In de hal van het houten huis trok zijn maag samen. De weezoete geur van ontbinding en de muffe stoffigheid van tientallen jaren, hadden de ruimte en elke kier tussen het behang, de planken en de gipsplaten in de plafonds gevuld. De julihitte en het vocht deden de rest. Guido Abuys kokhalsde. Maar hij was waar hij wezen wilde. Hij had de houten slagbomen met de bordjes ‘verboden toegang’ genegeerd en was langs de huisdiergraven in de verwilderde tuin gelopen. Achter het huis had hij de deur naar de bijkeuken opengewrikt. Eindelijk stond de conservator van kamp Westerbork in de verlaten woning van kampcommandant Albert Gemmeker. Hij wilde redden wat er te redden viel voor de archieven van Westerbork en hij was zowel bezorgd als benieuwd. Abuys wist al dat de staat van dit beladen dadererfgoed slecht was, maar hoe slecht?
xx xxxx xxxxxxxx was niet xx xxxxxxx xxxxxxx geweest, dat was Hanneke xxx xxx Speck xxxxxxx xxxx xxxxxx een xxxx militair in het Nederlandse leger, xxx xxx xxxxx huis in 1949 toegewezen gekregen xxx wijze van dienstwoning. xxx volwassen, xxxx xxxxxxxxxxx xxxxxxx Hanneke xxx xxxx jaren xxxxxxx met xxxx xxxxx xxxxxx meeverhuisd en xx xxxxxxx xxx xxxxxxx xxxxxxxx xxxxx xxxx xxxxxxxxxxx
Help ons de grenzen van de vrijheid bewaken.