Vlakbij het fraaie Erfurt en Weimar ligt het plaatsje Mühlhausen en dat is de plaats van het concentratiekamp Buchenwald. Duizenden toeristen bezoeken jaarlijks het kamp, dat een indrukwekkende herinnering is aan de vernietigingsmachine van het Derde Rijk. In het deelkamp Martha II verrichtten 696 jonge Poolse en Hongaarse vrouwen dwangarbeid voor de Wehrmacht. In totaal zaten tussen 1937 en 1944 bijna 300.000 mensen in Buchenwald gevangen, van wie 56.000 de dood vonden.

In Mühlhausen kun je ook terecht bij het Braadworstmuseum, waar jaarlijks 50.000 bezoekers en 400 bussen komen. De hongerige toerist kan daar aan zijn gastronomische gerief komen en de moderne mens, die nu eenmaal behoefte heeft aan Erlebnisstandorte, kan ook in dat opzicht volop aan zijn Thüringse trekken komen. Maar niet genoeg, want het museum kampt met ruimtetekort en heeft verhuisplannen. Eind januari maakte het trots bekend dat uitbreiding voorzien was. Helaas was dat op de plaats waar Martha II van het kz-kamp Buchenwald lag, wat volgens sommigen heus onbekend was, maar pijnlijk genoeg volgens marketingbaas Fröhlich van de projectontwikkelaar een plek waar de vrouwen ‘overdag niet werkten, maar hoogstens overnachtten’. Naar verluidt maakte ook een reuzenrad deel uit van het plan-braadworst. Een van de trekpleisters van het nieuwe museum was overigens ook dat je er zou kunnen übernachten.

Maar wat blijft hangen, is niet zozeer het resultaat, als wel het gegeven dat dit zich kon voordoen

Na felle protesten is de locatie inmiddels weer weggestemd. Maar wat blijft hangen, is niet zozeer het resultaat, als wel het gegeven dat dit zich kon voordoen. Niet de afweging tussen werken en overnachten, of tussen het crematorium Buchenwald en het reuzenrad-Buchenwald, maar de gedachte dat niets in naam van het toerisme onmogelijk moet zijn en álles kan samengaan onder de noemer ‘Erlebnisstandort’.

Jedem das Seine

Op een snikhete julidag in 2006 bezocht ook ik Buchenwald. Alle barakken zijn vrij snel na 1945 afgebroken, op de fundamenten na. Die vormen een soort plattegrond met stenen paaltjes waarop bloknummers staan. Wat verder rest, is een zinderend-grijze steenvlakte waarop het poortgebouw, SS-kantoren, het crematorium en de latrines de herinnering levend houden. Er heerste stilte. Jonge, oplettende Duitse scholieren kregen gedisciplineerd een rondleiding.

In het ontvangstcentrum werd een bus toeristen uit Limburg uitgelaten. Nog voor de rondgang werd een massale aanval op drank gedaan en luidruchtig geklaagd dat in Buchenwald ‘niet eens een broodje saté’ verkocht werd. Jedem das Seine, ieder het zijne, staat in smeedijzeren letters tussen de kamptorens bij de ingang.

Op een ijskoude novemberdag in 2003 bezocht ik Berlijn, als begeleider van een groep Rotterdamse masterstudenten public administration. Excursie naar het Holocaust Gedenkteken: 2700 golvende, toen nog niet door betonrot aangevreten steenblokken die desoriëntatie en isolement uitdrukken.

Ik durf nog niet te denken aan een all-inclusive weekendarrangement Srebrenica met afsluitende bierparty in Zagreb.

Verontwaardigde suppoosten, want twee studentes deden alsof ze in Disneyland waren en hopten joelend van blok naar blok. Verbazing en ergernis dat de suppoosten hen tot de orde maanden, wij waren toch op bezoek en die betonblokken vroegen er toch om? Ik hoorde de woorden ‘openbare ruimte’ nog in hun verweer vallen.

Tegenwoordig is het ook al lang niet bijzonder meer om een Tweede Wereldoorlog Rondleiding (sic) ‘onder begeleiding van een vriendelijke & deskundige lokale Nederlandse gids’ in Berlijn te boeken die je voor € 125,- in drie uur langs ‘indrukwekkende plekken en bezienswaardigheden’ voert en ‘aangrijpende verhalen’ levert. Ik houd daar een beetje mijn hart bij vast, maar er hoort in elk geval geen betonhoppen en braadworst bij. Ik durf nog niet te denken aan een all-inclusive weekendarrangement Srebrenica met afsluitende bierparty in Zagreb.