Toen de historicus Simon Schama voor zijn televisieserie over de geschiedenis van Engeland iets nodig had om het onderdeel over koningin Elizabeth I (1533-1603) mee te beginnen stuitte hij in het koninklijk archief op een schattig babyjurkje van de geduchte vorstin. Zo’n ‘poetic fact’ was heel geschikt om mee te beginnen, een aandoenlijk voorwerp dat liet zien dat Elizabeth ooit ook streelbaar en hulpeloos was geweest.

De combinatie poëzie en feit is een heel vruchtbare, het feit wordt van zijn harnas ontdaan en de poëzie komt een beetje met beide benen op de grond te staan. Er licht iets op bij die combinatie, je aandacht wordt gespitst, hier kijk je van op.

Oek de Jong en Maarten Asscher, hoewel heel verschillende schrijvers, doen niet voor elkaar onder in hun affiniteit met dit poëtisch realisme. Allebei publiceerden ze een boek waarin ze verslag doen van hun dagelijkse gespitstheid op poëtische feiten: De Jong met de korte essays die hij schreef voor het Museumtijdschrift over foto’s, schilderijen en ‘beelden’ in het algemeen in De magie van het beeld, en Asscher in De meteoriet en het middagdutje de stukken die hij in de loop der tijd her en der publiceerde over de opmerkelijke zwart-wit foto’s die hij jarenlang verzamelde.

Poëzie betrappen

Het herinnerings- en verkneukelgehalte is in beide gevallen niet gering omdat ze ‘iets hebben’ met wat ze hebben uitgekozen. Dat is aardig te illustreren aan de hand van de Parijse straatfotograaf Willy Ronis, van wie ze allebei een foto in hun boek hebben. De Jong die van Ronis’ vrouw Marie-Anne van achteren gezien terwijl ze zich naakt na een middagdutje aan het wassen is boven een eenvoudige wastafel.

De foto van Asscher is van een sliert aan elkaar vastzittende rijnaken die onder een Parijse brug door varen. De laatste aak is helemaal leeg afgezien van twee jongetjes die in de grote open ruimte aan het spelen zijn. In allebei de gevallen had Ronis de tegenwoordigheid van geest om de poëzie voor zijn neus te betrappen.

Van de vijftig foto’s van Asscher zijn er nogal wat die frappant curieus zijn. Zoals de foto uit 1943 van het voetbalelftal van Westerbork waarop zijn vader staat. Hij was (anders dan Maarten) een groot voetballiefhebber. Of de foto van zijn overgrootvader, de Londense kunsthandelaar, die pontificaal op de foto staat met vijf collega’s vanwege het feit dat ze samen in januari 1917 naar Amerika gaan om daar het net door Asscher onder drie eeuwen vuil ontdekte schilderij Simeon in de tempel van Rembrandt te verkopen. Om een goede afloop af te dwingen laten ze zich vergezellen door een mascotte, een teddybeer.

Oek de Jong
Oek de Jong. Foto: Remko de Waal/ANP
scala aan gevoelens en gewaarwordingen

Er is bij Oek de Jong een grote variatie in de vierenveertig foto’s, schilderijen en beelden die hij behandelt. Foto’s van Marilyn Monroe en Mathilde Willink, schilderijen van Caillebotte en Robert Zandvliet, foto’s van Marina Abramovic en Nan Goldin, filmstills van Jeanne Moreau en Willem Dafoe als Van Gogh.

Het aandoenlijke Lam met zijn vastgebonden poten van Zurbarán ligt dichtbij Richard Longs onherbergzame landschap met stenen cirkels. Met het lot van Het lam, dat op een offerblok ligt en associaties heeft met het lijden van Christus, heeft De Jong ‘een directe verbinding, zijn lot raakt mij onmiddellijk.’ Richard Longs ruwe stenen maken iets anders in hem wakker: hij wordt er ‘aandachtig’ van, in de zin van bedachtzaam.

De Jong ondergaat een scala aan gevoelens, emoties en gewaarwordingen bij zijn uitverkorenen. De foto’s van André Kertész bezorgen hem ‘een gevoel van verrukking.’ Een mysterieuze nachtelijke foto van Jeff Wall kan hem de gewaarwording bezorgen ‘dat je een blik hebt geworpen in de ondoorgrondelijkheid van het bestaan.’

De Jongs zenuwen en zintuigen staan altijd en overal aan, ook bij het zien van een foto van een onverzettelijke grote ronde steen aan de rand van een meer in arctisch Canada. Hij ligt er onverstoorbaar bij, al eeuwen aan de tijd onttrokken (‘stenen zijn magisch’ voor De Jong). Zulke gewaarwordingen zoekt De Jong op. Zo begeeft hij zich met graagte in de ondergrondse gangenstelsels van metro’s, terwijl anderen van claustrofobische benauwdheid niet weten hoe snel ze eruit weg moeten komen.

de onthulling van een geheim

Over fotografie durf je nauwelijks nog iets te schrijven zonder eerst Susan Sontag, Roland Barthes of John Berger geraadpleegd te hebben. Dat warme bad laat Maarten Asscher aan anderen. Hij kapt alle historische en semiologische commentaren van anderen het liefst weg ‘om het gevonden beeld ongehinderd en rechtstreeks te bekijken.’

Asscher heeft een geanimeerde verteltrant waarin het genoegen doorklinkt dat hij beleeft aan het exploreren van wat hij voor zich heeft.

Zijn ideaal is ‘om werkelijk in een foto binnen te komen.’ Hij wil er ‘diep in doordringen.‘ Hij kiest de foto’s dan ook uit op ‘het verhalende potentieel.’ Dat betaalt zich uit. Asscher heeft een geanimeerde verteltrant waarin het genoegen doorklinkt dat hij beleeft aan het exploreren van wat hij voor zich heeft. Het is heel vaak de vraag wat de foto precies laat zien. Daar maakt Asscher stevig gebruik van. Het verhaal dat hij eraan ontlokt, heeft veel weg van de onthulling van een geheim, ook al kloppen de feiten.

Zoals met de foto waarop twee mannen iets aan het doen zijn met de grote borsten van een seksbom. Je kunt het in één zin zeggen, maar Asscher kleedt het passend aan: ze zijn bezig een gipsafdruk van de borsten te maken. Of we zien een lange rij mensen wachten voor drie gebouwen met klassieke zuilen. Het is bijna een spoiler om te onthullen dat al die mensen wachten om toegang te krijgen tot de tentoonstelling over Toetanchamon in 1972 in Londen. Asschers commentaar gaat vooral over het fenomeen van het eindeloos (drie uur) moeten wachten.

Asscher vindt het verleden trouwens interessanter dan het heden, wat er mee te maken zal hebben dat veel hedendaags ruis er dan niet meer is. Zijn foto’s zijn allemaal zwart-wit, die vindt hij mooier, aantrekkelijker en betekenisvoller dan foto’s in kleur. Je ziet een man op een dun soort trompet blazen. Het blijkt een antieke Egyptische trompet waar men geluid van twee duizend jaar oud uit wil halen.

Op pagina 115 staat een foto van een geblakerde ruïne. Het blijken de resten van de Leuvense universiteitsbibliotheek, zinloos gebombardeerd in 1914. Na herbouwd te zijn met geld van Amerika werd hij in mei 1940 nog eens totaal vernietigd. 900.000 boeken gingen verloren. Een monumentaal vierkant object op een open plein met op achtergrond in de mist de Eiffeltoren, op de voorgrond marcherende militairen met de bajonet op het geweer. Wie had kunnen bedenken dat dit pompeuze geheel ter ere van Paul Valéry was, de minst monumentale schrijver van Frankrijk, schrijver van Meneer Teste, de meneer die helemaal opgaat in zijn denken.

Het is niet altijd poëzie die de foto’s van Asscher uitstralen. Daarvoor is het leven over het algemeen niet poëtisch genoeg. Het interessante is dat zoveel foto’s zelf geen uitsluitsel geven over wat erop te zien is. Terwijl foto’s de reputatie hebben heel veel te vertellen, blijken de verhalen van Asscher broodnodig.

De magie van het beeld door Oek de Jong is uitgegeven door WBooks.

De meteoriet en het middagdutje door Maarten Asscher is uitgegeven door Boom.