Filosoof Lisa Doeland (1982) heeft een zwak voor het unheimische, het monsterlijke en het spookachtige. In haar colleges op de Radboud Universiteit en de UvA zet ze studenten aan tot denken over kwesties als de apocalyps en het afval dat ons als spoken blijft achtervolgen, zoals het plastic in de oceaan en de microplastics in ons lichaam. ‘Ik probeer mijn studenten bijvoorbeeld bij te brengen dat het denken in termen van recycling gevaarlijk is, want dan heb je het gevoel dat er iets opgelost is en durf je nog meer te consumeren, waarmee je juist het systeem in stand houdt.’

De helft van haar studenten kan haar denken niet volgen en sommige zijn in shock nadat ze hen heeft laten kijken naar de documentaire How to Let Go of the World and Love All the Things Climate Can’t Change uit 2016, omdat er ‘tipping points’ in voorkomen die allang in het verleden liggen. Ze wil schuren. Ze wil af van het idee dat de toekomst te redden valt met groene groei, de energietransitie, een circulaire economie en technologische vindingen. In haar boek Apocalypsofie zijn dit gevaarlijke fantasieën die de ecologische crisis juist verergeren en probeert ze een ander einde van de wereld te denken. ‘De ineenstorting is nu al gaande. Het piept en kraakt aan alle kanten. De vraag is hoe je daar de tekenen van kan lezen en hoe je je tot die tekenen kan verhouden. Kan je daarin inbreken of is het een proces wat zich bijna natuurlijk voltrekt?’

Koot en Bie

Doelands filosofie van de apocalyps begon bij het doemdenken van Koot en Bie. Doeland was nog niet geboren toen zij het woord bedachten in 1981 en het opdook in een scène over energiebesparing die ze wilden ontvluchten door naar Nieuw-Zeeland te emigreren. Drie jaar geleden pleitte Doeland in het tv-programma Brainwash Talk voor het loslaten van de hoop op een rooskleurige toekomst en voor doemdenken, maar dan niet in termen van het plotsklapse vergaan van de wereld.

‘Het einde komt niet met een knal,’ hield ze haar publiek voor, dat vanwege corona op anderhalve meter afstand van elkaar in de zaal zat. ’Het einde komt sluipenderwijs. Minder spectaculair, minder episch. We moeten niet bang zijn voor wat ons te wachten staat, we moeten bang zijn dat alles verder gaat zoals het gaat. Overal om ons heen eindigen al allerlei werelden. Werelden van dieren en insecten, van planten die aan stikstof ten onder gaan, van de bergen die worden afgegraven omdat ze als delfstoffen meer opleveren, maar ook werelden van mensen, zoals van vluchtelingen in de Middellandse Zee. Wat nu gaande is, dat is de echte catastrofe.’

Drie jaar na Brainwash zit ze tegenover me in een Amsterdams café, in een fonkelnieuwe zwarte jurk uit Praag, van een lokale ontwerpster die alles zelf fabriceert, wat maakte dat Doeland afweek van de gewoonte om haar kleding tweedehands te kopen. Ze spreekt associatief, je ziet haar denken. Peinzende stiltes vallen wanneer iets nog niet helemaal doordacht is. ‘Ik heb geprobeerd me dat doemdenken toe te eigenen als een manier om te leren leven met de wereld zoals die nu is, met de spanning tussen het gevoel dat alles verloren gaat en intussen op een terras zitten met een glas wijn. We weten wel dat onze manier van leven suïcidaal is, maar we veranderen er niets aan en volgens mij komt dat omdat we onszelf en anderen blijven verkopen dat onze manier van leven oké is.’

Suïcidale status quo

Toen ze aan de Universiteit van Amsterdam de kans kreeg om een vak van de grond af te ontwikkelen, kwam ze uit op de apocalyps, de internationale versie van doemdenken. De hoofdvraag die zij samen met haar studenten probeert te beantwoorden luidt: is het heilzaam om te denken in termen van een apocalyps, van een eindtijd, het einde van de mens, het einde van de wereld, het einde van alles, of zit dat doemdenken ons alleen maar in de weg?

‘Het komt allemaal voort uit een soort kapitalistisch realisme dat het niet anders kan, dat we die energietransitie moeten volbrengen en voldoen aan de groeiende vraag naar energie.’

Uiteindelijk is het boek Apocalypsofie vooral een diagnose geworden van wat er in haar ogen mis is met de manier waarop we de ecologische crisis te lijf gaan. ‘Het was voor mij belangrijk om helder te krijgen wat de gevaarlijke fantasieën zijn waarmee we de suïcidale status quo in standhouden. Ik zie het als mijn taak om heel kritisch te vragen waar we het over hebben als we het over schone energie hebben, waar we het over hebben als we het over de circulaire economie hebben. Het idee is dat we de circulaire processen in de natuur volgen en dat het dan allemaal wel goed is. Maar de circulaire economie gaat nog altijd uit van groei en heeft dus ook nog van alles nodig om draaiende gehouden te worden.’

Ze pakt haar telefoon om een stuk van De Correspondent op te zoeken om haar punt te illustreren, met de kop Zelfs optimisten zijn te pessimistisch. Schone energie wordt spotgoedkoop. In razend tempo leest ze voor: ‘Je gelooft het misschien niet als je de krant openslaat, maar we zijn hard op weg om het klimaatprobleem nog voor de deadline op te lossen. Schone energie uit wind en zon wordt elke dag goedkoper – véél sneller dan iedereen dacht. En dat heeft gigantische gevolgen voor de energietransitie.’

‘Hoezo schone energie?’ zegt ze terwijl ze opkijkt van haar scherm. ‘We laten ons in de luren leggen doordat iemand een keer bedacht heeft dat energie uit zon en wind “schoon” is en dat het probleem dan opgelost is, maar het is helemaal geen schone energie. Voor windmolens en zonnepanelen zijn grondstoffen nodig. Als die niet in China gedolven worden, dan wel in Congo, of binnenkort gewoon in Europa zoals nu wel geopperd wordt. Maar dat is dan natuurlijk niet zomaar in Europa, dat is in Zweden waar de Sami leven en die moeten dan hun land opofferen. Het komt allemaal voort uit een soort kapitalistisch realisme dat het niet anders kan, dat we die energietransitie moeten volbrengen en voldoen aan de groeiende vraag naar energie. Maar het toenemen van de energiebehoefte is helemaal geen natuurlijk proces en dat daar opoffering voor nodig is al helemaal niet. Die extractivistische en koloniale manier van denken gaat gewoon door en het idee dat je misschien moet inleveren, dat je misschien niet meer op skivakantie kan of überhaupt niet meer op vakantie, gaat er niet in.’

Schuld en schaamte

De filosofie stelt sinds de Griekse oudheid de vraag naar de sterfelijkheid van de mens en voor Doeland komt daar in deze tijden van extinctie de vraag bij naar onze uitsterfelijkheid (een woord waar tot haar verbazing niemand eerder opkwam). Ze vraagt zich in haar boek af hoe je dat zo goed mogelijk doet, uitsterven. Een onmogelijke en bijna gekmakende vraag, geeft ze zelf toe, maar ze vindt hem noodzakelijk om te stellen. Nadenken over het uitsterven van soorten, het uitsterven van de mens, is voor haar een manier om uit te komen bij de verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. ‘Waarom is dit belangrijk,’ zegt ze, ‘als alles toch eindigt en we uiteindelijk zelfs de hittedood van het universum krijgen?’

Na een peinzende stilte: ‘Ik vind dat het voortleven en het doorgeven van dingen ertoe doen. Het is een intrinsieke waarde die ik zelf heel duidelijk ken en ervaar. Onderdeel daarvan is dat ik uit een lijn kom en een familiegeschiedenis heb die in mij doorwerkt en ik werk weer door in anderen. Die intrinsieke waarde maakt dat ik het zo goed mogelijk wil doen en zo goed mogelijk verantwoordelijkheid wil nemen.’

‘Ik roep steeds dat systeemkritiek het allerbelangrijkste is, maar ik merk dat ik steeds bij het persoonlijke uitkom.’

Als de wereld dan moet eindigen, laat hem dan op een betere manier eindigen. Another end of the world is possible, is de lijfspreuk van de apocalypsoof zegt ze in haar boek.

In het deelhoofdstuk Filosofie is leren (uit)sterven citeert ze met instemming de Amerikaanse filosoof Roy Scranton over de overgangsperiode waarin wij leven. Hij zegt dat de grootste uitdaging op dit moment een persoonlijke is: hoe ethisch te leven in deze snel veranderende wereld en hoe onze kinderen, en de kinderen van onze kinderen, iets te geven dat hen zo goed mogelijk helpt om te navigeren binnen deze transitie.

‘Ik roep steeds dat systeemkritiek het allerbelangrijkste is,’ zegt Doeland, ‘maar ik merk dat ik steeds bij het persoonlijke uitkom. Ik doe een appèl op mensen om met me mee te gaan, om het bewustzijn te ontwikkelen over hoe vreemd het allemaal is wat er gaande is. Daar begint het te schuren, want dan kom je uit bij schuld en schaamte en dat willen mensen niet voelen. Hoe individualisering tegenwoordig verkocht wordt, komt daar als probleem nog bij, alsof alles goed komt als we maar de juiste spullen kopen en de juiste dingen laten. We weten natuurlijk wel dat dat niet zo is, dat er iets grondig mis is met het systeem. Ik probeer mensen aan te sporen om zich af te vragen: hoe fungeer ik binnen dat systeem, wat is mijn rol?’

Dingen doorbreken

Een wrange illustratie van de werking van ons wereldwijde systeem laat ze in haar colleges zien: een foto van een dood albatroskuiken uit de documentaire Albatross van Chris Jordan, die maandenlang verbleef op het eiland Midway in de Stille Oceaan temidden van duizenden albatrossen. Hij leerde hun manieren kennen, sneed dode albatrossen open en fotografeerde ze met hun opengelegde maag. ‘Dit is onze cultuur binnenstennbuiten gekeerd,’ luidt de voice-over bij de foto’s. De opengesneden albatrosmagen zijn een palet van plastic, oranje en rode doppen van petflessen, scherpe scherven hard plastic, hele tandenborstels soms. Albatrossen kunnen het verschil niet zien tussen een vis en een stuk plastic in de oceaan, ze voeren het aan hun jongen en alleen de sterksten leren nog vliegen.

In de foto van de albatros komen de twee grote thema’s van Doeland samen: de apocalyps die zich nu voltrekt en het afval dat nooit zomaar weg is. ‘Ik leg mijn studenten uit dat dit beeld ons niet zozeer moet inspireren tot grootse fantasieën over het schoonmaken van de oceaan, maar tot reflectie op onze ecologische verknooptheid en op wat we delen met de albatros, zijn kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Belangrijk daarbij is niet alles goed te willen maken of terug te willen naar een paradijs dat nooit heeft bestaan. We moeten het doen met wat er is, binnen een kapitalistisch systeem dat tot destructie leidt en ons perverteert. Het gaat erom manieren te zoeken om daarin in te breken en kleine veranderingen aan te brengen, zonder het idee dat je met een heel alternatief moet komen.’

De verantwoordelijkheid daarvoor, die zich uitstrekt in ruimte en tijd, hangt voor Doeland samen met de positie en rol die je als individu inneemt binnen een historisch bepaalde situatie. ‘Het gaat me om een soort ecologisch bewustzijn, een bewustzijn van je rol binnen specifieke verknooptheden. Iemand op het platteland van Oost-Nederland die afhankelijk is van een oude benzine-auto is op een heel andere manier betrokken bij de instandhouding van het systeem dan de CEO’s van Shell en Tata Steel. Ik zou hopen dat ook zij een stap terug kunnen doen en denken: wat is het toch eigenlijk bizar wat ik aan het doen ben. Zoals ik zelf ook vaak genoeg heb gedacht: wat is het eigenlijk bizar wat ik aan het doen ben, de manier waarop ik dingen koop en afval maak. Ik snap wel dat mensen zeggen dat niet iedereen in staat is om zo’n bewustzijn te ontwikkelen en dat we globale oplossingen nodig hebben voor de problemen. Het punt is: ik zie geen heil in globale oplossingen, maar wel in dingen doorbreken.’

Extinction Rebellion

In de tijd waarin ze de laatste hand legde aan haar boek, stond ze samen met duizenden klimaatactivisten van Extinction Rebellion op de A12, die hun eis in grote letters op de tunnelbak hadden gespoten: STOP FOSSIELE SUBSIDIES. Ze had lang geaarzeld om de straat op te gaan, eerst wilde ze ‘de verhouding tussen het activistische en het academische’ goed doordenken. Totdat de politie zeven activisten oppakte nog voordat de aangekondigde blokkade was begonnen. ‘Dat was voor mij het kantelpunt. Ik dacht: als dit met mensen gaat gebeuren, dan gooi ik mijn lichaam ook in de strijd. Ik duid het echt als: de staat begint tegendruk te geven, met een keihard optreden van het OM en de politie om de gevestigde economische orde te verdedigen. Ik besefte dat er heel hard teruggeduwd moet worden en dat ik daaraan moet meedoen.’

In Apocalypsofie schrijft ze dat Extinction Rebellion niet langer bedoeld is als een aansporing om mensen op de been te brengen om te bewaren wat we hebben, maar om te redden wat er te redden valt en vooral om aan de kaak te stellen wat de uitsterving aanstuwt. ‘Opeens is het probleem heel helder door de fossiele industrie aan te wijzen en de subsidiëring daarvan. Waarom zijn die subsidies er überhaupt? Zeker als je een energietransitie wil, dan wil je geen subsidies aan bedrijven die onderdeel zijn van het probleem. Maar die bedrijven vechten natuurlijk terug met een soort ingenieurslogica waarmee ze beweren onderdeel van de oplossing te zijn. Zo verkoopt Shell zich tegenwoordig als een voortrekker van de energietransitie, maar een bedrijf met deze praktijken en deze geschiedenis kan nooit onderdeel zijn van de oplossing. Ik weet dat het niet gaat gebeuren, maar laten we het wel even helder houden: wat moet er gebeuren? Shell moet gewoon stoppen. Esso moet gewoon stoppen. Ze moeten zichzelf opdoeken en dan ontstaat er wel weer wat anders.’