Het gesprek over roken gaat altijd over stoppen met roken, en stoppen met roken gaat altijd over gezondheid. Maar we beseffen pas wat dat betekent als we ziek worden, en dan is het te laat.
Als kind en aanvankelijk ook als puber was ik rabiaat anti-roken. Op mijn zeventiende stak ik toch op. Negenennegentig keer nee gezegd en één keer: wat kan mij het ook schelen. Zo is het begonnen.
Ik vond roken geweldig. Ik wist niet beter dan dat ik er bewust voor koos, dat ik ervan genoot en dat het wezenlijk deel uitmaakte van mijn persoon, van mijn bestaan: het uitgaansleven en de liefde, en vooral het schrijven.
En toen werd ik hees. Een poliepje, dacht de huisarts. Het was kanker. Op de stembanden. Met meer dan negentig procent kans op genezing waren de vooruitzichten gunstig. Maar toen bleek ik tot de tien procent te behoren bij wie bestraling niet aansloeg — en moest mijn hele strottenhoofd eruit.
Nu pas, ontnuchterd, zie ik hoe volkomen ik door de verslaving werd geleefd. Letterlijk slaaf was van de tabak. En van de tabaksindustrie.
Heb ik de kanker aan mezelf te wijten? Ik kom er moeilijk onderuit. Maar in hoeverre is de keuze vrij? Zolang het roken alomtegenwoordig is en rookwaar alom verkrijgbaar, zullen er mensen, vooral jonge mensen, in de val blijven lopen. De tabaksindustrie gaat vrijwel ongestoord voort zich aan de verwoestende verslaving te verrijken en ook de overheid blijft bij miljarden aan het roken binnenlopen terwijl het enige zinvolle dat de rokers ervoor terugkregen, hulp met stoppen, uit het basispakket is gehaald. Daar gaat een fout signaal vanuit: kennelijk is de overheid met de schatkist wel, maar met het lot van de rokers niet begaan.
Was het genot de verwoesting waard?
Voor mij doet die vraag er niet meer toe. Het kwaad is geschied. Naar roken taal ik niet meer en bovendien is het technisch voor mij onmogelijk geworden om te roken. Hooguit zou ik een sigaret in mijn stoma kunnen steken en dan een hijs nemen. Dan knalt de nicotine pats, rechtstreeks tussen mijn sleutelbeenderen door mijn longen in.
En voor u? Zie de mens: wat is het u waard?