In haar proefschrift ‘Van de kat en de bel. Tellen en vertellen over de eindtoets basisonderwijs’ beschrijft toetsexpert Karen Heij (1963) de geschiedenis en de vele politieke beslissingen rond de eindtoets, die in verschillende vormen intussen al meer dan vijftig jaar meegaat.

Het begon in 1965, toen hoogleraar toegepaste psychologie en methodiek Adriaan de Groot van de gemeente Amsterdam de vraag kreeg om een selectietoets te maken om de beste Amsterdamse leerlingen voor de hbs, mms en lycea, de voorlopers van het vwo, te selecteren. Dat moest van de landelijke overheid. Als uitgangspunt van die toets nam De Groot dat de twintig procent best presterende leerlingen geselecteerd moesten worden − hetzelfde aandeel leerlingen dat in die tijd op advies van de leerkracht naar dit type onderwijs ging.

Nadat de Mammoetwet in 1968 werd ingevoerd, met nieuwe schooltypes als mavo, havo en vwo (het lager beroepsonderwijs (lbo) bleef hetzelfde), was men naarstig op zoek naar een...