijk en van hogerhand, tot een transitie moeten bewegen. Eigenlijk hebben we nog alle tijd om aan de groene hobbytafel alternatieven te verzinnen, in de hoop dat we iets ontdekken waarin álle partijen zich kunnen vinden, privaat en publiek.

Dit gaat niet over één persoon, maar over een systeem. Een systeem waarin de mantra ‘betrek de industrie bij verandering’ zo gewoon is geworden, dat niemand meer inziet dat het in sommige situaties neerkomt op het gijzelen van de publieke zaak. Blijkbaar was er in die hele omgeving vol ervaren, slimme politici niemand die bij het bekend worden van deze baanwisseling opstond en zei: ik gun je de wereld, maar dit kun je Jetten, de partij en de politiek niet aandoen.

Als dit de urgentie is waarmee ‘dé klimaatpartij’ voor de aarde knokt, staan we er nog slechter voor dan ik dacht.

Roxane van Iperen vervangt tijdelijk Thijs Broer als columnist voor Macht op vrijdag.