Eindredacteur Marleen Slob en letterenman Jeroen Vullings bespreken in de maandelijkse podcastversie van De Republiek der Letteren natuurlijk ook Bloedwonder van Barry Smit. Cormac McCarthy, Aimee de Jongh, het ter ziele gaan van VPRO Boeken (verdrietig? ‘Mwah’) en het succes van Bookaroo komen ook aan bod. ‘De kereltjes achter Bookaroo zijn geen heiligen, het gaat ze gewoon om een verdienmodel. Er zijn betere manieren om je plaatselijke boekhandel te steunen.’

Al in de cursief afgedrukte proloog ademt Barry Smits nieuwe roman Bloedwonder verzonken tijden. Een oude man loopt op het strand, met een paard. Op zoek naar wat de springvloed op het strand heeft ‘geworpen’. Die personificatie zet Smit door, want ‘de ademhaling van de zee’ is hoorbaar. De koude Noordzee bracht deze jutter ditmaal meer dan een ‘visnet, houtskool, een halve mand, veel lange linten bruinwieren’: in de branding trof hij een opgezwollen lijk aan.

Dat leidt niet tot een gil, ijselijk jammeren en 112 bellen zoals dat er heden ten dage aan toegaat. Nee, de oude pakt een mes en een tang uit zijn tas, spuwt in het zand, doorzoekt gehurkt de zakken van de jekker van de drenkeling, trekt met zijn tang diens lippen uiteen, werkt de kaken met zijn mes nog wat verder open. En alsof de lezer door die kennelijk zonder veel emotie volvoerde, plastisch beschreven handelingen al niet op het puntje van de leesfauteuil zat, volgen deze twee slotzinnen van de proloog: ‘Hij keek naar de handen of er geen ring in de plooien van de gezwollen vingers was verdwenen en zag toen dat de man iets in zijn vuist hield. Hij opende de verkrampte hand en herkende wat hij zag.’

Het is God voor en God na in dit milieu van de kleine middenstand in het Alkmaar van de negentiende eeuw.

Met die cliffhanger voert Smit de spanning ten top. Maar anders dan vaak gebruikelijk is in het spannende-boekengenre hervat hij dat verhaal niet in het daaropvolgende hoofdstuk. Nee, daar ontmoeten we in het jaar 1882 de hoofdpersoon van Bloedwonder, de godvrezende molenaarszoon Engel Smit, die we in de proloog ook al even tegenkwamen. Het is God voor en God na in dit milieu van de kleine middenstand in het Alkmaar van de negentiende eeuw.

Dat rekening houden met hel, verdoemenis en andere vormen van irrationeel denken stemt alleen al tot nederigheid en daar komt in Engels geval bij dat hij een gevoelig kind is, behept met een opmerkelijk rechtvaardigheidsgevoel. Wanneer hij, op adolescente leeftijd, als timmermansleerling met de baas en andere gezellen naar een café gaat waar wordt gerookt en jenever wordt geslurpt, neemt zijn ontreddering of liever de bestorming van zijn gemoed door zintuiglijke indrukken een zodanige vorm aan dat de timmerman zich daar bezorgd over hem heen buigt.

Op de terugweg naar huis, met al die jenever in zijn mik, komt hij een dwerg tegen in een koetsje dat door een bok wordt voorgetrokken. Die dwerg blijkt een lekenprediker die hem een ‘zielverschroeiend vagevuur’ voorhoudt. Andere tijden, voorwaar, prent Smit ons met plezier in.

Een troep brandschatters

Dit zijn nog maar de beginzetten van de op Smits familiegeschiedenis gebaseerde roman Bloedwonder en daarin trekt hij al verrassend veel laatjes open. Het verhaal speelt als gezegd eind negentiende eeuw, waarmee het genre van de historische roman een gegeven is.

Maar halverwege dat verhaal belanden we zonder enige waarschuwing in nog dieper verleden, wederom in ruraal Noord-Holland, in het jaar 1426, kort nadat Haarlem op een gruwelijke manier belegerd is. Midden in de periode van de Hoekse en Kabeljauwse twisten, waarin de oorsprong van het ‘bloedwonder’ (een katholieke relikwie die in Engels leven een rol zal spelen) wordt ontvouwd.

Temidden van de Hoekse en Kabeljauwse twisten weet Smit volop en met verve geestkracht te betrachten tegenover de feiten.

Dit is stilistisch het sterkste deel van de roman, die als geheel op dat vlak iets meer Schwung had kunnen gebruiken – misschien voelde Smit te veel respect voor zijn illustere voorzaten. Maar temidden van die Hoeken en Kabeljauwen weet Smit volop en met verve geestkracht te betrachten tegenover de feiten. We volgen een troep brandschatters die onderweg zijn naar Hoorn, die uitgebrande boerderijen passeren, langs verbrande, gekookte, onthoofde lijken, onder wie zuigelingen en danig gemolesteerde vrouwen. Smit schildert die periode uit de vaderlandse geschiedenis in die paar bladzijden af als een equivalent van de Dertigjarige Oorlog bij onze oosterburen, een godverlaten tijd vol verschrikkingen en wreedheid. Een en al Kwaad.

Op de schouders van anderen

Tegelijkertijd is dit, in hogere instantie, een religieuze roman: Engel is een Job die verschrikkelijk beproefd wordt in zijn leven, die het ene na het andere persoonlijk verlies lijdt en almaar van zijn even godvrezende omgeving te horen krijgt dat hij zich moet voegen naar Gods bedoeling, dat hij zijn lot moet accepteren, al zwelt de woede in hem aan. Die twee historische verhalen zijn compositorisch solide vervlochten op thematisch vlak: de protagonist in de episode rond 1426 wordt in religieuze zin gedreven door schuldgevoel vanwege zijn wandaden in de toenmalige burgeroorlog, zoals Engel vanwege zijn (geringe) betrokkenheid bij een lynchpartij op een (naar achteraf bleek) onschuldige zich terecht beproefd voelt door God.

Bloedwonder is geen sprong in de toekomst, maar een roman waarin het verleden weldadig geconserveerd wordt – met inbegrip van Smits literaire voorgangers.

Puik werk van de schrijver, maar voor mij als lezer is dat een prettig abc’tje dat je nu eenmaal kunt verwachten van een schrijver die zijn vak verstaat. De eigenlijke beginzetten voor mij, datgene waarmee Smit mij wist te verrassen, schuilen in iets anders. Dat is de vingerafdruk – of in dit geval de vingerafdrukken – waarmee de schrijver toont dat hij eerst een lezer was, misschien nog steeds is. Waarmee hij laat zien dat hij voortbouwt op de schouders van anderen.

Dat is de reden waarom ik Smits nieuwe roman in eerste instantie ervoer als ouderwets. In deze geheugenloze tijd is dat een hachelijk woord, dus haast ik mij te zeggen dat deze term niet pejoratief bedoeld is – integendeel. Bloedwonder is geen sprong in de toekomst, maar een roman waarin het verleden weldadig geconserveerd wordt – met inbegrip van Smits literaire voorgangers. Het vitale aan zijn verwijskunst, of hij dat nu wel of niet bewust doet, is dat die niet in een schematisch uitpakkende invuloefening resulteert, maar juist helpt om al resonerend reliëf aan te brengen in dit proza.

Mijn literaire held

Tijd voor namen en rugnummers. Hoe raar, zelfs sinister, het ook moge klinken, ik loer al langer op deze schrijver en nu heeft hij de roman geschreven waarmee hij zijn palet overtuigend heeft verbreed. Dat in de gaten houden begon toen iemand, misschien hijzelf, mijn literaire held Cormac McCarthy noemde als beslissende invloed op zijn schrijven. Meestal valt dat bij nadere inspectie tegen, de mate van door die grote gorilla in de kamer aangeraakt zijn.

Bovendien kun je je afvragen of zulke invloed niet altijd vooral betrekking heeft op een bepaald facet van McCarthy’s schrijverschap. Gaat het om zijn noir-kant, als in No Country for Old Men, waarin ‘gewone’ personages in elementaire spreektaal ‘diepe’ levenswijsheden verkondigen? Ik vermoed dat een zelfverklaarde McCarthy-bewonderaar als Jan van Mersbergen op die kant valt, getuige zijn voorkeur voor personages uit gewestelijke streken, veelal mannetjesputters behept met alledaagse beroepen, die zich uitdrukken in gewone mensentaal.

Maar in plaats van McCarthy-achtig kun je dat ook gewoon ‘Amerikaans’ noemen of voor mijn part ‘dirty realism’. De gedachte gaat dan eerder uit naar een het menselijk tekort-uitbeelder als Willy Vlautin dan naar McCarthy, al is de laatste natuurlijk een grotere, klinkende naam. Die berust grotendeels op zijn eenzame, amorele meesterwerk Blood Meridian or the Evening Redness in the West, waarin alleen al de Bijbelse taal tot nu toe niet door een Amerikaanse of buitenlandse epigoon geëvenaard is.

Lees ookNooit gaf Cormac McCarthy het kwaad een verleidelijker stem2 oktober 2015

Ik zie McCarthy kortom niet zozeer terug bij Smit, ook niet in eerder werk van hem waarin wel die hierboven beschreven Amerikaanse slag herkenbaar is. Je zou bij dat plastische, van emotie verstoken gehannes met het lijk door de jutter, uit de proloog van Bloedwonder, natuurlijk McCarthy kunnen aanroepen, maar met beduidend meer recht de Thomas Rosenboom van Gewassen vlees, eveneens een auteur die in z’n romanproloog de rurale wreedheid van toen de lezers van nu in het gezicht slingert.

Nee, dit verhaal doet mij het meest, ten beste, denken aan Arthur van Schendel, uit zijn Hollands-calvinistische periode, met de nadruk op de negentiende eeuw, in realistische tonen. Vooral aan diens prachtige roman De waterman (1933), waarin eveneens een zwaarbeproefde hoofdpersoon een religieuze ontwikkeling meemaakt, van toornig, onmenselijk calvinisme naar ingekeerde berusting. Bloedwonder, doordesemd van katholicisme, maar even Hollands van aard, eindigt anders, meer eigentijds: met (een twintigste-eeuws aandoende) seculiere opstandigheid, met een mini-beeldenstorm door Engel. Als God niet tot hem spreekt, dan zal Engel Hem wel eventjes dwingen. En als dat niet lukt, dan zal Engel omhoogkijken naar de duisternis, in het besef dat hij gezien wordt.

Bloedwonder van Barry Smit is uitgegeven door Lebowski.