Een grote stad overdag, op klaarlichte dag ‘stil’ noemen? Dat komt niet voor en zeker niet in Parijs. Gebeurt het wel, dan is er iets vreemds aan de hand. Dat was er dan ook in het voorjaar van 2020 voor Henk Pröpper, in de jaren negentig inwoner van Parijs als directeur van het Institut Néerlandais, daarna terug in Amsterdam als directeur van Nederlands Letterenfonds, vervolgens een aantal jaren directeur van De Bezige Bij, en sinds begin vorig jaar weer terug in Parijs, midden in de corona-pandemie, op het punt om aan zijn hart geopereerd te worden in een Parijs’ ziekenhuis.

Op zijn voorzichtige wandelingen na de operatie in de toegestane anderhalve kilometer rond zijn huis in de rue Saint-Honoré, is het stille Parijs voor Pröpper even vreemd als zijn hart, alsof het een andere stad is. De bevreemding over deze nu nagenoeg geluidloze stad brengt hem, samen met het nieuwe ritme van zijn hart, terug naar de kern en de grondtoon van zijn leven, naar een leven dat vooral elementair bestaan is. Het alsof zich alles van daarvóór in de mist bevindt, omdat één ding er nog maar toe doet, het regelmatige kloppen in zijn borst.

Een jaar lang, van mei 2020 tot mei 2021, schrijft Pröpper in Hartslag 27 over wat hem bezighoudt, con sordino, gedempt, maar met dwingende noodzaak. Alsof de glazenwasser bij zijn brein en ogen langs is geweest kijkt hij door corona en de operatie met een ‘hernieuwde luciditeit’ om zich heen, ‘elke straat leidt naar een lege, nog in te vullen toekomst.’

‘schitterende verlatenheid’

De lockdown en de operatie zorgen er voor dat Pröpper alles in een breder perspectief gaat zien. Zijn beschouwelijke, essayistische kant dringt zich op. Tijdens zijn wandelingen in de desolate, zonovergoten meidagen komen makkelijk herinneringen boven, lang geleden gelezen boeken duiken zomaar op, de ene associatie rijgt zich aan de andere. Zijn hoofd gaat vrij zijn gang en hij laat het zich graag aanleunen. Zijn jeugdige lectuur van de vele Maigret-romans uit de grote hutkoffer van zijn vader komt hem voor de geest, maar ook de ambitie om de wereld met de pen te veroveren van Lucien de Rubempré in Balzacs Illusions Perdues of de rol die De l’Amour van Stendhal speelde bij de kristallisering van de liefde voor zijn vrouw Myriam.

Het is zo stil op straat (‘ik ben blij met elke hond’) dat het is alsof over alles een zachte deken is gelegd.

Het is hem alsof de stad aan iedereen is teruggegeven en dat ze, zoals hij zelf, er hun individuele stempel op kunnen gaan drukken. Er komen gekoesterde herinneringen boven aan schrijvers die een bodem in hem hebben gelegd, zoals Camus, Stendhal en Flaubert. Camus, die zich op zijn beurt schatplichtig aan een leraar verklaarde toen hij de Nobelprijs kreeg. Die prijs was een goede gelegenheid om die leraar in een brief te kunnen zeggen ‘wat u voor mij geweest bent en nog altijd bent.’ Pröpper moet daarbij denken aan de door een fanaticus onthoofde leraar Samuel Paty, zo’n leraar die met een gunstige blik het leven van een kind kan bepalen.

Het is zo stil op straat (‘ik ben blij met elke hond’) dat het is alsof over alles een zachte deken is gelegd. Het is ‘een schitterende verlatenheid.’ Hij spreekt niemand. Alles wordt onwillekeurig tot zijn essentie teruggebracht. Hij leest het boek van Brian Moynahan over het beleg van Leningrad van 1941 tot 1944 toen door een bijeengeraapt orkest de tachtig minuten durende Zevende Symfonie van Sjostakovitsj onder erbarmelijke omstandigheden werd gerepeteerd en met groot succes uitgevoerd, terwijl op hetzelfde moment per maand tienduizenden mensen van de honger omkwamen, 1 miljoen in totaal. De synchroniciteit.

het effect van lezen

Alles wat Pröpper op zijn dagelijkse wandelingen tegenkomt aan plaquettes, monumenten en beelden, wat hij hoort of leest krijgt een nieuwe betekenis. Hij ziet met een bijna sentimentele gretigheid dat een beeld van Louise Bourgeois in de Tuilerieën The Welcoming Hands heet, behoefte als hij heeft aan handen die ‘verbinden’, welkom heten, nu dat niet met echte handen kan.

Hij kan argeloos diepzinnig zijn (‘altijd op zoek naar dit bijzondere amalgaam van inzicht en raadselachtigheid, overzicht en chaos dat in belangrijke boeken terug te vinden is’). Hij duikt terug in de tijd toen hij als achtjarige van zijn eigen geld Reis door de nacht van Anne de Vries kocht, een roman over de oorlog in vier delen die de basis werd van zijn bibliotheek. Dat is niet te veel gezegd, want de oorlog bepaalt de denkwereld van Pröpper (hij schreef dit jaar ook het het essay Het woord en het beeld over de film Shoah van Claude Lanzmann).

Door Reis door de nacht leerde hij wat moed is, angst en verraad, goed en kwaad, liquidatie, terreur, twijfel, een vijand. En de vele motieven van mensen. Allerlei soorten liefde leerde hij er uit kennen. Het drong tot hem door wat het effect van lezen was: ‘de ontzagwekkende geestelijke ruimte die zich voor mij opende, de ontsluiting van een oneindig reservoir van gevoelens en motieven, de toegang tot een vlietende, altijd onzekere wereld, die ik soms toch even begreep.’

In Hartslag 27 wordt op een perfecte manier een jaar corona, een periode van precaire gezondheid en een hele gedachtewereld samengebracht.

Hartslag 27 is een bondig meesterwerkje waarin een leven ten tijde van corona in zijn persoonlijke, euforische en precaire schakeringen in een jaar wordt samengevat. Het bestrijkt ongemerkt zo’n beetje alles: gedachten, emoties, literatuur, films, liefdes, gevoelens, herinneringen, ergernissen en onzekerheden.

Pröpper herinnert zich zijn moeder die in 2004 overleed. Hij heeft de neiging haar op te bellen als hij ergens over twijfelt of verdrietig is nu zijn herstel zo langzaam gaat. Tijdreizend ziet hij haar gezicht en haar liefdevolle kordaatheid voor zich. Het lukt Pröpper terug te keren tot de tijd dat Frankrijk nog tot het domein van zijn dromen hoorde, ver weg, toen de Ardennen nog het einde van de wereld was. Ondanks al zijn tekortkomingen is dat Frankrijk voor hem het land dat zijn ‘diepste bezieling’ aan de Verlichting ontleent. Ook het land dat op het juiste moment het lichaam van Samuel Paty opbaarde in de cour van de Sorbonne, tussen de beelden van Victor Hugo en Louis Pasteur – ze behoorden immers tot dezelfde geest.

In Hartslag 27 wordt op een perfecte manier een jaar corona, een periode van precaire gezondheid en een hele gedachtewereld samengebracht. Het is een persoonlijk essay dat alle hoogten en diepten aan doet.

Hartslag 27 door Henk Pröpper is uitgegeven door De Bezige Bij.

Het woord en het beeld. Over Shaoh van Claude Lanzmann is uitgegeven door Terras/Amphora Books.