Even leek het rechts-populisme dit najaar op zijn retour. In Italië verdween de voorheen oppermachtige Lega uit de regering. In Oostenrijk werd de door schandalen geteisterde FPÖ verslagen door de christendemocraten. In Frankrijk bleef president Emmanuel Macron overeind, ondanks de aanhoudende stormloop van de gele hesjes. En sinds de Europese verkiezingen in mei werd niets meer vernomen van de plannen van Steve Bannon, die de rechts-populistische partijen in Europa hoopte te verenigen om een einde te maken aan de gevestigde politieke orde. Voor The Economist was dit alles aanleiding om te speculeren over het einde van het populisme.

Maar volgens politicoloog Sarah de Lange, bijzonder hoogleraar op de dr. J.M. Den Uyl-leerstoel aan de Universiteit van Amsterdam en tot voor kort lid van de Raad voor het Openbaar Bestuur, hebben de traditionele partijen weinig reden om opgelucht adem te halen.

https://www.vn.nl/product/vn-de-grote-verandering-2019/

‘De afgelopen decennia is wel vaker gedacht dat het rechts-populisme op zijn retour was, maar telkens veerde het weer op, ook in Nederland. Na de neergang van de LPF kwamen Geert Wilders en Rita Verdonk, bij de verkiezingen van 2017 verscheen Thierry Baudet op het toneel. In de peilingen gaat het de laatste tijd minder met Forum voor Democratie door het interne gedoe, maar die kiezers keren terug naar de PVV, niet naar de traditionele partijen. Het patroon is eerder dat het rechts-populisme normaliseert. We kunnen er maar beter aan wennen dat rechts-populistische partijen een vast onderdeel zijn van de politiek in Europa.’

‘De motivatie van rechts-populistische kiezers is van de context afhankelijk.’

Hoe is het te verklaren dat in de meeste Europese landen rechts-populistische partijen ongeveer hetzelfde percentage van de stemmen halen: rond de 15 procent?

‘Er zijn Europese landen waar de verhoudingen anders liggen. In Italië heeft Lega meer dan 30 procent van de stemmen gehaald, Marine le Pen haalde in Frankrijk ruim 24 procent, in Portugal heeft radicaal rechts maar één zetel, en in Ierland zitten ze helemaal niet in het parlement. Maar in landen als Nederland, Oostenrijk, Denemarken, Noorwegen, Zweden en tegenwoordig ook Duitsland halen de rechts-populistische partijen inderdaad rond de 15 procent van de stemmen. De situatie in die landen is vergelijkbaar: groeiend wantrouwen ten opzichte van de gevestigde politiek en het gevoel dat de verzorgingsstaat en de veiligheid worden bedreigd door migratie. Die twee factoren zijn de motor in alle Europese landen. Dat laat onderzoek al sinds de jaren negentig zien. De vraag is nu vooral: hoe hangt die ontwikkeling samen met de economische en sociale positie van de kiezers? Gaat het vooral om culturele onvrede of om sociaaleconomische verschillen?’

Lees ookGeert Mak is de nostalgie voorbij. Hij legt nu de nadruk op wat er verkeerd gaat in Europa22 oktober 2019

En, wat is de conclusie?

‘Er is geen uniforme verklaring. De motivatie van rechts-populistische kiezers is van de context afhankelijk. De afgelopen jaren hebben we aan de UvA onderzoek gedaan naar het verschil tussen stad en platteland in verschillende Europese landen. Daaruit blijkt dat de onvrede in stedelijke gebieden direct samenhangt met de komst van migranten en de angst voor culturele verandering. Op het platteland is het vooral de structurele achteruitgang – de vergrijzing, de verschraling van voorzieningen – die de onvrede voedt.’

‘De afgelopen decennia is de opkomst bij verkiezingen niet verder omlaaggegaan, ondanks het lage vertrouwen in de politiek bij een deel van de kiezers.’

‘Uit internationaal onderzoek blijkt dat vooral de minder welvarende kiezers in landen waar het economisch goed gaat vatbaar zijn voor het rechts-populisme, door wat “relatieve deprivatie” wordt genoemd: het gevoel achter te blijven ten opzichte van anderen. Dat speelt in alle welvarende Europese landen. Portugal is uitzonderlijk. Daar is het gemiddelde opleidingsniveau veel lager dan in West-Europese landen, zodat de middenpartijen er veel minder last hebben van het verschil in opvattingen tussen hoog- en laagopgeleiden over kwesties als migratie en klimaat, en de rechts-populisten minder kans krijgen. De sociaaldemocraten hebben er de verkiezingen in oktober ruim gewonnen, de rechts-populisten haalden niet meer dan één zetel.’

De meeste rechts-populistische partijen in Europa, ook de PVV en FvD, opereren binnen de parlementaire democratie. Zou je ze in dat opzicht ook een aanwinst kunnen noemen, omdat ze de onvrede een stem geven binnen het democratische bestel?

‘Rechts-populistische partijen maken de onvrede inderdaad zichtbaar, en ze zorgen ervoor dat burgers die zich van de traditionele partijen hebben afgekeerd niet helemaal afhaken van de politiek. De afgelopen decennia is de opkomst bij verkiezingen niet verder omlaaggegaan, ondanks het lage vertrouwen in de politiek bij een deel van de kiezers. In dat opzicht kan je stellen: het rechts-populisme is goed voor de democratie. Tegelijkertijd vergroten rechts-populistische partijen de maatschappelijke en politieke onvrede bij mensen die toch al weinig vertrouwen in de politiek hadden, waardoor die kiezers verder afdrijven en de polarisatie wordt versterkt.’

‘Maatschappelijke verontwaardiging kan een positieve kracht zijn, als bestuurders er goed mee omgaan.’

Maatschappelijke polarisatie is bepaald geen nieuw verschijnsel.

‘Dat is waar. Bij presentaties over het verschijnsel “boze burgers” laat ik altijd foto’s zien uit de jaren zestig en zeventig, toen er grote maatschappelijke onrust was. Wat de boze boeren en de klimaatactivisten van Extinction Rebellion de laatste tijd doen – wegen blokkeren, gebouwen bezetten – is zeker niet nieuw. Het is alleen een nieuw verschijnsel voor deze generatie bestuurders. Uitzonderlijk is eerder hoe gedepolitiseerd de jaren negentig waren. Tijdens de Paarse kabinetten werden politieke tegenstellingen gesmoord. Daardoor kon er ruimte ontstaan voor politieke entrepreneurs als Pim Fortuyn. Die ontwikkeling laat zien dat democratie niet kan zonder conflict. En een beetje polarisatie is zo slecht nog niet.

Lees ookSelfies, emoji's en volkswoede: in Italië voeren populisten non-stop campagne30 januari 2019

In de essaybundel #WOEST (waarin de Raad voor het Openbaar Bestuur verkent hoe de overheid het beste om kan gaan met de verontwaardiging van burgers, red.) heb ik dat ook naar voren gebracht: maatschappelijke verontwaardiging kan een positieve kracht zijn, als bestuurders er goed mee omgaan.’

Terwijl het rechts-populisme opkwam, kalfde de aanhang van de traditionele middenpartijen af, ook die van de sociaaldemocraten. Hoe verhouden die ontwikkelingen zich tot elkaar?

‘De sociaaldemocraten in Nederland hebben zich de opkomst van het rechts-populisme aangerekend. Veel PvdA’ers hadden al bij de opkomst van de LPF het gevoel dat ze hun eigen kiezers aan het populisme waren kwijtgeraakt.’

Klopt dat?

‘Nee, zeker niet een op een. Het is een complexe electorale verschuiving. De kiezers van de LPF, de PVV en nu van Forum voor Democratie zijn vooral afkomstig van het CDA en de VVD, en van groepen die heel lang überhaupt niet hebben gestemd. Er zijn wel oorspronkelijke PvdA-kiezers bij, maar die waren grotendeels al veel eerder uitgeweken naar een van partijen rechts van het midden.’

Wouter Bos zei ooit op een PvdA-congres over de PVV-stemmers: ‘Dat zijn ónze mensen.’

Dat is dus niet zo?

‘Als politieke partij kan je van alle kiezers zeggen dat ze “onze mensen” zijn, maar de PVV-kiezers zijn in grote meerderheid helemaal niet van de PvdA afkomstig. Binnen de PvdA leeft nog steeds het idee dat de partij te weinig oog heeft gehad voor de maatschappelijke onvrede. Op zichzelf is dat misschien wel waar, maar de PVV-kiezers kwamen toch echt hoofdzakelijk van andere partijen.’

Waarom is juist de PvdA dan zo over het rechts-populisme gaan tobben?

‘Dat ligt in de aard van de partij. Binnen de sociaaldemocratische beweging is altijd hevige discussie geweest over de koers. In de jaren tien van de twintigste eeuw was er al de strijd tussen De Tribune en Het Volk, tussen buitenparlementaire actie en het verwerven van politieke invloed binnen het parlementaire stelsel.

In de jaren zestig zorgde Nieuw Links voor veel reuring, en later Niet Nix. Er zijn ook altijd veel intellectuelen geweest die zich verwant voelden aan de sociaaldemocratie en in debat gingen over de koers, zoals Paul Scheffer en Jos de Beus. Gecombineerd met electorale achteruitgang zien zulke debatten er al snel tobberig uit.’

‘De afgelopen decennia zijn veel sociaaldemocratische partijen als antwoord op het populisme opgeschoven naar de rechts-nationalistische kant.’

In eerder onderzoek heeft u gesteld dat sociaaldemocratische partijen in Europa zich in een spagaat bevinden, tussen ‘libertair-kosmopolitische’ partijen zoals D66, en ‘autoritair-nationalistische partijen’ zoals de PVV.

‘Dat geldt vooral voor sociaal-culturele kwesties zoals immigratie en integratie, en voor de discussie over het klimaat. In dat opzicht tekent zich een steeds scherpere tegenstelling af tussen hoger en lager opgeleiden. De “affectieve polarisatie”, zoals dat wordt genoemd, neemt toe. Het percentage kiezers dat zegt dat ze anderen haten vanwege hun overtuiging is sinds de jaren negentig duidelijk toegenomen, maar het percentage is níét hoger dan in de jaren zeventig. Die ontwikkeling heeft een cyclisch karakter. Alleen: tijdens de polarisatie van de jaren zeventig tussen links en rechts ging het vooral om sociaaleconomische thema’s. De laatste jaren gaat het veel meer om sociaal-culturele onderwerpen als integratie en duurzaamheid, langs sociaal-culturele scheidslijnen die worden bepaald door levensstijl, opleidingsniveau en de tegenstelling stad-platteland.’

Welke conclusie hebben de sociaaldemocratische partijen in Europa getrokken uit de opkomst van het rechtspopulisme?

‘De afgelopen decennia zijn veel sociaaldemocratische partijen als antwoord op het populisme opgeschoven naar de rechts-nationalistische kant, bijvoorbeeld door een harder migratie- en integratiebeleid te omarmen, eurosceptischer te worden en mee te gaan in het idee dat migranten onze verzorgingsstaat zouden bedreigen. Daardoor zijn ze in veel gevallen kiezers kwijtgeraakt aan links-liberale partijen.’

Lees ookIn de ‘getto’s’ van Kopenhagen, de achterstandswijken waar speciale wetten gelden26 mei 2019

In Denemarken lijkt die strategie wel te hebben gewerkt: bij de laatste verkiezingen hebben de sociaaldemocraten gewonnen door zich uit te spreken voor een hard migratie- en integratiebeleid én investeringen in de verzorgingsstaat.

‘Die strategie werd vooral als succes gepresenteerd omdat de Deense sociaaldemocraten weer konden gaan regeren. Bij elkaar heeft het blok van linkse partijen in Denemarken inderdaad gewonnen, maar de sociaaldemocratische partij zelf heeft er nauwelijks stemmen bij gekregen. Vanwege het harde integratiebeleid liepen veel kiezers over naar de links-liberalen en de Groenen. Populisme-expert Cas Mudde stelt dat sociaaldemocratische partijen beter bij hun leest kunnen blijven en zich richten op traditionele sociaaleconomische onderwerpen zoals inkomensverdeling. Daar ben ik het mee eens.’

Het Deense model is dus geen recept voor sociaaldemocratische partijen om uit de malaise te raken?

‘Daar lijkt het niet op. Het overnemen van het rechts-populistische frame heeft weinig positief effect. Er worden nauwelijks kiezers gewonnen van de populistische partijen, en hoogopgeleide kiezers lopen juist weg. Het is niet voor niets dat de PvdA zich de laatste tijd minder richt op migratie en integratie en meer op inkomensverdeling, onderwijs en sociale zekerheid: traditionele thema’s waar onder kiezers aan de linkerkant veel meer overeenstemming over bestaat.’

Terwijl de PvdA zich als traditionele volkspartij in een moeizame spagaat bevindt tussen laagopgeleide en hoogopgeleide kiezers, kondigde Jesse Klaver afgelopen jaar aan dat hij van GroenLinks óók een ‘brede volkspartij’ wil maken om de grootste te worden op links. Is dat een reële strategie?

https://www.vn.nl/linkse-samenwerking-een-front/

‘Dat lijkt me niet. GroenLinks is vooral een partij van hoogopgeleide, urbane, jonge kiezers. Dat blijkt uit alle onderzoeken. Daar maak je niet zomaar een brede volkspartij van. Andere Groene partijen in Europa proberen dat ook niet. Sociaaldemocratische partijen hebben veel meer kans de brug te slaan tussen hoogopgeleide en laagopgeleide kiezers, alleen al omdat ze er meer ervaring mee hebben.’

De afgelopen maanden stonden de traditionele middenpartijen VVD, PvdA en CDA voor het eerst in lange tijd weer met z’n drieën bovenaan in de peiling van Maurice de Hond. Bij de Europese Verkiezingen werd de PvdA zelfs de grootste partij. Is het politieke midden zich voorzichtig aan het herstellen?

‘Dat ze met z’n drieën weer bovenaan in de peilingen staan, zegt niet zo veel. De schommelingen zijn groot. Bovendien kan een partij tegenwoordig al met zestien zetels bij de grootste drie horen. De middenpartijen lijken de afgelopen maanden een mildere toon aan te slaan. Ze richten zich minder op de “boze burger” en meer op de brede middenklasse. Maar ik ben er nogal sceptisch over. Het maatschappelijke patroon van wantrouwen tegen de politiek en onvrede over migratie waar de rechts-populistische partijen van profiteren, is nog niet doorbroken. De middenpartijen moeten eerst maar eens bewijzen dat ze daar over een langere periode een overtuigend antwoord op vinden.’