Op alle foto’s van Jean Tinguely’s tentoonstellingen zie je lachende mensen, die zich amuseren met zijn elegant bewegende machines. En terecht. In 1961 al was de machinekunstenaar te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam – en nu is hij groots terug.

 Jean Tinguely was de machinekunstenaar die er uit zag als een ingenieur die verdwaald was in de kunstwereld: met kort haar en een net pak met das. Tot hij zijn walrussnor ontwikkelde en ook in zijn uiterlijk de homo ludens werd die met koel vernuft elke technicus te vlug af was. Hij maakte geen machines die op de efficiëntste manier functioneerden, maar machines die op zo’n elegant mogelijke manier helemaal niets produceerden en niets konden behalve van top tot teen bewegen. Marcel Duchamp bedacht een vrijgezellenmachine, een niets producerende machine, maar Tinguely maakte hele families van die machines. Zalen vol, van allerlei formaat, van de grootte van een kever tot de apotheose: de Grossen Méta Maxi Maxi Utopia