Wat heb je liever: een ochtendwandeling waarbij je alleen asfalt en gebouwen ziet? Of diezelfde wandeling door een groene wijk, waar je allerlei soorten natuur ziet, de vogels hoort fluiten en het water ziet stromen? De meeste mensen kiezen voor het laatste. Dat doet een mens ook goed, blijkt uit talloze onderzoeken. Zo kwamen omgevingspsychologen erachter dat een wandeling door natuur vaker zorgt voor een beter humeur en meer ontspanning, dan een wandeling door een versteende wijk. Er is zelfs onderzoek waaruit blijkt dat mensen tot 10 procent sneller herstellen van een operatie, als ze uitzicht hebben op bomen in plaatst van een stenen muur. En zo zijn er nog veel meer voordelen.

Groene steden zijn hot, en er wordt dan ook veel onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. Onder andere door ecoloog Robbert Snep. Snep is onderzoeker aan de Wageningen University & Research en verdiept zich al 26 jaar in groene steden. In die tijd heeft hij het onderzoeksveld een hele ontwikkeling zien doormaken. Snep: ‘Toen ik eind jaren 90 met dit onderwerp begon, zochten mensen natuur vooral búíten de stad. Nu is het besef doorgedrongen dat groen juist ook binnen de stad belangrijk is.’

Maar dat steeds meer mensen dat beseffen, betekent volgens Snep niet dat we straks ook in een groene oase wonen. Er komt veel bij kijken om te zorgen dat het groen ook daadwerkelijk zorgt voor de voordelen die het kan bieden. En daar gaat het in de praktijk nog volop mis.

Stad van de toekomst

Hoe ziet de stad van de toekomst eruit? Meer dan 12 miljoen mensen wonen in Nederland in de stad, en dat worden er alleen maar meer. De stad is een plek waar we wonen, leven en samenleven. Maar ook een plek waar veel van onze maatschappelijke problemen samenkomen. Welke pijn staat de stedelingen te wachten? En: is er een vergezicht waar we ons aan vast kunnen houden? Journalist Tim de Jong onderzoekt de komende maanden hoe de stad verandert en wat ons te doen staat.

Glijbaan naar decorgroen

‘Bij gemeenten is er steeds meer besef over de voordelen van groen,’ vertelt Snep, ‘en dat leidt tot mooie vergroeningsambities in de beleidsplannen. Die plannen gaan vervolgens door een gebiedsontwikkelingsmachine: de beleidsplannen van de stad worden vertaald in gebiedsplannen, daarna komt er nog een aanbesteding, een ontwerpfase en daarna de daadwerkelijke uitvoering en het beheer. In die hele machine gaan tientallen mensen aan de slag met de plannen. En daar gaat het mis.

Om dat te illustreren, gebruikt Snep een glijbaan als metafoor. ‘Op de y-as zie je de hoeveelheid groen en de mate waarin het groen de voordelen biedt die het kan bieden. Op de x-as zie je de machine waar de beleidsplannen doorheen gaan. Bij elke stap in die machine, glijden we op die y-as naar beneden en krijgen we minder groen, met minder kwaliteit, waardoor het minder functies dient. Met als resultaat dat er onderaan die glijbaan een versteende wijk wordt uitgepoept, met alleen wat decorgroen.’ 

Functioneel groen

Verkoeling is een simpel voorbeeld om die functionaliteit van groen te begrijpen. Voor verkoeling op straat heb je schaduw nodig. Een boom die ruimte heeft om te wortelen en groeien, geeft veel schaduw en zorgt daarom voor veel verkoeling (tot wel 10°). Een smalle stadsboom met een krap hekje eromheen (decorgroen), doet dat minder. En een flat met groene gevel al helemaal niet.

Een ander goed voorbeeld zijn groene daken, die onlangs in de NRC onder vuur werden genomen. Volgens Snep legt de discussie daarover het probleem precies bloot. ‘Er is allerlei onderzoek waaruit de – potentiële – voordelen van groene daken blijken. Dus het is onzin dat we groene daken alleen door een roze bril bekijken, zoals NRC stelt. Het punt is alleen: hoe richt je die groene daken zo in, dat je die voordelen ook krijgt? Als je wilt dat een groen dak water opvangt, dan moet er ook opvangcapaciteit voor dat water zijn. Die opvangcapaciteit kan er weer voor zorgen dat planten water hebben als het droger wordt, en dat zorgt weer voor verdampingen en verkoeling. Maar die opvangcapaciteit is iets wat al snel sneuvelt in de praktijk.’

Daarmee zijn we gelijk bij de twee belangrijkste oorzaken van waarom we van de glijbaan van Snep afglijden: geld en kennis. Een dak met goede opvangcapaciteit is namelijk duurder. En het is maar de vraag of degenen die het groene dak aanbesteden, ontwerpen, maken en beheren weten hoe belangrijk die opvangcapaciteit is.

Die dynamiek geldt niet alleen voor groene daken, maar voor alle groene beleidsplannen. Snep: ‘In die hele gebiedsontwikkelingsmachine werken in Nederland duizenden mensen. Zij zijn vooral gewend om na te denken over groen dat er mooi uitziet. Bijna niemand daarvan heeft kennis over wat ervoor zorgt dat je de voordelen van groen ook echt krijgt.’

De kosten van groen brengen Snep weer terug bij de glijbaan. ‘In de gebiedsontwikkeling ziet men groen alleen als kostenpost. Aan de voordelen van groen voor het klimaat, de natuur, onze gezondheid en ons welzijn hangt geen prijskaartje. De afdelingen die met de groene ambities aan de slag gaan, zien daarom alleen maar kosten, waardoor er sneller beknibbeld wordt op het groen en we verder van de glijbaan glijden.’

Dat we het over grof geld hebben blijkt uit de plannen van de gemeente Utrecht. Zij hebben de ambitie om met 60.000 woningen te groeien, en tegelijkertijd de leefbaarheid op het huidige peil te houden. Onder andere door 440 hectare extra groen in de stad aan te leggen. Dat laatste gaat volgens de berekeningen 1.6 miljard euro kosten. Geld dat nodig is om kabels, leidingen, infrastructuur en grond vrij te maken, en het groen te ontwerpen, in te richten en beheren.

Ongelijk groen

Dat groen vooral als kostenpost wordt gezien, maakt ook dat groen oneerlijk verdeeld is over de stad. Onderzoek van de WUR laat zien dat mensen in armere wijken over het algemeen minder toegang hebben tot groen: environmental inequity.

In steden hebben mensen met een hoge sociaaleconomische status gemiddeld 15 procent meer groen in hun directe omgeving (250 meter), dan mensen met een lage sociaaleconomische status. Dat geldt zowel voor de hoeveelheid groen, als voor de kwaliteit van het groen – kun je er bijvoorbeeld ook zwemmen, spelen of in het gras liggen?

Als je kijkt naar een grotere straal om woningen (2,5 kilometer), zijn de verschillen kleiner (10 procent). Maar daarbij is niet meegerekend hoe je op die groene plek komt, licht Snep toe. ‘Je directe omgeving moet ook verleiden om naar buiten te gaan. Ik woon bijvoorbeeld in een mooie wijk, tegen het park aan. Bij mij begint de ontspanning gelijk als ik naar buiten stap. Dat is heel anders als je eerst twee kilometer langs drie verkeerslichten, drukke wegen en lawaai moet. Bij zo’n hindernisparcours is de drempel om de natuur op te zoeken zowel fysiek als mentaal een stuk groter, waardoor je het minder snel doet. Daardoor hebben mensen in armere wijken minder mogelijkheden hebben om van natuur te genieten, tot rust te komen, en een koele plek op te zoeken tijdens een hittegolf. En dat zorgt er weer voor dat zij minder bewegen, meer stress ervaren en zelfs meer medicijnen nodig hebben.’

Met de huidige wooncrisis moeten we oppassen dat deze verschillen niet nog verder groeien. Snep: ‘Als we nieuwe woningen bouwen, dan gaat dat vaak ten koste van groen aan de stadsrand. En als je dan hoogbouw neerzet, dan krijg je meer mensen die hetzelfde stukje groen delen. Je zet dan goedkopere huizen neer, maar creëert wel een omgeving waar de leefbaarheid onder druk staat.’

Om daar iets aan te veranderen moeten we volgens Snep gaan nadenken over andere vormen van financiering. Hij verkent met andere experts hoe partijen die baat hebben bij vergroening ook kunnen meebetalen aan de kosten. Zo profiteren zorgverzekeraars ervan als mensen in groene (en dus gezonde) wijken wonen, maar betalen zij niet mee aan investeringen in groen.

Daarnaast is hij bezig om de eisen die aan bouwprojecten worden gesteld vanuit gemeenten concreter te maken. En probeert hij met de WUR op allerlei manieren kennis door te geven aan mensen die in de gebiedsontwikkelingsmachine werken.

We staan op een kantelpunt volgens Snep: ‘Het moet nu gaan gebeuren. De energietransitie en woonopgave vragen ook om ruimte en daar is op dit moment een stuk meer aandacht voor. Dus als we nu geen ruimte maken voor groen, dan is de ruimte om binnen steden te vergroenen weg. Daarbij moeten we zorgen dat we van decorgroen naar functioneel groen gaan. Daar moeten we echt hard voor gaan werken.’

Rewilding

Om in de toekomst tot een groene stad te komen, helpt het als mensen meer in contact met de natuur komen te staan. Daarom droomt Snep over rewilding in de stad van de toekomst. Minder menselijke bemoeienis, zodat er meer ruimte is voor de natuur.

Snep: ‘Op het eerste oog is dat totaal ongeschikt voor de stad, omdat mensen daar juist veel controle willen. Maar als we rewilding op z’n minst deels toepassen, kan dat de stad verrijken. Bijvoorbeeld door regenwater niet met dakgoten en regenpijpen weg te spoelen, maar deels ook te laten liggen. Daar komen libellen, vogels en andere soorten op af en die brengen weer voedingsstoffen mee waar weer andere diersoorten van profiteren. Zo neemt de biodiversiteit toe, waardoor muggen en eikenprocessierupsen minder de kans hebben om tot plaag uit te groeien.’

Door de wildere stadnatuur recht onder de neus van inwoners te presenteren, kunnen mensen dat zien en beleven. ‘We zijn als mensen onderdeel van een natuurlijk systeem. Als we daar helemaal geen link meer mee hebben, maken we onszelf heel kwetsbaar.’

Snep hoopt dat door rewilding bewustzijn kan groeien en dat we daardoor ook anders gaan kijken naar groen. Zodat we bovenaan de glijbaan blijven. Of in ieder geval minder ver naar beneden glijden.