De laatste keer dat een journalist van Vrij Nederland Peter van Straaten thuis bezocht, moest hij na afloop van het gesprek zelf ook weg. Naar een fysiotherapeut of de een of andere dokter – hij was de laatste jaren bepaald geen vreemde van de medische wereld. Toen hij hoorde dat de journalist op de fiets was gekomen en dezelfde kant op moest, verscheen er een ondeugende blik op zijn gezicht. ‘Mag ik achterop?’
Hij wist vast wel dat zijn vrouw Els er een stokje voor zou steken, misschien hoopte hij dat zelfs. Een bijna tachtigjarige man, fysiek niet de handigste en geplaagd door tal van kwalen, die achterop een gammele fiets de halve stad zou doorkruisen, nee, dat was wellicht niet zo’n best plan. Maar zijn blik sprak boekdelen. Van Straaten was een heer – een rijzige gestalte, altijd goed gekleed – maar hij was tot op het laatst óók een jongetje. Hoezo kwalen? Het zonnetje scheen, en een fietstochtje waarbij hij eens lekker om zich heen kon kijken, dat leek hem gewoon wel wat. Wie weet hield hij er nog een idee voor een tekening aan over.
Tekenaar Peter van Straaten, die gisteren op 81-jarige leeftijd is overleden, deed nu eenmaal altijd en overal ideeën op voor zijn schetsen van het dagelijks leven – vele duizenden moet hij er hebben gemaakt. Collega Paul Faassen: ‘Over zijn snelheid en enorme productie kan ik mij alleen maar verbazen. Ik maak ook wel eens zes tekeningen achter elkaar, maar die halen meestal de volgende dag niet.’
Den Uylen, Lubbersen, Van Agten en Wiegels
Van Straaten begon eind jaren vijftig als rechtbank- en reportagetekenaar voor Het Parool en tekende van 1968 tot 1987 onder andere de beroemde – en verfilmde – strip Vader & Zoon voor die krant. Vanaf november 1968 maakte hij politieke prenten voor Vrij Nederland en later, vanaf 1985, volgde de cartoonserie ‘Het literaire leven’ en zette hij zijn feuilleton over de avonturen van de witte wijn drinkende en in gecompliceerde liefdesrelaties verwikkelde Agnes uit Het Parool voort in VN. Want naast tekenen was schrijven een grote liefde, met Simon Carmiggelt, wiens column hij in 1983 overnam in Het Parool, als zijn grote voorbeeld.
Aanleiding voor de ontmoeting die bijna uitmondde in een gevaarlijk fietstochtje was het feit dat Peter na zesenveertig jaar gestopt was met zijn wekelijkse politieke prent voor Vrij Nederland. Voor een groot deel van zijn archief zocht hij nog tot kort voor zijn dood een goed onderkomen, maar in het Amsterdamse Persmuseum zijn veel van zijn roemruchte, soms legendarische politieke tekeningen te vinden. Peter van Straaten tekende in die kleine halve eeuw vele Den Uylen, Lubbersen, Van Agten en Wiegels, de een nog fraaier dan de andere.
‘Maar zijn blik sprak boekdelen. Van Straaten was een heer – een rijzige gestalte, altijd goed gekleed – maar hij was tot op het laatst óók een jongetje.’
Voordat hij zijn eerste politieke cartoon bij de Vrij Nederland-redactie inleverde (die ging over de toenmalige Franse president De Gaulle en iets met een in waarde gedaalde Franse franc) stonden er natuurlijk ook al politieke prenten in het blad. Maar zijn directe voorgangers, de cartoonisten Bernhard ‘Willem’ Holtrop en Willem van Malsen, waren na mei 1968 zo enthousiast geraakt over de studentenrevolte – en de terrassen – van Parijs, dat ze halsoverkop naar de Franse hoofdstad waren vertrokken. Van Malsen bleef tekenen voor VN maar Peter van Straaten merkte dat diens tekeningen onder invloed van zijn Franse omgeving op den duur alleen nog maar over de Vietnam-oorlog gingen en toen, plotseling, helemaal uit het weekblad verdwenen. Hoofdredacteur Mathieu Smedts had besloten Van Malsen te ontslaan omdat je volgens hem vanuit Parijs niet goed kon tekenen over de Nederlandse jaren zestig.
Toen Van Straaten op een avond bij het Amsterdamse Café Scheltema Rinus Ferdinandusse tegen het lijf liep, vroeg hij hem hoe het zat. ‘Ik zei tegen hem: ik zie die tekeningen van Van Malsen niet meer bij jullie! Waarop Rinus antwoordde: “Nee, die is weg. Wil jij voortaan niet op die plaats in de krant staan?”’ Nou, dat wilde hij wel. ‘Ik had in die tijd iets ellebogerigs, was zeer ambitieus. Ik wilde me overal een plek veroveren.’
Nieuwe rare dingen proberen
Elke dinsdag, voor het zakken van de ‘krant’, zoals het weekblad in die tijd door de redacteuren werd genoemd, kwam hij voortaan zijn politieke prent brengen – iets wat hij grof geschat meer dan tweeduizend keer zou doen. Aanvankelijk meldde hij zich bij Ferdinandusse, daarna bij Joop van Tijn, met wie hij ook alvast het onderwerp voor de komende week doornam. Later leverde hij zijn tekening in bij de beeldredactie en bleef precies zo lang op de redactie als de – korte – tijd die het hem kostte om, zijn gezicht dicht over de pagina gebogen, de puzzel van Jelmer Steenhuis op te lossen. ‘Zijn politieke tekeningen waren heel belangrijk voor Peter,’ zegt zijn oude vriend, de tekenaar Dick Matena. ‘Juist in die politieke prenten ging hij echt tekenen en rare nieuwe dingen proberen,’ beaamt collega Typex. ‘Als tekenaar vond ik dat daarom zijn interessantste werk.’
Toch zag Peter van Straaten zichzelf niet als echte politieke cartoonist, hij miste de noodzakelijke woede voor het vlammende protest. Dat zag ook Bernhard ‘Willem’ Holtrop, die vanuit Frankrijk zijn collega bleef volgen, in Vrij Nederland ‘en uiteraard elke ochtend via de Zeurkalender’. ‘Zijn politieke tekeningen waren voor mij vaak moeilijk te begrijpen omdat ik al zo lang uit Nederland weg ben, maar ze leken me altijd nogal aan de milde kant. In Frankrijk zijn tekenaars net iets harder.’
Groot geworden bij een links tijdschrift in de toch al zo linkse jaren zeventig en tachtig vond Van Straaten rechtse politici stiekem vaak te aardig. ‘Ik heb vroeger ook meegedaan aan de linkse mode,’ gaf hij twintig jaar geleden toe tegenover Joop van Tijn. ‘Ik wilde graag politiek correct zijn, maar nu kan dat me helemaal niets meer schelen. Ik wil alles belachelijk maken en mensen amuseren met mijn politieke prenten.’
Een heel enkele keer maakte hij zich wel echt kwaad, zoals toen de misbruikschandalen in de katholieke kerk werden geopenbaard. Toen tekende hij ‘Kruisverkrachting’, waarop een voorovergebogen jongen is te zien bij wie een groot kruis in zijn kont wordt geduwd. Die tekening, waarmee hij zes jaar geleden de Inktspotprijs won, zou later door een boze gelovige worden ontvreemd uit het Limburgs Museum in Venlo. ‘Ik kreeg een enorme lading hatemail over me heen,’ vertelde hij daarover in Vrij Nederland. ‘Doodsbedreigingen zelfs. Dat ben ik helemaal niet gewend, ik word daar heel angstig van. Op aanraden van Els heb ik ons naambordje van de deur gehaald.’
Zonder schroom met Tipp-ex
Met Peter is nu ook de laatste tekenaar overleden van het befaamde kwartet Harry Lammertink (Yrrah), Jaap Vegter, Peter Vos en Peter van Straaten dat decennialang beeldbepalend was voor Vrij Nederland. Het waren sowieso gouden jaren voor tekenaars bij dit blad, want ook Siegfried Woldhek, Joost Swarte en Dirk Wiarda illustreerden regelmatig verhalen. Vooral de beide Peters waren goed bevriend en werden tot hun plezier ook regelmatig door elkaar gehaald. Dan werd Van Straaten gecomplimenteerd met het Beestenkwartet van Vos, en die laatste met Vader & Zoon. Toch verschilden ze als tekenaar sterk van elkaar. Van Straaten zag zichzelf met de hem kenmerkende nederigheid als ‘typische broodtekenaar’, terwijl Peter Vos in zijn ogen een echte kunstenaar was. Een analyse die de laatste ongetwijfeld met klem had tegengesproken. Alleen zijn erotische tekeningen kon Van Straaten zich wel voorstellen aan de muur van een galerie of een kunstverzamelaar. Zijn andere werk was echt alleen bedoeld om in een krant of desnoods een verzamelbundel af te drukken en daarin corrigeerde hij dan ook zonder schroom met Tipp-ex of witte etiketten. Voor een fijntekenaar als Peter Vos, die een tekening weggooide als er een lijntje verkeerd liep, was dat een groot taboe.
Wanneer ze er samen op uit gingen om vogels te spotten, een grote liefde van beide Peters, tekende Vos de vogeltjes naar het leven, terwijl ze nog op hun tak zaten. Van Straaten moest wachten tot ze waren weggevlogen en schetste ze vervolgens uit zijn hoofd, vertelt VN-collega Siegfried Woldhek, die vaak met Vos en Van Straaten mee op pad ging. ‘Peter van Straaten had een fenomenaal geheugen voor beelden. Hij kon de wandeling die hij als jongetje maakte van huis naar de lagere school honderd jaar later nog zo natekenen. Van huis tot huis, van boom tot boom. Maar naar de natuur tekenen kon hij niet. Gaf je hem een levend model, dan had hij een probleem.’ Een ‘hel’ vond Van Straaten dat naar het leven tekenen. ‘Ik kan geen lijkende portretten maken van mensen die ik niet ken.’
Een copulerend stel met een koortslip
In tegenstelling tot vrijwel al zijn collega’s maakte Van Straaten ook geen gebruik van plaatjes of foto’s. Hij tekende dus alles uit zijn hoofd – ook de koppen van politici. Tekenaar Waldemar Post, die eind jaren vijftig een aantal jaren een zolderkamer met hem deelde, zag tot zijn verbazing dat Peter nooit eerst een potloodschets maakte. ‘Het lijkt bij hem wel of de tekening er al staat,’ vertelde hij daarover. ‘Alsof die onder het papier ligt, en hij hem alleen maar hoeft over te trekken. Daarom heb ik hem vaak vergeleken met Mozart: als die aan de piano ging zitten, was het stuk eigenlijk ook al af.’
‘Peter is in staat een copulerend stel te tekenen waarbij je ziet dat een van hen een koortslip heeft.’
Dat Van Straaten eenvoudigweg niet naar het leven kón tekenen was juist een voordeel, vindt Paul Faassen. ‘Als je niet naar de waarneming tekent maar uit het hoofd, ontstaat een afstand die prettig is en die het tekenen versnelt, je blijft niet bij ieder detail dat je ziet haken. Maar dat kan alleen als je beschikt over een enorm geestelijk archief.’ Zoals Joep Bertrams ooit in VN schetste: ‘Peter is in staat een copulerend stel te tekenen waarbij je ziet dat een van hen een koortslip heeft. Als ik een rollator schets, denk ik dat ik wel ongeveer weet hoe zo’n ding eruitziet. Meestal blijkt dat dan helemaal niet te kloppen. Maar bij Peter wel. In de psychologie heet dat eidetisch vermogen. Eigenlijk is het een afwijking als je dat kan.’
Alleen technologie en de moderniteit waren niet aan hem besteed. De auto’s in zijn tekeningen bleven altijd dezelfde blokkendozen die ze tot in de jaren tachtig waren, mobiele telefoons kregen tot ver na de intrede van de iPhone een antenne. ‘Televisies, daar kon-ie ook niks van,’ zegt zijn goede vriend en collega Stefan Verwey. ‘Maar dat maakte allemaal niet uit. De emotie die Peter met zijn tekeningen wist op te roepen was universeel.’
Peter kon niet zonder
De laatste moderne uitvinding die Van Straaten zelf nog onder de knie kreeg, was de fax. Daarmee stuurde hij vaak zijn tekeningen door. Maar hij gebruikte het apparaat ook om met een collega als Verwey zeker te stellen dat ze bij het maken van hun politieke prenten niet op het zelfde beeld waren gekomen. ‘Heb je deze al eens gemaakt?’ stond er dan onder de tekening die uit de fax kwam schuiven. ‘En dan antwoordden we altijd hetzelfde: “Helaas niet”,’ zegt Verwey. ‘Dat was typerend voor ons contact.’
Volgens Verwey was Van Straaten de ‘alleskunner’ van de generatie tekenaars waartoe hij behoorde. ‘Cartoons, strips en dan ook nog eens schrijven. Peter kon niet zonder. Zelfs in het ziekenhuis, waar hij de laatste jaren vaak verbleef, werkte hij gewoon door. Dan kwam je op bezoek, had je van tevoren gehoord dat het slecht met hem ging, maar was er tot je grote verbazing en vreugde toch gewoon weer zo’n klaptafeltje op zijn bed geplaatst. En was ie weer aan het werk. Tekenen hield hem aan de gang.’
Zo’n tafeltje lag er niet meer toen Verwey zijn vriend deze zomer op zijn ziekbed kwam bezoeken. Het was de dag van de Canal Pride, die je vanuit Van Straatens woning langs kon zien trekken. ‘Ik zei dat ik een plekje voor hem had geregeld op een van die boten,’ vertelt Verwey, ‘en vroeg hem of hij zijn roze onderbroek al aan had. Hij was vrij broos die dag, maar daar moest hij hard om lachen.’
Wat hebben we die man vervloekt!
Zijn jongere collega’s zagen Peter van Straaten als een groot voorbeeld, met als keerzijde dat hij de lat wel erg hoog had gelegd. Toen de tekenaars van Fokke & Sukke begin jaren negentig hun nihilistische vogeltjes aan de man probeerden te brengen, kregen ze steeds weer te horen: leuk, maar we hebben eigenlijk liever iets Peter van Straaten-achtigs. ‘Dan zeiden wij: nou, dan weten wij nog wel iemand die dat heel goed kan,’ vertelden ze toen Van Straaten zeventig werd. ‘En hij heet Peter van Straaten. God, wat hebben we die man vervloekt!’
Tekenaar Typex groeide op met Peter van Straaten. ‘Als kind las ik de Pep, waar Peter de strip LLewelyn Flint in tekende. En ik knipte zijn Vader & Zoon-strip uit Het Parool en plakte ze in schriftjes. Ik hield van die dead pan humor. De strip was onbeweeglijk, er gebeurde nauwelijks iets in die tekeningen, alleen de tekstjes veranderden. Dat vond ik fascinerend.’ En Bas van der Schot, die net als Typex in VN tekent: ‘Toen ik een jaar of vijftien was, zag ik Peter van Straaten op de televisie – de dag daarna heb ik in de bibliotheek zijn boeken opgezocht. Ik ben zijn cartoons gaan natekenen en ondertussen bedacht ik dat ik later ook cartoonist wilde worden.’
Het handelsmerk van Peter van Straaten waren zijn arceringen, zegt Stefan Verwey. ‘Als ik arceer is het om een prent wat meer body te geven, maar hij creëert er diepte mee. Niemand kan zich veroorloven het ook op die manier te proberen, want dan denk je meteen: hé, dat is Peter.’
Lékker tekenen, noemt Siegfried Woldhek dat. De kwaliteit zit hem niet in véél lijntjes, maar in het brede scala dat Van Straaten gebruikte. ‘Peter had heel goed gekeken naar Charles Dana Gibson en Ronald Searle, tekenaars die hij naast Jo Spier als zijn voorbeelden zag. Mensen die niet lekker kunnen tekenen, gebruiken altijd hetzelfde lijntje. Een tafel, huid, haar, een boom: het is overal even dik. Bij Peter is een bosje wezenlijk anders dan een schaduw. Hij tekent liefdevol.’
‘Het zijn geen grappen, en toch is het humor’
Hoe graag zijn collega’s ook uitweiden over de technische kanten van het vak, het duurt nooit lang voordat ze hun favoriete Van Straaten-grap debiteren. In tegenstelling tot veel andere cartoons kun je ze zo lekker navertellen – terwijl de vette clou juist ontbreekt. ‘De combinatie van beeld en tekst bij Peter is uniek,’ zegt Joost Swarte. ‘De twee vullen elkaar niet alleen aan, ze brengen samen zijn werk tot leven. En altijd die klungelende mensen, hoe dicht kun je komen bij het leven zelf?’ De scènes uit het dagelijks leven werden via hem vertaald in het Frans. Swartes Franse uitgever Futuropolis bleek geïnteresseerd in het werk van Peter en publiceerde de bundel Alors… Heureuse? Zoals hij ook een bescheiden Engels succes had met Have You Got It On Yet en How Was It For You.
‘Het zijn geen grappen, en toch is het humor,’ meende de Vlaamse tekenaar Jacques ‘Zak’ Moeraert toen we hem tien jaar geleden spraken over Van Straaten. ‘Het is humor die drijft op gruwelijke herkenning. Van Straaten zorgt voor een ingehouden lach, eentje die niet uit de buik komt. Het zijn situaties die je zelf overkomen, maar die je op dat moment helemaal niet leuk vindt.’ Zelf beweerde Van Straaten dat de grap bij hem altijd in de tekst zat, en nooit in de tekening. ‘Maar de lichaamshouding van zijn personages werkt wel mee,’ zei Zak. ‘Aan de manier waarop iemand staat, zie je dat het een lul is.’
‘Want dat stijgt op uit zijn werk: maak je nou maar vrolijk om al dat kleine, onuitroeibare leed.’
Gertjan van Leeuwen, beter bekend als Gummbah, noemde Van Straaten ‘de grootmeester van het isolement’. ‘Hoe gek het ook klinkt, ook in het tweedimensionale is timing van groot belang,’ zei Gumbahh. ‘Van Straaten heeft de gave om steeds weer het meest veelzeggende moment te bevriezen. Je komt iets te weten over die mensen. En het knappe is dat hij zich daarbij zoveel beperkingen oplegt. Zijn personages kunnen niet denken, en hij gebruikt geen dialoog. Hij moet het tafereel zo tekenen dat je weet wie het zegt. En net als Reve kan hij alle treurigheid van de wereld in één regel stoppen.’ Hij vertelde destijds over een tekening die hij ooit met Van Straaten ruilde voor een van hemzelf. Een ouder echtpaar dat verveeld op een bankje in het bos zit. De vrouw vraagt aan haar man: ‘Wil je je sinaasappel nu of straks?’ ‘Dat zinnetje is in allerlei variaties een rol gaan spelen in mijn leven,’ zei Gummbah grinnikend. ‘Met een vorige vriendin was het een running gag. Als we eropuit gingen, vroegen we elkaar: wil je je boterham nu of straks?’
Al dat kleine, onuitroeibare leed
Ook voor de huidige VN-tekenaar Paul Faassen was Peter een bron van inspiratie – met name diens tekeningen over het dagelijkse leven. ‘Hij was de Nederlandse tekenaar die mij het effect van tekst gekoppeld aan beeld liet zien,’ zegt Faassen, die dat procédé zelf ook is gaan toepassen. ‘Door de tekst worden de vaak niets-aan-de-hand scènes geladen en komen beslommeringen en alledaagse gedoetjes pas echt uit de verf. Het is een vorm waardoor het onderhuidse gemoed, de neuroses en het gebrek aan begrip op tafel komen zonder dat je het direct ziet. Met de altijd relativerende opmerking worden die dan vergroot, verkleind of toegedekt.’
‘Bijzonder opbeurend,’ noemt Faassen de milde ironie in de tekeningen van Peter. ‘Want dat stijgt op uit zijn werk: maak je nou maar vrolijk om al dat kleine, onuitroeibare leed.’ Leg al die duizenden werken maar op een rijtje, zegt Faassen. ‘Dan zie je mensen naar zichzelf toe lullen, roeien met de riemen die ze hebben, het gras van de buurman ontgroenen en de tering naar de nering zetten. Van Straaten trapt de menselijke soort al zijn hele leven met veel toewijding op de staart.’
Een ondoorgrondelijke man eigenlijk
In zekere zin trapte hij ook zichzelf op de staart, meent Dick Matena. ‘Ik ben Peter altijd blijven zien als de maker van Vader & Zoon,’ zegt hij. ‘Dat was het eerste waar ik hem om bewonderde. Vooral omdat hij in die strip zowel de vader als de zoon was. Peter was ouder dan de protestgeneratie van de jaren zestig, zelf ook al vader toen. Maar hij zat toch midden in die tijd, deed er wel degelijk aan mee. Misschien dat hij het daarom zo goed van twee kanten kon bekijken, en op een hele humoristische manier kritisch kon zijn. Dat vond ik bijzonder.’
De vele caféscènes in zijn tekeningen kwamen niet uit de lucht vallen, zoals het ook vast niet toevallig was dat een van zijn verzamelbundels de titel Roken Neuken Drinken kreeg. Matena was jarenlang een van zijn vaste ‘drinkmaats’. ‘Meestal op De Kring in Amsterdam, en later ook in België, want daar woonde ik een tijd. Die periode is voorbij, want, tja, je kunt niet god in de kroeg zijn en god aan je tekentafel.’ Niet zelden herkende hij zichzelf of anderen in de scène die hij daags daarna in de krant zag staan, zegt Matena. ‘Peter had een enorme antenne om op te vangen wat er om hem heen gezegd werd. Was zelf ook niet zo’n prater, een ondoorgrondelijke man eigenlijk. Dat hij een grote mensenkennis had zou ik niet durven zeggen, alles wat Peter deed was intuïtief. Hij was een intuïtieve psycholoog, een intuïtieve filosoof. Veel vrouwen hadden de indruk dat hij hen van buiten en binnen en ondersteboven begreep.’ Lachend: ‘Dat was op zich een enorme vergissing.’
‘Je bent in concurrentie met jezelf, je wilt altijd beter’
‘Van Straatens oeuvre vormt behalve een illustratie van het menselijk tekort ook een uniek tijdsbeeld,’ meent Siegfried Woldhek. ‘Zijn werk gaat over taal, over interieurs, over relaties tussen man en vrouw. De betekenis daarvan zal met de jaren alleen maar toenemen. In wezen bedrijft Peter journalistiek. De Nederlandse variant van de Pulitzer Prize, dat is wat hij had verdiend.’
Zelf was hij daar ongetwijfeld van gaan blozen, zoals hij ook de vele prijzen en zijn eredoctoraat aan de Universiteit van Leiden een tikje overtrokken vond. Al zag hij van dat laatste weer als voordeel dat hij er niet voor had hoeven studeren. ‘Met die zelfrelativering koketteerde hij ook wel een beetje,’ zegt Stefan Verwey. ‘Hij maakte weleens fouten in perspectief. Dan liep een figuur niet over straat, maar zweefde, en dekte hij het af door er een trapje voor te tekenen of zoiets. Hij vond het leuk om zichzelf dan een “prutser” te noemen. En dat was natuurlijk grote onzin.’
Want ambitieus was Peter zeker. ‘Je bent in concurrentie met jezelf, je wilt altijd beter,’ zei hij tegen Joop van Tijn. ‘En dan ben je toch weer iedere week teleurgesteld over wat er in de krant staat. Dat is toch niet wat ik voor ogen had, denk ik dan.’
In al zijn bescheidenheid wist Peter van Straaten heus wel dat zijn talent enorm was. Tijdens die laatste ontmoeting bij hem thuis, nu twee jaar geleden, relativeerde hij ook die bescheidenheid weer, in een virtuoos een-tweetje met zijn echtgenote. Dat we zijn afscheid als politiek tekenaar bij Vrij Nederland tot cover bombardeerden, zo vroeg hij zich af, was dat nou niet een beetje overdréven?
‘Je herinnert je nog hoe Rijk de Gooijer je altijd noemde, hè?’ counterde Els razendsnel.
‘O ja,’ antwoordde hij toen met een glimlach. ‘“De quasi-bescheiden tekenaar”.’
Peter van Straatens collega’s Siegfried Woldhek, Stefan Verwey, Joost Swarte, Paul Faassen, Dick Matena, Typex en Bas van der Schot tekenden een prachtig eerbetoon aan de meester. Bekijk het hier.