Dit verhaal hebben we ook voor je ingesproken.

Ik ken het geluid van mijn straat op een woensdagavond inmiddels uit mijn hoofd: Fenna laat haar hondjes uit, een door dubbelglas gedempt ‘goedenavond’ verraadt de bestelling van de buurman, een van de studenten lacht hard, Fenna komt terug. Snelle stappen, hondjes hijgen.

Van de klap heb ik niets gehoord.

Een van de agenten vroeg of ik de man even van dichtbij wilde bekijken. Hij lag op zijn rug, vlak voor mijn voordeur. Roodwitte linten liepen langs mijn huis en dat van de buurman. Een ambulancemedewerker trok het zuurstofmasker kort van zijn gezicht. Ze hadden hem gereanimeerd. Ik kende hem niet. Het bloed dat na de klap uit zijn achterhoofd liep, vormde een plas zo groot als een hoofdkussen.

Die nacht werd de straat schoongeschrobd. ’s Ochtends fietsten onwetenden over de licht verkleurde verkeersdrempel. Van de wijkagent hoorden we dat het slachtoffer de klap ternauwernood had overleefd. Pas als hij uit zijn coma...