Als classicus is Daniel Mendelsohn natuurlijk met de Odyssee bekend als met zijn broekzak. Met dezelfde wetenschap dat daar zijn huissleutels zitten weet hij dat in Boek XII de Sirenen Odysseus proberen te verleiden, dat Calypso hem niet naar huis wil laten gaan in Boek V en dat Odysseus in Boek XIII incognito terug is op zijn eiland Ithaka. Zo weet hij ook dat het in Boek XIX gaat over de oude voedster Eurykleia die de voeten wast van de als zwerver vermomde Odysseus. Aan het litteken boven zijn knie herkent ze hem daarbij als haar koning.

En dat het verhaal op het moment van die herkenning niet meteen vertelt over de vreugdevolle omhelzing van Odysseus en Eurykleia, maar dat de scène zich ineens verplaatst naar het verleden, naar de geboorte van Odysseus en de naam die hij krijgt van zijn grootvader Autolykos.

Ook krijgen we daar het verhaal over het litteken: dat Odysseus als jonge man op bezoek is bij zijn grootvader en met zijn zoons gaat jagen. Hij komt oog in oog te staan met een groot everzwijn. Nog voor hij zijn speer kan werpen is het zwijn hem te vlug af en hapt een stuk uit zijn knie. Het lukt Odysseus nog hem de pijl dodelijk in zijn rechterschouder te stoten. Autolykos en zijn zoons verplegen Odysseus daarna met alle zorg en laten hem veilig terugkeren naar zijn vader en moeder. Het verhaal gaat verder waar het gebleven was: het moment dat Eurykleia Odysseus herkent aan zijn litteken. De cirkel is rond.

Dat Odysseus niet wil dat Eurykleia haar blijdschap laat blijken is van belang voor het verhaal, maar niet waar het nu om gaat. Nu gaat het erom dat Daniel Mendelsohn eerder een boek wilde schrijven over drie dingen: over de Odyssee en de colleges die hij daarover had gegeven. Over het feit dat zijn tachtigjarige vader daarbij altijd aanwezig wilde zijn omdat hij iets aan zijn kennis van de klassieken wilde doen. En over de cruise van tien dagen die ze na afloop van de colleges samen maakten. Daarmee werd de tocht van Odysseus naar Ithaka nagereisd.

Die drie dingen moesten samen een boek worden, maar dat wilde Mendelsohn maar niet lukken. De afzonderlijke delen gingen wel, maar er een boeiend samenhangend verhaal van maken was hem niet gegeven. Tot aan de wanhoop, tot aan de aporia zoals een classicus zou zeggen, tot de radeloosheid. Geen uitweg te weten.

Three Rings gaat over de rol van de ringcompositie in het leven en werk van drie mannen die iets met Homerus, de Odyssee en de Tweede Wereldoorlog te maken hebben.

Het was ook niet de eerste keer. Bij het schrijven van Verloren (Lost), zijn grote boek over de zoektocht naar de zes familieleden die in de Holocaust omkwamen, was de wanhoop ook regelmatig toegeslagen (ook door het aangrijpende van wat hij te weten kwam). Het was een vriend en vroegere mentor die in het geval van Een Odyssee voor redding zorgde. Hij wees Mendelsohn op de verhaaltechniek die in de Odyssee door Homerus wordt gebruikt. Het verhaal gaat niet gewoon door wanneer Eurykleia Odysseus herkent aan zijn litteken. Het wordt onderbroken door het verhaal over Odysseus’ geboorte en zijn wond. Daarna gaat het verder waar het gebleven was. Homerus paste hier de ringcompositie toe opdat het een afwisselend, niet een recht-toe-recht-aan-verhaal zou worden.

Dit had Mendelsohn als student natuurlijk geleerd. Maar hij had het, zoals hij zegt, niet goed in zich opgenomen, niet geïnternaliseerd. Er ging hem een licht op door wat zijn vriend vertelde. Het was ‘de redding’ van zijn boek. Nu kon hij Een Odyssee zo schrijven dat wetenschap, autobiografie en reisverslag aangenaam door elkaar heen zouden lopen, en elkaar versterkten. Inmiddels is het in meerdere talen vertaald.

drie ringen

Mendelsohn vertelt dit in afwisselende fragmenten zelf in zijn niet omvangrijke (116 pagina’s) nieuwe boek Three Rings. A tale of exile, narrative, and fate. Daar duikt ook de man op die Homerus’ verhaaltechniek van de ringcompositie voor het eerst heeft beschreven, de Nederlander W.A.A. van Otterlo, schrijver van De ringcompositie als opbouwprincipe in de epische gedichten van Homerus, geschreven in de hongerwinter en gepubliceerd in 1948.

Three Rings gaat over de rol van de ringcompositie in het leven en werk van drie mannen die iets met Homerus, de Odyssee en de Tweede Wereldoorlog te maken hebben: de Duitse literatuurhistoricus Erich Auerbach, de zeventiende-eeuwse schrijver en theoloog François Fénelon en de Duits-Engelse schrijver W.G. Sebald. Auerbach is de schrijver van het briljante boek Mimesis. De weergave van de werkelijkheid in de westerse literatuur. Hij vluchtte in 1936 naar Istanbul en schreef het boek in de oorlog, bijna uit het hoofd.

Mendelsohn is een bewonderaar van Auerbachs boek. Daarin wordt ‘een innerlijke geschiedenis van een cultuur’ geschreven. Het boek probeert te begrijpen hoe literatuur ervoor zorgt dat de werkelijkheid als werkelijk aanvoelt (‘how literature makes reality feel real’). Saillant is dat Auerbach zijn boek begint met het verhaal over Odysseus’ litteken. Wat Mendelsohns boek redde, de ringcompositie, blijkt Auerbach juist een uitweiding te vinden, een obstakel voor een overtuigende weergave van de werkelijkheid. De uitweiding over Odysseus’ naam en litteken duurt Auerbach veel te lang, is hem ook niet mysterieus genoeg.

lesje literatuurtechniek

We krijgen een aardig lesje literatuurtechniek wanneer Auerbach tegenover de Griekse Odyssee de Hebreeuwse techniek stelt zoals die in de Bijbel, en met name in het verhaal over Abraham die Isaac wil offeren, wordt gehanteerd. In de Odyssee ‘blijft niets in duisternis,’ zegt Auerbach, maar in het Bijbelverhaal ontbreekt van alles. Er blijft veel onduidelijk, er is sprake van een ‘efficient opacity’. De lezer moet het nodige zelf invullen en interpreteren, want het is niet allemaal even helder, het wordt niet zo perfect verteld. Auerbach vindt dat juist ‘overtuigend realistisch’.

Three Rings brengt in de praktijk waar het voor staat: het gaat veel kanten op, maar komt steeds terug waar het vandaan komt.

Er is voor Mendelsohn nog een andere manier om de door Auerbach tegenover elkaar gestelde manieren van vertellen te beschrijven. De Griekse, Homerische stijl noemt hij optimistisch, als helder licht, schaduwen verdwijnen erdoor, alles bevindt zich op hetzelfde niveau, verleden, heden, legende, mythologie, geschiedenis. Alles kan ermee gekend worden en verklaard. De Hebreeuwse stijl is daarentegen pessimistisch. Net als God is de werkelijkheid onkenbaar. Alleen door interpretatie kunnen we iets te weten komen. Hoeveel waardering Mendelsohn ook voor Auerbach heeft, hij geeft zijn ringcompositie niet op. Hij vindt dat de twee technieken complementair kunnen zijn, heel goed samen gebruikt kunnen worden, en misschien wel móéten worden: in literatuur is niet altijd alles meteen duidelijk.

verfrissend

Met de figuur van Calypso in de Odyssee heeft Mendelsohn geen soepele verhouding. Zij hield Odysseus in haar grot gevangen en wilde hem altijd bij zich houden. Tijdens hun cruise bezoeken de Mendelsohns ook wat nu als Calypso’s grot wordt beschouwd, een bezoek dat Mendelsohn als claustrofoob niet snel vergeet. Zijn vader moest zijn hand vasthouden om hem iets meer dan dertig seconden in de grot te houden.

Hij jammert dan ook niet wanneer Francois Fénelon in zijn Les Aventures de Télémaque (1699) vanaf de eerste zinnen een beeld schets van Calypso als wraakzuchtig en getourmenteerd. Het boek van Fénelon is een originele voortzetting van de Odyssee aan de hand van Odysseus’ zoon Telemachus. Het was een kritiek op Lodewijk XIV, had een anti-autoritaire strekking en verkondigde een verfrissende ‘universal brotherhood’ als voorproefje van de Revolutie. Het boek werd bewonderd door de filosofen van de Verlichting. Het had alleen de Bijbel als concurrent tot in 1774 Goethes Het lijden van de jonge Werther verscheen. Schrijvers als Stendhal en Sainte-Beuve bewonderden het. Net als naar Madame de Sévigné en Racine verwijst Proust in Op zoek naar de verloren tijd regelmatig naar Fénelons boek.

Three Rings brengt in de praktijk waar het voor staat: het gaat veel kanten op, maar komt steeds terug waar het vandaan komt: bij de ringcompositie als literaire techniek om een verhaal te vertellen. Het even luchtige, geleerde en persoonlijke essay is vernuftig, informatief en leerzaam en vindt de beste voorbeelden om het al dan niet toegepaste principe van de ringcompositie mee te illustreren. Zoals het werk van W.G. Sebald, schrijver van Melancholische dwaalwegen, De emigrés en De ringen van Saturnus.

Sebald schrijft over emigranten, vluchtelingen, zwervers en bannelingen. Hij draait in cirkels. Zijn werk is één grote uitweiding, hij komt nooit ergens aan. Hij weet met flarden en brokstukken kennis en verhalen een melancholische sfeer op te roepen die recht doet aan wat hij op zijn voettocht door het graafschap Suffolk tegenkomt. Sebald vult niet alles in, wat de vruchtbaarheid van Auerbachs ‘Hebreeuwse’ methode aantoont. Mendelsohn weet het goede woord te vinden om aan te geven hoe goed een verhaal, een uitweiding, zich in een groter verhaal nestelt, ‘nested in a larger one’

Three Rings. A tale of exile, narrative, and fate door Daniel Mendelsohn is uitgegeven door University of Virginia Press. Een Odyssee is uitgegeven door De Bezige Bij.