‘Volgens mij zou je zelf zo iemand willen zijn.’

Mijn vriend zegt het met de stelligheid waarmee hij duidelijk wel vaker zulke statements maakt. We zitten aan een houten tafeltje in café Orloff in Utrecht, waar volgens een koperen plaatje vroeger Dick Bruna placht te zitten. We hebben het over Hakim ik weet niks, ‘de dichter van de Vismarkt’, de dakloze, spraakzame Hakim die ik onlangs heb ontmoet. Mijn vriend ziet romantiek in zijn zwerversbestaan.

‘Ik denk het niet,’ antwoord ik beslist. Ik weet het zelfs zeker.

Waar mijn vriend zorgeloosheid ziet, vermoed ik veel eenzaamheid. Ik zie geen dichter maar een man die nergens thuis is omdat hij geen thuis meer heeft: een man die noch daar noch hier echt hoort. Ik zie een man die hunkert naar vrouwen die hem altijd achteloos voorbijlopen. Een man die ouder wordt en alleen nog zijn gedichten heeft, die, als je hem mag geloven, iedereen bijzonder vindt maar bijna niemand leest.

Nadrukkelijk onderweg

De Choorstraat, de...