Fitness is overal. Als je nog niet weet hoe je een lunge of burpee moet doen, ben je de laatste der Mohikanen; in 2010 deed al zo’n 68 procent van de Nederlanders aan sport. Ongeveer 3 miljoen mensen leggen zich toe op fitness en dat is te merken: het is dringen voor de spiegel van de gym. We bekijken ons lichaam zoals we onze tijdslijnen afscrollen. Elke spier wordt beoordeeld; like, like, superlike. Wat ons niet bevalt, pakken we aan. Met specifieke oefeningen voor ‘probleemgebieden’ en een uitgebalanceerd dieet.

Noem het inspiratie of radicalisering, maar we steken elkaar aan. Vroeger zag je hooguit een of twee topfitte types als je uitging, nu is het aderarmen en bekabelde schouders wat de klok slaat. ‘Als je shirt niet om je biceps spant, maak je sowieso geen kans,’ zei een single vriend laatst mismoedig tegen me. ‘Vroeger hoefde je alleen maar dun te zijn. Nu moet je ook nog eens gespierd zijn.’

Het gewichtenrek is het individualisme samengevat, het neoliberale...