‘Elke maand dat een statushouder niet in de bijstand zit, is winst. Onze investering mikt op een rendement van 8 procent. Als we dat niet halen, is de belegging financieel minder succesvol, maar dragen we toch bij aan een maatschappelijk doel.’

Aan het woord is Cortijn van Valkenburg. De jonge bankier is penningmeester van vermogensfonds Fundatie Van den Santheuvel, Sobbe, en daarnaast actief als private banker bij InsingerGilissen. In de statuten van het familiefonds staat dat het zich wil inzetten voor zwakkeren in de samenleving; naast conventioneel beleggen doet het ook aan liefdadigheid.

Vanuit die dubbele doelstelling investeerde Fundatie Van den Santheuvel, Sobbe een half miljoen euro in een project in Veldhoven. Daarmee wil de Brabantse gemeente gelegaliseerde vluchtelingen aan een baan helpen. Het vermogensfonds ontvangt een vergoeding van de gemeente voor iedere maand bijstandsuitkering die daarmee wordt uitgespaard. Als het lukt de statushouders minstens twee jaar achtereen aan het werk te houden, krijgt het de investering terug. Met een bonus.

‘De kers op de taart,’ aldus Van Valkenburg.

Creatieve oplossing

Gemiddeld zit een statushouder zo’n acht jaar in de bijstand. Veldhoven is de eerste gemeente die dit hardnekkige probleem op een innovatieve wijze probeert te tackelen. Tweehonderd gelegaliseerde vluchtelingen nam de gemeente de afgelopen vijf jaar op. Driekwart van hen ontvangt een uitkering. Niet zo vreemd, want een gemiddeld inburgeringstraject neemt al gauw drie jaar in beslag; een periode waarin de statushouder niet mag werken.

De kosten van 15.000 euro per vluchteling per jaar hangen de gemeente als een molensteen om de nek.

‘Als gemeente kunnen we dit niet betalen,’ aldus de wethouder, ‘maar onze investeerders kunnen dat wel.’

Onder aanvoering van D66-wethouder Mariënne van Dongen-Lamers bedacht Veldhoven een creatieve oplossing. Het selecteerde een groep van 66 statushouders voor een intensief inburgeringstraject. Een lokale startup, de sociale onderneming IamNL, is verantwoordelijk voor hun begeleiding. Daarbij wordt samengewerkt met lokale ondernemers. De ‘Nonnen van Vught’ (taalinstituut Regina Coeli) verzorgen een stoomcursus Nederlands.

‘Als gemeente kunnen we dit niet betalen,’ aldus de wethouder bij de start van het project, ‘maar onze investeerders kunnen dat wel.’ Naast het half miljoen van vermogensfonds Fundatie Van den Santheuvel, Sobbe investeerde een partij die voorlopig onbekend wil blijven eenzelfde bedrag.

Wat zijn social impact bonds?

Eigenlijk klopt de naam van geen kant. Social impact bonds zijn geen risicoloze obligaties (bonds). Prestatiecontracten is een betere naam. Of: op resultaat gebaseerde investeringen. De kern is dat de overheid met een (sociaal) ondernemer en één of meer financiers een contract sluit over een specifieke aanpak om een maatschappelijke probleem op te lossen. Wordt het van tevoren afgesproken doel gehaald, dan betaalt de overheid uit. Is dat niet het geval, dan hoeft deze de investeerder niet te compenseren voor het gelopen risico. Daarmee is het voor de overheid in principe een aantrekkelijk spel zonder nieten.

Het fenomeen kwam vijf jaar geleden overwaaien uit Groot-Brittannië. Daar gingen inmiddels zo’n 150 social impact bonds (SIB’s) van start. Ook is er een overkoepelend SIB Fund.

President Obama lanceerde in de vorm van het Social Innovation Fund iets soortgelijks in de VS. Dat fonds investeerde inmiddels een half miljard dollar privaat geld in achterstandswijken.

Er zijn ook experimenten gaande met dergelijke constructies op het terrein van ontwikkelingssamenwerking (onderwijs en gezondheidszorg) en humanitaire hulpverlening (via het internationale Rode Kruis).

Na de VS en het VK is Nederland met een tiental social impact bonds koploper in Europa. Er zou een kleine 14 miljoen euro mee gemoeid zijn. De actiefste belegger is het ABN AMRO Social Impact Fonds. De meeste SIB’s zijn op gemeenteniveau en richten zich op de arbeidsmarkt. Maar er zijn ook al health impact bonds gelanceerd, voor families in de Haagse Schilderswijk en voor begeleiding van kankerpatiënten. Het Amsterdamse Social Finance NL (opgezet door ABN AMRO en het Oranje Fonds) werkt met een aantal gemeenten aan een social impact bond Jongvolwassenen.

Maatschappelijke winst

Tot nu toe is de aanpak succesvol, meldt de gemeente. De helft van de geselecteerde groep statushouders is na een jaar scholing aan het werk.

Een ijzersterke business case, aldus de Veldhovense wethouder. ‘Het kost ons alleen geld als we succesvol zijn, en dan nog altijd minder dan de bijstand ons nu kost.’

Als het lukt hen blijvend uit de bijstand te houden, levert dat een forse besparing op aan bijstandsuitkeringen. Driekwart daarvan vloeit terug naar de investeerders, de rest is voor de gemeente. En de maatschappelijke winst is groot.

Een ijzersterke business case, aldus de Veldhovense wethouder. ‘Het kost ons alleen geld als we succesvol zijn, en dan nog altijd minder dan de bijstand ons nu kost.’

Het precieze resultaat van de Veldhovense aanpak weten we pas over een kleine twee jaar, als het project afloopt. Maar de politiek is alvast enthousiast. Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (D66) kwam al op bezoek, en wil naar verluidt elementen ervan opnemen in de nieuwe Inburgeringswet waar hij aan werkt.

Zijn staatssecretaris Tamara van Ark (VVD) riep gemeenten onlangs op vaker gebruik te maken van social impact bonds. Private investeringen zijn volgens haar een uitstekend middel om problemen in het onderwijs, hulp aan vluchtelingen, schuldproblematiek of hardnekkige werkloosheid op te lossen.

Socialistische heilstaat

Opvallend is dat de steun voor private investeringen in traditionele overheidstaken niet via een simpele links-rechts scheiding verloopt. Zo toonde de SP zich in de Tweede Kamer een geharnast tegenstander. Maar SP-senator Hans-Martin Don (‘Ik ben een pragmaticus’) heeft een afwijkend standpunt. Als directeur Jeugdbescherming & Reclassering bij het Leger des Heils heeft Don dagelijks te maken met de sociale problematiek van kwetsbare mensen.

‘Zolang de overheid tekortschiet op deze terreinen, is het goed om met de particuliere sector na te denken over investeringen in het sociale domein.’

‘Ik ben mét mijn partij van mening dat de overheid ernstig tekortschiet op deze terreinen,’ zegt hij. ‘Maar zolang daar geen verandering in komt, is het goed om met de particuliere sector na te denken over investeringen in het sociale domein.’

Don wijst erop dat de charitatieve sector al eeuwenlang betrokken is bij de aanpak van maatschappelijke problemen. Het vernieuwende van de social impact bonds is dat er een financieel rendement wordt uitgekeerd aan de investeerder.

Don kan ermee leven, zolang het gaat om een ‘bescheiden vergoeding’.

‘De socialistische heilstaat komt er niet onmiddellijk mee dichterbij,’ zegt hij met een ironische ondertoon, ‘maar veel sociale problemen zijn nu eenmaal hardnekkig. Onze huidige overheid heeft daar geen antwoord op. Dan is het goed te experimenteren met een andere aanpak.’

Ook het Leger des Heils denkt na over het inzetten van de private markt, met name voor de financiering van huisvesting van mensen die op een normale wijze niet aan een huis kunnen komen. Don: ‘Zolang het Leger maar in de lead blijft, vind ik dat prima. Dat geldt ook voor gemeenten: experimenteer volop, maar houd wel de touwtjes in handen. We moeten niet naar Amerikaanse toestanden, met een overheid zich alsmaar verder terugtrekt en een samenleving die steeds meer leunt op private investeerders. Dat vind ik misselijkmakend.’

Simpele kwesties

Toch is het de vraag of al dat enthousiasme over private investeringen in het sociale domein wel zo terecht is. Het tiental social impact bonds dat de afgelopen jaren in ons land van start ging, is maar in beperkte mate succesvol. Het eerste project, waarbij de gemeente Rotterdam in zee ging met externe partijen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken, was nog hoopgevend. Het lukte daar een groep jongeren sneller dan gemiddeld te begeleiden naar werk, opleiding of eigen bedrijf. Met een rendement van 12 procent waren ook de investeerders tevreden. Maar een project van het ministerie van Justitie en Veiligheid om met privaat geld 150 ex-gedetineerden te begeleiden naar vast werk, draaide uit op een complete mislukking.

Social impact bonds zijn ‘een complexe oplossing voor een overheid die haar zaken niet op orde heeft’.

Hoogleraar Harry Hummels, sinds 2016 hoogleraar Social Entrepreneurship aan Universiteit Utrecht en erkend specialist op het terrein van impact investeren, weet wel waar dat aan ligt. Op het economenplatform Me Judice noemde hij social impact bonds ‘een complexe oplossing voor een overheid die haar zaken niet op orde heeft’. Hij zegt het enthousiasme ervoor goed te begrijpen, maar plaatst kanttekeningen. Zo is de aanpak naar zijn idee vooral effectief bij relatief simpele kwesties. ‘Complexe vraagstukken die vragen om een geïntegreerde benadering van verschillende hulpverlenende instanties, zoals rondom probleemgezinnen of -jongeren, lenen zich er in de regel minder voor.’

Het idee van publiek-private samenwerking is uitstekend, concludeert Hummels, maar de uitwerking laat te wensen over. Hij ziet meer in de oprichting van een publiek investeringsfonds voor moeilijk te financieren maatschappelijke problemen. De overheid blijft dan verantwoordelijk voor het succes, anders dan bij social impact bonds. Die zetten gemeenten ertoe aan achterover te leunen, zegt de hoogleraar, vanuit de gedachte dat de markt het probleem wel oplost.

Prematuur

Ook Start Foundation, dat samen met ABN AMRO en het Oranje Fonds vijf social impact bonds initieerde, is veel van het oorspronkelijke enthousiasme kwijtgeraakt. Op de website De Dikke Blauwe (over filantropie en sociaal investeren) noemt directeur Jos Verhoeven de oproep van staatssecretaris Van Ark aan gemeenten ‘prematuur’. ‘Nu lijken social impact bonds eerder te worden ingezet vanuit een politieke overtuiging dat de markt beter in staat is om verschil te maken dan publieke instanties.’

‘Er zijn projecten opgezet waar meer in had gezeten. Of die beter niet gestart hadden kunnen worden.’

Het beperkte aantal ervaringen in Nederland rechtvaardigt die uitspraak niet. ‘We stellen vast dat de social impact bond zeker (nog) niet altijd levert wat we graag zouden zien.’

Ook fondspenningmeester Van Valkenburg is kritisch: ‘De mate van professionaliteit en kennis bij de verschillende bonds verschilt nogal. Er zijn projecten opgezet waar meer in had gezeten. Of die beter niet gestart hadden kunnen worden. Dat is jammer, want we hebben successen nodig om te laten zien dat het werkt.’

Geluk

Het project in Veldhoven probeert eerder gemaakte fouten te vermijden. Vandaar de nadruk op de duurzaamheid van de gecreëerde banen: minimaal twee jaar aaneen, in plaats van een paar maanden werk al als een succes te claimen.

‘Minstens zo belangrijk,’ aldus Verhoeven van de Start Foundation, ‘is de vraag of de interventie ook bevorderlijk is geweest voor het (werk)geluk van mensen.’

Laurina Nieukerke, als fondsmanager met haar bedrijf IncluSIF (tot voor kort Social Impact Finance geheten) verantwoordelijk voor social impact bonds in Rotterdam en Veldhoven, is het daar mee eens. Zij had liever gezien dat het succes van de Veldhovense aanpak ook wordt uitgedrukt in het welzijn van de deelnemers, bijvoorbeeld in de vorm van minder bezoek aan de dokter. Vooralsnog is het meten van die sociale impact niet mogelijk vanwege privacyregels.

Systeemfouten

Wat zijn de voorwaarden voor een succesvolle social impact bond?

Het uitgangspunt is een falende aanpak van een maatschappelijk probleem, zegt Laurina van Nieukerke: ‘Zoals de schuldenproblematiek. Of inburgering. Maar ook voedselbanken. Het gaat nu economisch veel beter dan een paar jaar terug. Maar de voedselbanken verdwijnen niet. Integendeel. Dat kunnen we toch niet accepteren?’

‘Door er een private onderneming tussen te zetten, kun je zaken die al heel lang vastzitten vlot trekken.’

De vraag is vervolgens: waarom werkt het bestaande beleid niet? Ligt dat aan het beleid, of gaat het om systeemfouten? ‘Je moet van tevoren heel goed analyseren waarom een social impact bond op een bepaald moment het juiste instrument kan zijn. Als je daar niet van overtuigd bent, moet je er niet aan beginnen. En dan moet je gaan overleggen met alle betrokkenen. En bouwen aan commitment, voor minimaal drie jaar. Dat is lang voor overheden. Ze vinden het problematisch om voor zo’n periode financiële afspraken te maken. En als je dan toch van start gaat, moet je de aanpak al werkende door ontwikkelen. Het is innovatief werken, je weet van tevoren nooit precies hoe het uitpakt.’

Gemeentes kunnen vastzitten in patronen, vult fondsbeheerder Van Valkenburg aan. ‘Dat is helemaal niet raar, je ziet het bij bedrijven ook. Maar dat maakt het lastig er even uit te stappen om met een helikopterview te kijken waar je eigenlijk mee bezig bent. Door er een private onderneming tussen te zetten, kun je zaken die al heel lang vastzitten vlot trekken.’

De ervaring in Veldhoven laat volgens hem zien dat gemeenten meer kunnen doen aan hardnekkige maatschappelijke problemen dan men denkt. ‘Met een bevlogen wethouder kom je al een heel eind. Onze kapitaalsinvestering is vervolgens een vliegwiel. Het moet het publieke domein in staat stellen het daarna weer zelf op te pakken.’

Schulden

Vermogensfonds Fundatie Van den Santheuvel, Sobbe is inmiddels met de gemeente Amsterdam in gesprek over een nieuwe social impact bond, gericht op mensen met schulden.

Van Valkenburg: ‘Dat mikt op de fase waarin de schulden nog beperkt zijn. Voordat ze gaan stapelen, en het bijvoorbeeld tot een huisuitzetting leidt. We inventariseren nu welke partijen er baat bij hebben om al in zo’n vroeg stadium op te treden. Denk bijvoorbeeld aan woningcorporaties of energiemaatschappijen. Als zo’n aanpak leidt tot de helft minder huisuitzettingen, is dat interessant. Maar het is a hell of a job om al die partijen en de gemeente met z’n verschillende afdelingen op één lijn te krijgen.’

Toch gaat de Regenboog Groep, die Amsterdammers in sociale armoede steunt, binnenkort van start met een pilot.

Meer geslaagde voorbeelden

Dat de publieke sector worstelt met een aantal hardnekkige sociale kwesties is duidelijk. Het maakt de roep om sociale innovatie begrijpelijk. Worden social impact bonds, als de kinderziektes eenmaal zijn overwonnen, een vast instrument in het inkoopbeleid van de overheid? Laurina Nieukerke gelooft erin, maar ziet ook dat het nog lang geen gelopen race is. ‘We leren nu veel. Het voorlopige succes van het project in Veldhoven is mooi, maar het blijft een relatief klein project. Opschalen is nodig om tot verdere professionalisering te komen. Daarvoor heb je eigenlijk, naast de geeffondsen, ook institutionele beleggers nodig.’

Van Valkenburg ziet banken, inclusief zijn eigen werkgever InsingerGilissen, niet snel instappen. Daarvoor zijn de huidige projecten te klein. ‘Maar als vermogensbeheerder wijzen we onze klanten wel op de mogelijkheid te investeren in dit soort projecten, ook al bieden we ze niet zelf aan.’ Daarnaast denkt hij dat banken wel kunnen instappen met hun eigen vermogen. ‘Daar wordt al wel over nagedacht.’

Om reguliere investeerders te verleiden tot impactinvesteringen via social impact bonds, zijn vooral meer geslaagde voorbeelden nodig. Veel meer. En gedegen wetenschappelijk onderzoek. Onderzoekers van de Erasmus Universiteit analyseren een project in Rotterdam, gericht op langdurig werklozen. De eerste bevindingen zijn positief: intensief begeleide deelnemers vonden ruim twee keer zo snel werk als een controlegroep die het gebruikelijke traject voor werkzoekenden volgde.

Voor vermogensbeheerder Van Valkenburg is het een aanmoediging om met zijn fonds door te gaan op de ingeslagen weg. ‘Wij geloven echt in deze aanpak. In Groot-Brittannië zijn er voldoende succesvolle projecten. Hier nog niet. Geld is niet het probleem. Dat is er voldoende, ook al is dat nu nog vooral in de zogeheten geefmarkt. Maar er zijn nog veel te weinig goede projecten waar je als impact investeerder in kunt stappen. Dus moeten overheid en de markt aan de bak. Zodat deze aanpak snel gewoner wordt. Dan gaat het balletje pas echt rollen.’