‘Wie hard werkt, moet daarvan de vruchten plukken.’ Het was een magische zin uit de mond van minister van Financiën Wopke Hoekstra, tijdens zijn H.J. Schoo-lezing van begin deze maand. Een zittend politicus die, zonder omwegen, zijn vinger recht in het etterende pijnpunt van zijn tijd stopt – ik zat onmiddellijk rechtop, de oren gespitst.

De erosie van het wederkerigheidsbeginsel raakt aan de kern van de frustratie bij veel gezinnen in Nederland. Men werkt zich het schompes, maar ziet daar steeds minder voor terug; een gegeven dat iedere boerenlogica tart.

Ik hoorde Hoekstra en dacht: eindelijk iemand die de feiten op een rijtje heeft gezet en aan de grote schoonmaak begint, symboolpolitiek en zondebokretoriek incluis. Die feiten zijn, bijvoorbeeld, dat we de afgelopen decennia harder zijn gaan werken, maar de beloning daarvoor alleen maar is gedaald. Dat de economie wel is gegroeid, maar het deel van al het verdiende geld dat naar gezinnen gaat, alleen maar is gekrompen.