Het is dinsdag 7 april 2015 en in de Tweede Kamer heeft net een rondetafelgesprek plaatsgevonden over de voorgenomen exorbitante salarisverhoging voor de top van ABN Amro. Eén van de aanwezigen is de toenmalige president-commissaris van de bank, baron Rik van Slingelandt. Onze exacte woordenwisseling na afloop herinner ik me niet, maar zijn opgeheven vinger in mijn gezicht staat me nog scherp voor de geest. Van Slingelandt gaf mij te kennen dat ik met mijn kritiek – op het toekennen van nóg meer geld aan de top van een door overheidsgeld overeind gehouden bank – er weinig van begrepen had.
Het debat volgde kort op de publicatie van een vuistdik boek van een Franse econoom, genaamd: Kapitaal in de 20ste eeuw. In een tijd dat het publieke debat werd gedomineerd door de cultuuroorlog van radicaal rechts, gaf hij koeltjes nieuwe urgentie aan de strijd tegen de ongelijke verdeling van onze welvaart. Die econoom heet Thomas Piketty, en zijn stelling luidde als volgt: de kloof tussen mensen die geld verdienen met geld, en mensen die moeten werken voor hun loon, wordt steeds groter. Zijn ideeën sloegen in als een bom. Ook bij mij. Ik besloot hem uit te nodigen in de Tweede Kamer.
Dat is tien jaar geleden. Enkele van mijn opvattingen zijn sindsdien veranderd, maar over ongelijkheid ben ik steeds scherper gaan denken. Want tien jaar later staat het gelijk van Piketty onomstotelijk overeind, en is er niets veranderd. De politiek maakt nog altijd keuzes waar de allerrijksten van profiteren, terwijl de middenklasse worstelt.
gratis beschikbaar
Politieke essays zijn gratis te lezen. Wil je toegang tot al onze verhalen? Word dan lid van Vrij Nederland!
gebroken BELOFTe
Voorheen hielden we de samenleving bij elkaar met de belofte van een degelijk middenklassebestaan voor iedereen: fatsoenlijk betaald werk, een betaalbare woning en de hoopvolle gedachte van een betere toekomst voor je kinderen.
Die belofte is gebroken.
Terwijl de politiek de teugels van het kapitaal de afgelopen decennia liet vieren, ging werken steeds minder lonen.
Terwijl de allerrijksten hun vermogen ook dit jaar weer zagen groeien naar een nieuw record van 250 miljard euro, raakte een betaalbaar huis uit zicht.
Terwijl het inkomen van mensen met veel geld er in minder dan een decennium 72 procent op vooruit is gegaan, werden publieke voorzieningen voor de middenklasse verschraald, of zelfsvolledig wegbezuinigd.
De prijzen van huizen zijn tussen 1996 en 2016 met 250 procent (!) gestegen.
Terwijl de aandeleninkoop van kapitaalkrachtige bedrijven in tien jaar tijd van 2,2 miljard naar liefst 35,4 miljard is gestegen, werden de boodschappen, de zorgverzekering en de kinderopvang alsmaar duurder.
Natuurlijk zou het niet pas een probleem mogen zijn als de middenklasse het voelt. Politicoloog Tim ’s Jongers heeft daar geregeld met terechte ergernis op gewezen. Het zou een belediging zijn voor mensen die al zoveel langer met armoede te kampen hebben die vaak, overgedragen van generatie op generatie, onderaan de ladder staan.
Wat ik bedoel te zeggen, is dat het probleem zich sinds het bezoek van Piketty gestaag heeft uitgebreid. De middenklasse, bestaande uit al die mensen die hun boterham verdienen met werk, bevindt zich in een neerwaartse spiraal. Ze moet bewegen om overeind te blijven, in plaats van om vooruit te komen.
Maar bovenal: de middenklasse wordt bedrogen. De belofte die de samenleving voorheen bij elkaar hield, wordt al decennialang niet nagekomen. Integendeel, het omgekeerde gebeurt. Dit is niet alleen slecht voor de middeninkomens. Als de middenklasse worstelt om het eigen hoofd boven water te houden, verslapt ook het gevoel van verbondenheid met de laagste inkomens.
oneerlijk en onzeker
Vroeger, in de jaren dat dit land in de steigers van de sociaaldemocratie stond, kon je als postbode een gezin onderhouden van één salaris. Op den duur kon je er nog een huis mee kopen ook. Dat is allang niet meer zo. Het illustreert wat we in ons steenrijke land verloren hebben laten gaan. Zelfs als je keihard werkt en je best doet, is het middenklassebestaan onbereikbaar geworden. Sterker nog, bij economische tegenwind of een crisis kwam de rekening niet daar te liggen waar er geen pijn wordt gevoeld, maar werd de middenklasse keer op keer aangekeken om het vuile werk op te knappen. Minder bescherming van de overheid, steeds hogere huren, duurdere boodschappen, verdwijnende buslijnen, bibliotheken, scholen en ziekenhuizen.
Wat is er nu precies veranderd? In de eerste plaats is het systeem sinds de jaren tachtig stapje voor stapje oneerlijker gemaakt. De spelregels zijn niet gelijk. Ze werken in het voordeel van de financiële elite en benadelen de middenklasse. Werken loont niet. Wie een baan heeft, betaalt meer belasting dan mensen met heel veel geld. De belasting op arbeid is relatief hoger dan die op kapitaal. En dat geldt overigens ook voor inkomens: wie de cijfers van het Centraal Planbureau erbij pakt, ziet meteen dat als je eenmaal tot de top 1 procent behoort, je belastingdruk daalt. Anders gezegd: al werk je nog zo hard, geld ‘werkt’ altijd harder dan jij.
Tegelijkertijd zijn de kosten van het dagelijks leven omhoog geschoten, met als ultieme symbool de wooncrisis. De prijzen van huizen zijn tussen 1996 en 2016 met 250 procent (!) gestegen, drie keer sneller dan de gemiddelde inkomens van een Nederlands huishouden. We zijn het gewoon gaan vinden dat wonen tegenwoordig het leeuwendeel van je loon opslokt, ook als je bovenmodaal verdient.
De middenklasse heeft bovendien met steeds meer onzekerheid moeten leren leven. Doodgewone zaken als een school met elke dag dezelfde leraar voor de klas of een huisarts in de buurt, zijn op de helling komen te staan door jarenlange verwaarlozing en vermarkting van publieke voorzieningen. De overheid biedt minder bescherming of duwt mensen juist de problemen in. Vaak doordat ze worden geconfronteerd met onverwachte naheffingen van ons onrechtvaardige toeslagensysteem.
Je zou zeggen dat het de hoogste tijd is om de koers radicaal te verleggen, ten gunste van de middenklasse en al die mensen die daar al jaren aansluiting bij proberen te vinden. Maar de huidige regering zet het bedrog door. In de belastingplannen van dit kabinet stijgen de lasten op arbeid met 4,9 miljard, terwijl er 1,5 miljard aan fiscale cadeaus wordt uitgedeeld aan de allerrijksten. De medewerker in de thuiszorg betaalt onder de streep het nauwelijks belaste rendement van de directeur-bestuurder – en ondertussen laat dit kabinet werknemers in de kou staan. De verhoging van het minimumloon wordt teruggedraaid.
kruimels
En dat doet deze coalitie onder leiding van een partij die, cynisch genoeg, pretendeert op te komen voor hardwerkende mensen: de VVD. Voorzien van rugdekking door de vele lobbyisten die de Tweede Kamer jaarlijks platlopen met adviezen om belastingvoordelen voor vermogenden te creëren, gaat die partij verbeten door met wat ze al decennialang doet: het maken van beleid dat rijk Nederland nog rijker maakt, terwijl de brede middenklasse het met de kruimels moet doen.
De VVD speelt de middenklasse en de laagste inkomens tegen elkaar uit.
De pretentie er te zijn voor die middenklasse, is nog wel het ergst. De VVD spreekt zalvende taal over de ‘hardwerkende Nederlander’ maar opereert achter de schermen als belangenbehartiger van de allerrijksten. Dat noemen we in de volksmond bedrog.
Ondertussen beweert fractievoorzitter Dilan Yesilgöz dat het échte probleem is dat mensen met een uitkering te veel overhouden. Het is – naast klassiek omlaag trappen – een strategie van verdeel en heers: speel de middenklasse en de laagste inkomens tegen elkaar uit, zodat de rijken, die er jaar in jaar uit op vooruit gaan, uit het zicht verdwijnen.
populistisch theater
De VVD kan het beleid dat de middenklasse op achterstand zet, voortzetten dankzij de steun van de PVV. Het lijkt inmiddels een gewoonte om te zeggen dat die partij sociaal-economisch links zou zijn, en aan de kant staat van werkende mensen met een smalle beurs. Dat is een mythe. Wie afgaat op wat Wilders al jaren doet, kan niet anders concluderen dan dat zijn zogenaamd sociale voorstellen niet meer zijn dan schone schijn. Hij heeft in de loop der jaren simpelweg ontdekt dat hij veel effectiever is als hij zijn ophitsende anti-immigranten en anti-Islam retoriek combineert met loze beloften over het eigen risico, het minimumloon en investeren in publieke voorzieningen.
Het mag dus niet verbazen dat de PVV zich als knecht laat inzetten voor VVD-beleid. Radicaal rechts heeft uiteindelijk geen serieuze sociaal-economische agenda en geen enkele gefundeerde visie op economische groei vanuit het midden, in plaats van trickle down. Want in het populistisch theater is de wereld simpel: waarom de teloorgang van de middenklasse adresseren als je naar asielzoekers kunt wijzen? Waarom een serieuze sociale agenda als je ook een cultuuroorlog kunt ontketenen? Wat dat betreft: waarom beginnen over arbeidsmigratie, over het vrij baan geven aan grote bedrijven die migranten in groten getale hier naartoe halen en uitbuiten om schathemeltjerijk te worden, met overlast in wijken en druk op huisvesting tot gevolg? Waarom dáár over beginnen als je gewoon ‘minder moslims’ kunt roepen?
Degenen die belang hebben bij dat populistische theater, degenen die belang hebben bij lage lonen, lage winstbelastingen, hoge huurprijzen en grote groepen arbeidsmigranten; die wrijven in hun handen. Voor hen is de PVV de nuttige idioot die verandering voor de middenklasse tegenhoudt. Terwijl dit land snakt naar een koers die mensen verenigt in een sociale missie.
parasieten
De grote angst van Thomas Piketty, toen hij tien jaar geleden zijn ideeën presenteerde, was een terugkeer naar negentiende eeuwse toestanden: grote welvaartsconcentratie bij de rijken en een middenklasse die het gevoel heeft: ‘Ik ben steeds minder goed af. Ik sta er alleen voor.’ Die situatie, een politiek die de middenklasse bedriegt terwijl de rijken hun rijkdom steeds makkelijker kunnen vermeerderen, drijft een wig in onze samenleving. Dat biedt ruimte aan partijen die parasiteren op de verdeeldheid, die er hun verdienmodel van maken om het in stand te houden en ervoor zorgen dat mensen die eigenlijk hetzelfde willen en samen een vuist zouden moeten maken, tegen elkaar worden opgezet.
De vele jaren die ik inmiddels in politiek Den Haag rondloop, hebben me er beducht voor gemaakt om vol bravoure gigantische beloftes te doen. Een politicus die gouden bergen belooft, kweekt net zozeer cynisme als een politicus zonder verbeelding van vooruitgang. Maar ik ben mijn idealisme in Den Haag zeker niet verloren. Het is geen luchtfietserij om te zeggen dat het tij te keren is en dat vooruitgang mogelijk is. Het is de hoogste tijd om het optimisme terug te vinden dat het kán. Maar daarvoor moet het roer wel fundamenteel om.
De belasting op inkomen en werk voor middeninkomens moet omlaag, en de belasting op vermogen en winst omhoog.
Om te beginnen moeten we zorgen voor sociale zekerheid voor iedereen. De totstandkoming van de AOW is één van de grote verdiensten van de sociaaldemocratie. Wat de AOW zo mooi maakt, is dat het een oudedagsvoorziening is die voor iedereen gelijk is en zekerheid biedt op de oude dag. Op veel andere vlakken van onze sociale zekerheid hebben we dat niet zo ingericht. Daar geldt geen universaliteit, maar voorwaardelijkheid en inkomensafhankelijkheid.
Doordat we in dit land bijna alles inkomensafhankelijk hebben gemaakt, heeft de middenklasse het financieel steeds zwaarder gekregen om vervolgens te verdwalen in een ongelooflijk complex aan regelingen. We moeten toe naar een situatie van echte financiële zekerheid, zonder wantrouwen. We moeten af van het toeslagenstelsel. Onze voorzieningen moeten er voor iedereen zijn: goede en betaalbare woningen, toegankelijk openbaar vervoer, kinderopvang voor iedereen.
Dat betekent dat de overheid het stuur weer terugpakt van de markt. Onze zorg, ons openbaar vervoer, onze volkshuisvesting, de arbeidsmigratie – op al die terreinen moet de overheid zeggen: daar gaat de gemeenschap over, daar geldt het algemeen belang. In de jaren zeventig bouwden we veel meer betaalbare huizen dan we nu doen. Waarom? Omdat de volkshuisvesting in publieke handen was. De overheid bepaalde: hier gaan we bouwen. Zoveel huizen gaan het worden. En dit is de maximale huur. Dat alles hebben we weggeven aan de markt. Daarom zijn woningen nu niet te betalen en zitten we nu met een enorme woningnood.
Hetzelfde geldt voor ons onderwijs en de zorg, waar je belachelijk veel geld kunt verdienen zolang je maar niet aan het bed of voor de klas staat. Ook de arbeidsmigratie is een thema waarbij progressieve krachten zouden moeten durven aangeven dat het aantal migranten omlaag moet, en waar veel gerichter moet worden gestuurd op welke mensen nodig zijn en voor welke sectoren.
gaten dichten
De middenklasse draagt al meer dan haar eerlijke deel bij, het is zaak dat iedereen dat naar draagkracht gaat doen. Daarom moeten we dezelfde spelregels hanteren voor de rijken als voor de middenklasse. Dat betekent dat de belasting op inkomen en werk voor middeninkomens aanzienlijk omlaag moet, en de belasting op vermogen en winst omhoog. We zullen bovendien de gaten moeten dichten in ons belastingsysteem waar alleen een hele kleine groep van profiteert.
Een heel groot deel van Nederland wil sociale zekerheid voor iedereen, wil een krachtige overheid die zorgt voor een fatsoenlijk bestaan, voor betaalbare publieke voorzieningen, voor eerlijk delen. Ik weiger te geloven dat de mensen die het goed hebben, daar niets voor zouden voelen. Dat die in het verzet komen als wij zeggen dat we onze samenleving alleen bij elkaar kunnen houden als iederéén het goed heeft. De CEO van een groot bedrijf denkt ook: ‘Ik wil de beste toekomst voor mijn kinderen, maar dat kan alleen in een samenleving waar dat perspectief er voor elk kind is.’
In de cultuuroorlog die Nederland in een houdgreep houdt – het obsessief tegen elkaar uitspelen van groepen mensen, waar dit kabinet de afgelopen weken opnieuw blijk van heeft gegeven – gaat de sociale strijd ten onder. Het is de taak van een brede, groene, sociaaldemocratische beweging om het tij te keren. Daarvoor is het nodig om zelfbewust, links van het midden, verschillende groepen te verenigen in de sociale opdracht die voor ons ligt, zonder onze standpunten te laten verwateren of naar rechts over te hellen. Dit moet gebeuren. Ongeacht iemands achtergrond, levensstijl, geboorteplaats of achternaam.
Dát is onze opdracht.