Wat is het toch voor rare neiging van Haagse politici om zichzelf als premierskandidaat op te werpen, ook als er geen enkel zicht is op het hoge ambt? Deze week was het weer Cora van Nieuwenhuizen, VVD-minister van Infrastructuur en Waterstaat, die zich meldde in Elsevier Weekblad: premier worden, verklaarde ze, ‘zou zeker mooi zijn’.

Het nieuwtje werd prompt overgenomen in tal van media, zonder dat iemand zich de vraag stelde hoe reëel de ambitie van Van Nieuwenhuizen eigenlijk is, en wat ze tot op heden tot stand heeft gebracht om zo’n aanspraak waar te kunnen maken. Het antwoord: weinig.

Als gedeputeerde in Brabant, Kamerlid van 2010 tot 2014 en vervolgens als lid van het Europees Parlement deed Van Nieuwenhuizen zelden van zich spreken, zodat weinig mensen enig idee hadden wie ze was toen ze in 2017 aantrad in het kabinet. Ook als minister maakte ze tot op heden weinig indruk. Haar grootste wapenfeit tot dusverre: het verbieden van de haperende elektrische bolderkar...