In uw boek onderzoekt u het functioneren van de Joodse raden in Nederland, België en Frankrijk. Een van uw conclusies is dat die in Nederland het efficiëntst functioneerde. In welke zin?

‘Dat lag onder meer aan het karakter van het bezettingsregime en het leiderschap van Abraham Asscher en David Cohen, de voorzitters van de Joodse Raad voor Amsterdam. Al voor de oorlog hadden zij invloedrijke posities zowel binnen als buiten de Joodse gemeenschap. Het was heel vanzelfsprekend dat zij in februari 1941 de leiding kregen over de Joodse Raad. Zij waren ervan overtuigd dat zij de Joodse gemeenschap door deze zware tijd moesten loodsen en bleven tot aan de opheffing van de Joodse Raad in september 1943 aan dit idee vasthouden.

In België en Frankrijk lag dat anders: daar sloegen veel prominente Joden aan het begin van de oorlog op de vlucht of weigerden ze gehoor te geven aan de oproep tot oprichting van een Joodse raad. Joden met minder, of soms nauwelijks, leiderschapservaring...