Henk Schulte Nordholt, Sinoloog en publicist

‘Als het gaat om geopolitiek zitten we gevangen in ons geloof in “vrijheid, gelijkheid en broederschap”. Zo wordt de bril waarmee we naar China kijken, gekleurd door onze eigen normen en waarden: het geloof in de redelijkheid van de ander en de gelijkheid van staten. Verschillen zijn te begrijpen, denken we, als we maar ergens in het midden uitkomen. Want dan heb je een win-winsituatie en wordt de wereld zowel zakelijk als idealistisch gezien een stukje mooier. Maar dat is niet hoe de Chinese Communistische Partij denkt. Kort door de bocht gezegd is het Beijings langetermijnstrategie om weer de baas te worden. Niet door als een westerse imperialist overzeese landen te bezetten, maar via de verleidingen van handel en technologie.

Ik heb twintig jaar in China gewoond en ben dol op Chinezen. Hun diplomaten zijn heel innemend, je wordt een beetje verleid als het ware. Maar je moet niet naar de woorden maar naar de daden kijken. Als je ziet wat er de laatste drie jaar allemaal gebeurd is: totale leugens over de covid-situatie, de inname van Hongkong, de sluipende overname van de Zuid-Chinese Zee, de dreiging richting Taiwan. Dat dwingt ons tot keuzes die we in Nederland moeilijk kunnen maken. Voor de Chinese Communistische Partij is het glashelder dat de macht van China en het voortbestaan van hun regime op nummer 1 staan. Al het andere staat in dienst daarvan. Wij begrijpen dat zero-sum denken niet door ons geloof in die vrijheid, gelijkheid en broederschap. Daar komt bij dat de koopmansgeest sterk in ons is verankerd. Daarom maken we geen keuze tussen veiligheid, waarden en handel, ook al zijn we het doelwit van Chinese cyberaanvallen en diefstal van onze technologie.

Wat ook niet helpt, is dat veel linkse intellectuelen China moreel gelijkstellen aan de Verenigde Staten. “China is geen net land,” klinkt het dan, “maar kijk eens wat de Amerikanen allemaal uitspoken.” Maar het feit dat we wéten wat er in de VS misgaat, toont al een wezenlijk verschil aan. De onderdrukking van Oeigoeren en Tibetanen begint langzaam tot ons door te dringen, want die is zo groot dat die niet onder de pet gehouden kan worden. Maar verder komt er weinig negatief nieuws naar buiten, want China is een surveillancestaat. Als je je daar niet van bewust bent, wordt je blik nog gekleurder.’

Nina de la Parra, Cabaretière en auteur van Make women come

‘We zitten gevangen in het willen en moeten doen van heel veel dingen. Die gevangenschap voel ik wegvallen zodra ik één voet in mijn tweede thuisland, Suriname, zet. Met de “we” in dit verhaal doel ik nu even op het Vrij-Nederland-lezende-hoogopgeleide-over-het-algemeen-niet-onder-de-armoedegrens-levende lezerspubliek – en daar reken ik mezelf als Nederlands-Surinaamse ook toe. Ik woon in Nederland, met al zijn regels over “wat je met je leven moet doen”, en dat is, in een bepaald milieu, nogal veel, kan ik je verzekeren. Er is ons verteld dat we én een kick-ass-carrière én kinderen én een ge-wel-di-ge relatie konden (en vooral ook moesten) hebben. Maar voor de meesten van ons gaat die belofte niet op. “You can have it all” voelt voor mij als een op kapitalisme gebaseerde leugen waardoor we elk moment van ons leven waarin we niet álles hebben meteen naar de telefoon grijpen, naar die sportschool, naar dat nieuwe kledingitem, naar de nieuwe zelfverwezenlijkingsworkshop, naar die carrièreswitch, die nieuwe partner of dat nieuwe huis.

Onze zogenaamde “vrijheid” is een soort illusie, een grap waar de goden ons keihard om zitten uit te lachen. Want als je alles moet en kan hebben en het dan niet hebt, dan is er iets mis met jou en ren je je leven lang achter de feiten aan. Je hebt niet én je werk op orde in een perfecte balans met je privéleven én die geweldige relatie én die schattige nooit huilende kinderen én je hele levensdoel vervuld elk moment van de dag én die vakantie én alle Oekraïense vluchtelingen geholpen én een strikt vegan dieet én een elektrische auto.

‘Wat gun ik het mijn Nederlandse kant om te kunnen ademen, om de tijd voor dingen te nemen, om familie, vriendschap en community voorop te stellen, om de tijd niet met mij mee te laten buigen, maar mee te buigen met de tijd.’

De vraag waarin we dus gevangen lijken te zitten – en dit overpeins ik vanuit een Surinaamse tropennacht, liggend in een hangmat – is: “wat gaan we doen”. Dat gevoel is de gevangenschap. Die vraag is je cel. Als ik om me heen kijk in mijn Nederlandse omgeving, zie ik mensen gevangen in de complexiteit van een geprivilegieerde wereld waarin we alles kunnen hebben, alles weten en niets kunnen doen om deze wereld beter te maken. De angst rondom het klimaat, genderongelijkheid, raciale ongelijkheid, is groot. Die is er niet in een land waarin iedereen keihard moet overleven om überhaupt staande te blijven vanwege de economische crisis. En ik heb het dan niet over de “economische crisis in Nederland” – die bestáát niet in vergelijking met die van Suriname.

Het is frappant om te merken dat zodra ik me verbind met mijn Surinaamse kant, die vraag “Wat doe ik eigenlijk met mijn leven?” smelt als sneeuw voor de Surinaamse zon. Wat ga ik doen met mijn leven? Gewoon, ademen en luisteren naar de krekels en de kleine kikkertjes in de tuin. “Wat gaan we doen” is een vraag die ik een Surinaams familielid of Surinaamse vriend nog nooit heb horen stellen. Het is een verademing en een reality check om hier te zijn. Omdat men in deze cultuur de tijd neemt. Er wordt niet snel-snel naar een afspraak gerend die zeven weken geleden in de agenda is gezet. Wat gun ik het mijn Nederlandse kant om te kunnen ademen, om de tijd voor dingen te nemen, om familie, vriendschap en community voorop te stellen, om de tijd niet met mij mee te laten buigen, maar mee te buigen met de tijd. Maar ik weet nu al dat mijn Nederlandse agenda straks weer potdicht zit, zodra ik dat vliegtuig weer uitstap en weer de ratrace van een druk en vol Nederlands calvinistisch-kapitalistisch leven instap.’

Maureen van der Pligt, Vakbondsbestuurster bij de FNV voor uitkeringsgerechtigden

‘Rond de 200.000 chronisch zieke mensen zitten gevangen in de Bijstandswet. Zo beschrijven zij dat zelf, ze zongen eind mei zelfs een gevangenislied bij de Tweede Kamer om aandacht te vragen voor hun situatie. De bijstand gaat uit van een tijdelijk karakter en op dat uitgangspunt is de uitkering gebaseerd. Alleen: voor een heleboel mensen is hun ziekte of beperking levenslang. En na drie jaar op bijstandsniveau leven, berekende het NIBUD in 2021, dus nog vóór de huidige inflatie en energieprijzen, kom je onder de armoedegrens terecht. Want dan is je buffer op.

Het gevoel van gevangenschap zit ook in de strenge regels van de bijstand. Je mag niet samenwonen, geen erfenis aannemen, geen boodschappen van de buren of kleine geldbedragen van familie ontvangen, niet naar het buitenland voor een behandeling en geen crowdfunding beginnen om daarmee een behandeling te financieren. Deze chronisch zieken komen niet in aanmerking voor een WIA-uitkering (wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen), waarin dat allemaal wel mag, omdat iemand bijvoorbeeld door het systeem van keuringen én omdat-ie al weinig verdiende voor minder dan 35 procent wordt afgekeurd, en die 35 procent is een vereiste. Of omdat een zzp’er geen arbeidsongeschiktheidsverzekering had, maar wel een herseninfarct kreeg.

Als je een beetje een schappelijke ambtenaar hebt bij de gemeente, snapt die dat solliciteren niet kan. Maar er zijn ook gemeenten waar chronisch zieken elke zes maanden hun hele hebben en houden moeten overhandigen vanwege de inlichtingenplicht. En waar de “sociale recherche” zomaar op de stoep kan staan om te speuren naar een extra tandenborstel. Overal is ander beleid. Het is voor ons als vakbond nauwelijks te behappen wat in elk van de 350 gemeenten wel en niet kan.’

Eelke*, Actiegroep Trans Zorg Nu

‘Transmensen zitten gevangen in een zorgsysteem waarin anderen besluiten of ze wel “trans genoeg” zijn om hun lichaam aan te passen. Als iemand in transitie gaat, is er een enorme wachttijd. Daarna volgt een psychiatrische diagnose bij een genderteam. Maar trans zijn is niet iets psychiatrisch. En dat een psychiater voor jou bepaalt of je wel trans genoeg bent, op basis van vragen vol stereotypen of zonder relevantie, is niet van deze tijd. Speelde je vroeger met barbies? Droeg je wel of geen jurkjes? Hoe gingen je ouders met elkaar om? Rook je?

Het grootste probleem is het gebrek aan zelfbeschikking. En de wachtlijsten zijn daar weer het gevolg van.

Lichamelijke zorg moet geboden worden op basis van lichamelijke kwalificaties. Als iemand zich als vrouw identificeert en een hoog testosterongehalte heeft, moet die dezelfde hormonen kunnen krijgen als een andere vrouw. Dat kan gewoon bij de huisarts of een endocrinoloog. Het grootste probleem is het gebrek aan zelfbeschikking. En de wachtlijsten zijn daar weer het gevolg van. Toen de genderteams veertig jaar geleden opkwamen, was de samenleving nog veel minder accepterend richting transmensen dan nu. Er is een heel veiligheidssysteem gebouwd, vol barrières om te controleren wie transzorg mag ontvangen. De afgelopen decennia is dit proces geïnstitutionaliseerd, en dat geeft de psychiater te veel macht.’

*Vanwege privacy-redenen wil Eelke alleen met de voornaam genoemd worden.

Joni Reef, Psychologe (Universiteit Leiden)

‘We zitten gevangen in ons eigen perspectief. Dit merk ik heel sterk bij de twee groepen mensen met wie ik werk als docent en onderzoeker criminologie: gedetineerden en studenten.

Mensen die gedetineerd zijn, denken: de maatschappij is mij liever kwijt dan rijk. Dat is niet zo gek: in de praktijk is het hele strafrechtsysteem erop gericht om mensen, die inderdaad gestraft moeten worden omdat ze iets misdaan hebben, op te sluiten en de banden met de samenleving voorlopig door te knippen. Na iemands vrijlating worden ze geacht succesvol te re-integreren in diezelfde samenleving die hen – soms jarenlang – wegstopte. Tussen de wereld van gedetineerden en de wereld “buiten” bevindt zich een enorme afstand. Die afstand wordt ook gevoeld door studenten criminologie en rechtsgeleerdheid die ik lesgeef aan de Universiteit Leiden. Gedetineerden zien als mensen die om allerlei redenen crimineel gedrag hebben ontwikkeld en zich ook weg van de criminaliteit kunnen ontwikkelen, blijkt een uitdaging. Als de juristen en beleidsmedewerkers van de toekomst het perspectief niet kunnen loslaten dat een gedetineerde zodanig schuldig is dat hij of zij inderdaad beter buiten de samenleving kan blijven, wat zegt dat dan over de rechtvaardigheid van ons rechtssysteem?

Maar gelukkig is het wel degelijk mogelijk om daaruit los te komen. Door ontmoetingen kan een mens ruimdenkender worden. Daarom hebben we een vak ontwikkeld dat Leidse studenten en gedetineerde studenten samen kunnen volgen. In de gevangenis, want de gedetineerde deelnemers zitten daar immers vast. Meer van dit soort vakken – met elkaar in plaats van over elkaar – zou onze maatschappij ten goede komen. Gedetineerde deelnemers leren over het rechtssysteem en de gedachten achter dit systeem. Maar vooral kunnen ze zichzelf leren zien als meer dan een delict: iemand die dingen kan leren en een relevante bijdrage kan leveren aan de maatschappij. En de studenten van de universiteit gaan door het echte contact en het kijkje door de bril van hun – tot voor kort slechts abstracte – “onderzoekssubject” inzien dat een gevangene ook een mens is.’