In 1983 bezocht Harm Ede Botje met zijn oom Harm, toen correspondent van NRC Handelsblad te Caïro, het vissersplaatsje Sharm el-Sheikh. Dat dit gehucht ooit drie miljoen bezoekers per jaar zou trekken en mikpunt zou worden van de meest dodelijke aanslag in Egypte ooit, was toen nog ondenkbaar. Hoe kon Sharm el-Sheikh uitgroeien tot uithangbord voor de Egyptische toeristenindustrie, en dus tot doelwit van terrorisme?

Op 23 juli 2005 vonden er een reeks bomaanslagen plaats in de Egyptische badplaats Sharm el-Sheik. Ze werden opgeëist door een aan Al Qaida gelieerde groep, maar Bedoeïenen kregen uiteindelijk de schuld. Samen met zijn oom keek Harm Ede Botje terug. Ze vroegen zich af waarom juist dáár de bommen ontploften – een sinds kort weer uiterst actueel verhaal.

Waar nu Britse, Deense en Duitse charters af- en aanvliegen, was in de zomer van 1983 nog niets. Er was geen boulevard, er waren geen ijs likkende kleuters, geen zonnebadende topless dames uit Italië, geen brullende woestijnscooters en er was geen sushibar op het strand. Van bomaanslagen had niemand nog gehoord. Sharm el-Sheikh lag afgezonderd tegen zijn rode rotskust aangeplakt, aan het einde van de wereld.

Zelfs per bus vanuit Caïro was het gehucht moeilijk te bereiken. Het was het jaar daarvoor in het kader van de vrede door Israël ontruimd en er gingen twee bussen per dag naar toe, vanaf een busstation in Caïro’s voorstad Heliopolis. De Sinaï was weer Egyptisch, de landkaart in het wachthokje was het bewijs, maar hoe Egyptisch was het eigenlijk? In elk geval woonden er géén Egyptenaren, maar ‘Arabs’. Langs de Nijl is dat een scheldwoord voor rondzwervend volk dat met kamelen en geiten tussen zand en rotsen hokt, de bedoeïenen dus. De Sinaï heette een rijk gebied te zijn – er zat olie voor de kust – maar verder was het terra incognita.

Wij sliepen in Sharm el-Sheikh op het strand voor de ingang van de enige duikschool, opgezet door de Israëliërs, met uitzicht op het enige hotel, een oranje plastic prefab bedoening, ook al door Israëliërs tijdens hun bezetting van de Sinaï neergezet. De Golf van Eilat, zoals de Israëliërs het noemen, is een van de mooiste koraalgebieden ter wereld en Sharm el-Sheikh ligt aan de fraaiste baai van die kust.

De enige andere gasten waren de soldaten van de internationale vredesmacht, die keken of de Egyptenaren niet stiekem wapentuig de Sinaï binnensmokkelden, want volgens het Israëlisch-Egyptische vredesverdrag mocht dat niet.

Naama Beach, waar vorige week een zelfmoordterrorist met een auto vol explosieven de receptie van het Ghazala Gardens Hotel binnenreed, was in 1983 leeg. Er liep alleen een bedoeïen rond met een kameel. ’s Avonds beklommen we daar een rotsig heuveltje om aan de andere kant van de Golf de lichtjes van Saoedi-Arabië te bewonderen en met een verrekijker de rotseilandjes te zien waar Egypte en de Al Saoeds al decennialang ruzie over hadden.

De sterrenhemel was er nog niet door straatverlichting verpest.

In Sharm el-Sheikh was niets te koop. De Israëliërs, die volgens het Egyptische vredesverdag met Israël zonder visum de hele zuidkust van de Sinaï kunnen bezoeken, sleepten zelf alles mee. De leden van de internationale krijgsmacht klaagden voortdurend over het gebrek aan bevoorrading. Het militaire vliegveldje bij Ras Mohammed, niet ver van Sharm el-Sheikh, kon nauwelijks de Hercules-transportvliegtuigen herbergen waarmee de kippen, de kaas en het bier werden ingevlogen.

De gouverneur ging langs bij zijn neven die in de Europese reiswereld zaten, belde met internationale hotelketens en toen hij daarmee klaar was, stond Sharm el-Sheikh op de kaart als nieuwe toeristische trekpleister.

De enige die iets zag in dit toekomstige uithangbord van ‘Egypts Red Sea Riviera’ was de toenmalige gouverneur van Zuid-Sinaï. Hij was een generaal, zoals al Egyptes provinciale gouverneurs, en een kopt, de enige christen die een provincie bestuurde. President Anwar Sadat vond namelijk dat je in het provincale bestuur ook een kopt nodig had. Volgens kwade tongen was de opperofficier daarom in de provincie Zuid-Sinaï neergekwakt. Daar woonde toch niemand. De gouverneur zwengelde zijn contacten met het Egyptische ministerie van Toerisme aan, ging langs bij zijn neven die in de Europese reiswereld zaten, belde met internationale hotelketens en toen hij daarmee klaar was, stond Sharm el-Sheikh op de kaart als nieuwe toeristische trekpleister. Het Zwitserse Mövenpick, dat een aantal hotels in Egypte heeft, was er als eerste bij. Al snel volgden de andere grote hotels.

In datzelfde Mövenpick lieten ze vakantiegangers in het gastenboek trots de namen zien van de Arabische, Europese en Amerikaanse hoogwaardigheidsbekleders die in maart 1996 in Sharm el-Sheikh de grote Conferentie voor de vrede en tegen terrorisme bijwoonden. De mooiste zaal van hotel – het casino, waar normaal de roulettes draaien – was daar door gastheer Hosni Moebarak persoonlijk voor uitgekozen. De roulettes gingen weg, de camera’s waarmee gokkende toeristen werden bespied verdwenen. Maar in de islam is gokken een doodzonde en de bijeenkomst werd verplaatst naar het Mövenpick-restaurant aan de overkant. De bars bleven gewoon open en de roulettetafels werden weer uitgepakt. Las Vegas aan de Rode Zee, dat was er van Sharm el-Sheikh geworden.

Het toeristische succes van de Sinaï is in Egypte zelf altijd omstreden geweest, juist vanwege de Israëlische toeristen. Die waren van meet af aan doelwit van diverse aanslagen. Israël is, vredesverdrag of niet, in Egypte nooit populair geweest. Integendeel, zowel seculier links als islamitisch rechts en zeker de fundamentalisten zijn rabiaat anti-Israëlisch. Alles wat er maar enigszins mis kan gaan, schrijven zij aan ‘de joden’ toe. Het enorme drugsprobleem onder de Egyptische jeugd? Natuurlijk is de Mossad, de Israëlische geheime dienst, daarvoor verantwoordelijk. Aids en homoseksuele prostitutie? De Israëliërs hebben er de hand in. De hoeren in de flats in Caïro’s centrum, per dag of per week te huur? Daar kunnen niet anders dan joodse pooiers achter zitten. Als je Egyptische oppositiekranten leest, denk je soms te zijn terechtgekomen in Der Stürmer, het antisemitische weekblad van de nazi’s. Egypte heeft niet alleen een fundamentalistisch probleem, het heeft een joods probleem van eigen makelij dat fundamentalistische gevoelens bij de jeugd doorlopend voedt.

Naama Bay in Sharm el-Sheikh | Foto: Wikimedia

Neem de affaire rond Suleiman Khater, het lid van de staatsveiligheidstroepen dat in oktober 1985 in de Sinaï zeven Israëliërs neerschoot. Ze bloedden langzaam dood omdat de Egyptische politie veel te laat te hulp schoot. Met opzet, beweerde men in Jeruzalem. Khater werd veroordeeld tot vijfentwintig jaar celstraf en hing zichzelf op. Protesterende studenten noemden hem ‘de martelaar van de Sinaï’. De affaire kreeg een eigenaardige nasleep toen niet lang daarna staatsveiligheidstroepen in hun kamp bij de piramiden van Gizeh gingen muiten na het gerucht dat hun dienstplicht met een jaar zou worden verlengd. Zij riepen Khater tot hun held uit. Bij een schietpartij tijdens de muiterij vlak voor een hotel in Gizeh vielen onder toeristen verschillende slachtoffers. Fundamentalisten maakten van de chaos gebruik om hotels, nachtclubs en bars langs de weg naar de piramiden aan te vallen. De bewoners van de daarachter gelegen krottenwijk Tolbeya plunderden de drankvoorraden.

Oudere Egyptenaren legden onmiddellijk verband met de ‘brand van Caïro’, toen in 1952 onder leiding van de Moslimbroederschap buitenlandse hotels, winkels, nachtclubs en bars in het centrum van de stad en aan de Piramidenstraat in vlammen opgingen. In juli van dat jaar greep kolonel Gamal Abdel Nasser met zijn Vrij Officieren de macht en het duurde niet lang of de fundamentalisten werden tot Egyptes interne volksvijand nummer één verklaard. Nasser hing de leiders van de Moslimbroederschap op en stopte duizenden andere broeders in zijn concentratiekampen, zoals tegenwoordig ook de president-luchtmaarschalk Moebarak dat doet. Ook de Amerikanen sturen geregeld van Al Qaeda-sym­pathieën verdachte moslims naar de kerkers van Caïro. Daar worden ze door deskundig Egyptisch personeel tot op het bot ondervraagd. Die deskundigheid deden de ondervragers al op in Nassers concentratiekampen.

Een van de gevangenen, Sayyid Qutb, schreef het boek Wegwijzers, dat het fundamentalisme de ideologische diepgang gaf die het daarvoor ontbeerde. Het boek werd de bijbel van de moderne jihad, de strijd tegen het ongeloof en de morele corruptie zoals die in de Egyptische maatschappij en in Egyptes heersers zou zijn belichaamd. Die ideeën werden later overgenomen door Osama bin Laden. De fundamentalisten zijn in Egypte niet altijd als vijanden gezien. Nassers opvolger Anwar Sadat gebruikte hen volop in zijn strijd tegen ‘links’. Ook de Amerikanen waren bezig met zo’n politiek en dus mocht de CIA op de Egyptische universiteiten vrijelijk jonge bebaarde strijders rekruteren voor de oorlog tegen de communisten in Afghanistan. Zij huurden daarvoor een blinde sjeik in, Omar Abdel Rahman, een snel geërecteerd geestelijk leidsman die weigerde vreemde vrouwen te ontmoeten omdat reeds hun stemgeluid hem opwond, zo meldden zijn begeleiders in de Fayyum-oase, waar hij resideerde. In Afghanistan kreeg het fundamentalistische terrorisme, gefinancierd en aangemoedigd door de CIA, zijn huidige vorm. Toen het Egyptische regime de hitsige blinde leider in het cachot wilde stoppen, smokkelde de CIA hem naar New York. Daar zit hij nu in de gevangenis wegens betrokkenheid bij de eerste terreuraanslag op het World Trade Center. Wie wind zaait, zal storm oogsten. Zelden is een spreekwoord zo waar geweest.

Toen we in 1983 in Sharm el-Sheikh waren, speelden fundamentalisten dus al jaren een rol in Egypte, maar de antisemitische gevoelens waren veel minder manifest. Vanaf de drijvende restaurants op de Nijl klonk geregeld het Israëlische volkslied, gespeeld op verzoek van toeristen uit Tel Aviv en Jeruzalem.

Dat is allemaal ver verwijderd van de videofilm die afgelopen zaterdag, direct na de aanslagen, op internet was te zien. Voor de camera van zijn aan Al Qaeda gelieerde ontvoerders probeerde de Egyptische ambassadeur in Irak de aanwezigheid van Israëlische toeristen in de Zuid-Sinaï uit te leggen. Het heeft hem niet geholpen. Hij zou twee weken geleden al zijn vermoord.

Bijna een op de zes Egyptenaren is op de een of andere manier van toeristen afhankelijk, van de tapijtwevers bij de piramiden tot de makers van lelijke albasten asbakken in Luxor.

‘In Egypte hebben de joden bezit genomen van de Sinaï en overheersen de moslims met hulp van Egyptes tirannen. Wie nog een bewijs wil hebben over de ontheiliging van moslimse grond door de Joden moet goed naar de ambassadeur luisteren,’ staat op de site te lezen. ‘Gode zij dank dat joden en kruisvaarders op muzelmans grondgebied zijn gedood.’

Er staat niets te lezen over de tientallen brave Egyptische moslims die bij de aanslagen in Sharm el-Sheikh het leven lieten, of over de miljoenen Egyptenaren die hun karige boterham met het toerisme verdienen. Bijna een op de zes Egyptenaren is op de een of andere manier van toeristen afhankelijk, van de tapijtwevers bij de piramiden tot de makers van lelijke albasten asbakken in Luxor. Dat was in 1983 niet veel anders dan nu.

Toeristen vliegen vanuit Sharm el-Sheikh terug naar huis, al dan niet in shocktoestand. De Egyptische bevolking blijft achter en beweent zijn eigen doden, starend in een lege portemonnee. Dat deed ze al eerder, tijdens de aanslagen in Luxor in 1997, waar 58 buitenlandse toeristen ritueel werden afgeslacht op de trappen van de graftempel van koningin Hatsjepsoet om het Egyptische regime mores te leren.

Het duurde ruim twee jaar voor het toerisme weer aantrok en het kostte de Egyptenaren miljarden aan inkomsten. De drievoudige bomaanslag in Taba vorig jaar, waarbij meer dan dertig doden vielen, had minder effect, waarschijnlijk omdat het vooral om Israëliërs ging en dus kon worden afgedaan als uitvloeisel van het Palestijnse conflict. Over het dozijn gedode Egyptenaren in Taba werd helemaal niet gesproken.

Twee verdachten van die aanslag staan nu terecht in Ismailiyya, aan het Suez-kanaal. Ze zeggen gemarteld te zijn en hebben hun bekentenis ingetrokken. De zaak is verdaagd naar half augustus, in afwachting van een doktersonderzoek. Een derde verdachte is voortvluchtig, of misschien niet meer.

Dit weekeinde werden zijn ouders in El Arish, aan de Middellandse-Zeekust van de Sinaï, door de politie uit hun huis gehaald om bloed af te staan voor dna-onderzoek. Hun zoon zou in Sharm el-Sheikh al exploderend in het Mövenpick Jolie Ville of de Ghazala Gardens het martelaarschap hebben beleefd. Ongeveer op de plaats waar wij in 1983 vallende sterren telden.