Terwijl het onduidelijk is hoe de ‘evacuatie’ in Aleppo verloopt, spreekt oorlogsjournalist Minka Nijhuis de Syriërs Majad en Zouhir: de reddingswerker die sinds kort in Nederland woont en de verslaggever die nog in Aleppo zit. ‘Ik hoop zolang ik adem.’
Zouhir Al Shimale duikt in elkaar als achter hem de bommen inslaan. Maar hij dwingt zichzelf door te gaan met zijn verslag via internet: ‘Doden in de straten, totale chaos hier.’ Communicatie met de buitenwereld gaande houden is een obsessie geworden sinds ruim 100 dagen geleden de omsingeling van Oost-Aleppo begon.
Onder een coverfoto van een muur vol kleurige kindertekeningen meldt zijn Twitteraccount de staat van Aleppo, vastgepind:
De berichten die daarna volgen klinken steeds meer als noodkreten terwijl een einde nadert. Maar opgeven wil hij niet. ‘Ik hoop zolang ik adem.’
In de zomer van 2015 sprak Zouhir via Skype bij het 75-jarig jubileum van Vrij Nederland. De bomvolle stadsschouwburg hield de adem in terwijl hij sober en vermoeid vertelde over het leven in Aleppo.
‘Deed ik het wel goed?’ vroeg hij me enkele uren later. Toen hij de volgende dag op een foto de volle rijen zag, schrok hij zich een ongeluk bij de gedachte dat hij honderden mensen toegesproken had.
Hij kon toen niet vermoeden dat hij voor een miljoenenpubliek zou gaan getuigen hoe burgers in het omsingelde Oost-Aleppo worden afgeslacht. Hij vertelt zijn kant van het verhaal en door ontzetting, woede en radeloosheid laat de journalistieke distantie hem regelmatig in de steek. Maar hij toont ook pijnlijke eerlijkheid: ‘Mensen zijn boos. Wij begonnen een revolutie en nu ze in de val zitten, kunnen we hen niet helpen.’
Schuldgevoel
Schuldgevoel kwelt ook Majad in zijn flat in Alphen aan de Rijn. ‘lk kan niets meer doen. Ik ben vertrokken.’ Toen de demonstraties in 2012 ook in zijn woonplaats Aleppo begonnen en kort daarna met de komst van rebellen van het platteland de oorlog de stad bereikte, werkte hij als hulpverlener. Het leverde hem de bijnaam kamikaze op vanwege de doodsverachting waarmee hij en zijn vrienden hun riskante humanitaire missies uitvoerden. Een jaar later opereerde hij vanuit Turkije omdat hij door het regime gezocht werd. Ook daar was hij niet veilig. Vorige zomer bereikte hij Nederland gekleed in een bermuda en met spullen die in een rugzakje pasten.
De slaap staat nog op zijn gezicht al is het in de middag. Het is de afgelopen nacht laat geworden. ‘Ik probeer mensen te bereiken. Leven ze nog of niet?’
Op zijn mobiele telefoon verschijnt het gezicht van Salem Abu Alnasr, de tandarts die als chirurg fungeert. Door de woordenstroom van Salem klinkt maar één boodschap: laat de bommen stoppen.
‘Het is als de dag des oordeels,’ zegt Majad. ‘De constante bombardementen, de vatbommen, de mortieren. En er is geen ontsnappen aan.’ De anders zo spraakzame Majad laat veel stiltes vallen en met regelmaat ontsnapt hem een zucht.
Uit de slaapkamer klinkt het stemmetje van Jin, zijn dochtertje van ruim twee. Met haar moeder Khani arriveerde zij drie maanden geleden in Nederland.
Peinzend vervolgt Majad: ‘Ik denk aan de volgende generatie. Wat gaat die denken over de wereld die ons liet sterven en onverschillig bleef? Zullen jongeren daardoor radicaliseren? Soms maak ik me daar zorgen over.’
De oprukkende middagmist maakt het Hollandse straatbeeld grauw en klein. Terwijl de dramatische berichten over Aleppo via de laptop binnen komen en ook op het tv scherm verwoeste puinhopen verschijnen, doet echtgenote Khani een poging tot huiselijke gezelligheid ook al zijn haar gedachten in Syrie waar dierbaren achterbleven en sommigen van hen vermist zijn. Bedrijvig schikt ze de borden naast de bos rozen in allerlei kleuren. Ze lacht naar Jien die over de bank dartelt in een blauwe broek met stippen en een krullenbos a la Shirley Temple. In de keuken dampt een volle pan yabrak – gekruide rijst in wijnbladeren. Bezorgd licht ze het deksel op. ‘Het is de eerste keer dat ik dit kook sinds ik hier ben. Ik hoop maar dat het net zo smaakt als thuis.’
Nieuwe start
Het is moeilijk voor te stellen dat het knusse appartement enkele maanden geleden nog een verwaarloosde woning was. De roze kamer van Jin is gevuld met knuffels die uit Turkije meegekomen zijn. Ook De Grap van Milan Kundera en De Plaag van Albert Camus maakten de reis, net als de foto van hun drieën. Maar de kogels uit de vatbom die Majad tijdens zijn laatste bezoek aan het geteisterde Aleppo in 2015 als herinnering aan het lot van de stad opraapte, heeft hij toch maar in Turkije achtergelaten. Samen in alle rust een nieuwe start en een toekomst zonder oorlog voor zich dochtertje, is zijn grote wens – ook al komt die wens deze dagen in de verdrukking.
Zijn hart is bij de tienduizenden burgers in West-Aleppo. “Arme mensen, zij betalen de prijs”
De afgelopen jaren keek Majad met een kritische blik naar protesten die ontaardden in een strijd die meedogenlozer is dan hij ooit had kunnen denken. Hij betoogt dat het regime van Assad, Iraanse en andere buitenlandse milities, en de Russische bommenwerpers de meeste slachtoffers maken. Maar ook de onderling twistende rebellengroepen die wijken in West Aleppo onder vuur nemen houdt hij verantwoordelijk voor de verwoesting en hij kan blazen van nijd over de extremisten en de opportunistisch rondschuimende warlords. Maar voor nu wil hij zijn boze scepsis laten varen. Zijn hart is bij de tienduizenden burgers in de val. ‘Arme mensen, zij betalen de prijs.’
De Clown van Aleppo
De eerste berichten over de ‘evacuatie’ die na enige stagnatie is begonnen, volgt hij met argwaan. Hij vreest dat sommige rebellen de burgers zullen tegen houden of de ‘evacuatie’ met geweld zullen tegen houden. Hij denkt ook aan de jonge mannen die verdwenen nadat ze onlangs naar het door het regime gecontroleerde West-Aleppo vluchtten. ‘Wie ziet er toe op de veiligheid? Waar moeten mensen heen? Naar een volgend gebied dat onder vuur genomen wordt?’
De clown van Aleppo wilde tot het allerlaatst menselijkheid brengen in een wereld die onvoorstelbaar wreed geworden was.
De ‘evacuatie’ komt te laat voor Anas Al Basha. Hij was de jongere broer van een lokale journalist, bij wie ik in het voorjaar van 2014 overnachtte. Zijn appartement bevond zich in een uitgestorven straat waar alleen brokken puin herinnerden aan overburen. Ook de huizen verderop waren vrijwel allemaal geraakt. De ramen van het appartement waren met stenen en zandzakken dichtgestopt. maar de tv met melancholieke klanken van de Libanese zangeres Feyruz, de kopjes pikzwarte koffie en de wifi verschaften een cocon van valse veiligheid.
Ook in het donker ging de herrie door. Vliegtuigen, helikopters, inslagen van bommen en raketten. Na een tijdje gaven we het tellen van de explosies op.
Vroeg in de ochtend maakte Anas koffie voor ons vertrek. In een poging om de zwaarte van het afscheid te verlichten, schreef ik een boodschap op een van de ballonnen die ik voor de kinderen achterliet: ‘Geen bommen meer AUB.’
Kort daarna knalde een bomscherf naar binnen. Anas had het vege lijf kunnen redden doordat hij de bijtijds de deur uit sprintte. Ik kreeg een foto van de ballon die het op wonderbaarlijke wijze had overleefd. Hij sliep er voortaan mee in bed. ‘Dat ding brengt geluk,’ schreef hij.
Zijn Skype-berichten bestonden uit enkele woorden. ‘Met mij is het goed.’ Of: ‘Ik werk met kinderen.’ Vaak ook bleef het lange tijd stil en dan meldde zijn oudere broer die naar Turkije was gevlucht, dat Anas nog steeds niet weg wilde.
Op een van de laatste foto’s die van hem circuleerde trad hij op als clown. Met een knaloranje pruik en een beschilderde neus probeerde hij kinderen te laten lachen.
Pas toen hij eind november bij een luchtaanval omkwam, werden hij en zijn werk wereldnieuws. ‘De clown van Aleppo is dood,’ luidden de headlines over een jonge Syriër die tot het allerlaatst menselijkheid wilde brengen in een wereld die onvoorstelbaar wreed geworden was.
Terwijl in de ochtend van 15 december de voorbereidingen voor de ‘evacuatie’ op gang komen, laten bewoners afscheidsberichten achter op de restanten van hun huizen. Er staan melancholieke woorden van de overleden Syrische dichter Nizar Qabbani over een vertrek dat als een deportatie voelt:
Heb mij lief, weg van het land van verdriet and onderdrukking, weg van onze stad die vol dood is.
Maar ook strijdlustiger berichten worden achtergelaten: ‘We zullen terug keren, Aleppo.’ En: ‘Onder elke vernield gebouwd liggen families met hun dromen begraven door Assad en zijn bondgenoten.’
Als in de ochtend het eerste transport van gewonden naar Turkije en het platteland van start gaat, staat Zouhir te midden van getoeter en loeiende sirenes verslag te doen voor internationale zenders. Een dag later verschijnt hij tegen een achtergrond van gehavende gevels: ‘Dit is de laatste boodschap. Ik ben nu klaar om te vertrekken.’ Terwijl hij zijn publiek bedankt, valt het geluid weg. Al snel volgen berichten dat de ‘evacuatie’ weer averij oploopt. Wie het werk van Zouhir de afgelopen maanden volgde, kan maar een ding wensen: Moge hij veilig wegkomen nadat hij voor een wereld die grotendeels wegkeek, een van de ogen en oren vanuit Aleppo was.
Lees verder: Minka Nijhuis reisde in 2014 door Syrië en zag hoe de mensen zich blijven verzetten en doorleven tussen de puinhopen en het geweld.