Je ziet het niet, maar toch zit de ruimte waar je dit leest vol aardolie. De wekker in je slaapkamer, de kozijnen, isolatie in de muren en de knopen op je kleren. De glazen in je bril, het koffiezetapparaat op kantoor en de wielen onder je bureaustoel. Een opsomming die de werkelijkheid recht doet is onbegonnen werk. Olie is overal.

Bij Chemelot, een van de grootste chemische industriecomplexen van Europa, aan de rand van het Limburgse Geleen, wordt ruwe olie omgezet in kunststoffen waar we in het dagelijks leven zo afhankelijk van zijn geworden. Verspreid over 800 hectare (meer dan tien keer de Efteling) vind je hier een aaneenschakeling van fabrieken die door dikke pijpleidingen met elkaar verbonden zijn.

Zoals Chemelot zijn er ook De Botlek in Rotterdam en Emmtec in Emmen. In totaal wordt in Nederland per jaar 65 miljard liter aardolie verwerkt. Voor onze brandstoffen, maar dus ook voor allerlei materialen waarmee ons dagelijks leven zo verweven is. Chemelot wil dat hun complex in 2050 volledig fossielvrij en circulair is.

Vertragende verhalen

Nu pure klimaatontkenning wel erg uit de mode raakt, ontstaan er nieuwe tactieken om klimaatmaatregelen te vertragen. Verhalen die twijfel zaaien over hóe we moeten optreden of hoe snel dat moet gebeuren. Ze creëren precies genoeg verwarring om ons te verlammen. Daardoor blijven we onnodig lang hangen in een achterhaalde status quo. Tim de Jong duikt voor Vrij Nederland in deze wereld. Een zoektocht waarin hij probeert om de zin van de onzin te filteren. Welke verhalen kloppen nou wel en welke niet? Hoe worden we door de verwarring beïnvloed? En is daar ook wat tegen te doen?

volledig circulair en fossielvrij

Aan de balie van de faculteitsbibliotheek vraagt hoogleraar Heleen de Coninck of er een stille ruimte beschikbaar is voor een interview. We zijn in het Huygensgebouw, het hoofdkwartier van de faculteit der natuurwetenschappen, wiskunde en informatica van de Radboud Universiteit in Nijmegen. In de gangen hangt een sfeer van reuring en leergierigheid, maar voor een interview over systeemverandering en klimaatverhalen kan iets meer stilte geen kwaad. In haar eigen kamer zitten haar kamergenoten.

Door oplossingen te promoten die mooi klinken, maar in de praktijk ontoereikend zijn, kun je de aandacht afleiden van fundamentele veranderingen.

De Coninck is hoofdauteur van verschillende IPCC-rapporten en vicevoorzitter van de Wetenschappelijke Klimaatraad, waarmee ze samen met andere vooraanstaande wetenschappers gevraagd én ongevraagd advies geeft aan de regering. Ze wordt gevoed door twee verschillende werelden. Hier in Nijmegen is ze als hoogleraar systeemtransities en klimaatverandering verbonden aan een milieukundige afdeling op een beta-faculteit. In Eindhoven zit ze als hoogleraar sociaal-technologische innovatie tussen de technische uitvinders, maar dan in een groep met sociale wetenschappers. Lachend: ‘In Eindhoven beginnen ze met oplossen voordat het probleem helemaal duidelijk is. In Nijmegen analyseren ze het probleem juist heel goed, maar komen ze weer amper aan oplossingen toe.’

Die werelden probeert ze in haar werk samen te brengen.

Nadat de studente achter de balie heeft gecheckt of De Coninck een medewerker van de Universiteit is, krijgen we een sleutel voor de stilteruimte. Daar vertelt De Coninck dat het wat haar betreft onbegonnen werk is, de Nederlandse industrie in haar huidige omvang behouden en tegelijkertijd volledig circulair en fossielvrij maken. ‘Voor al die producten waarmee we zo verweven zijn geraakt, zijn plastics nodig, en voor die plastics is weer koolstof nodig. Die koolstof halen we nu uit olie, maar kunnen we ook uit gerecycled plastic, planten of uit de lucht halen. Technisch gezien is dat allemaal mogelijk, maar dat kost enorm veel energie, die ook nog CO2-vrij moet zijn.’

Platform Investico berekende vorig jaar samen met hoogleraar duurzame energiesystemen Gert Jan Kramer voor het eerst over hoeveel elektriciteit we het dan hebben. Hun conclusie? Volslagen onhaalbaar. Om de huidige Nederlandse chemische industrie en raffinage volledig te elektrificeren is 350 miljard kilowattuur aan elektriciteit nodig. Dat zou betekenen dat alleen voor die sector al ruim drie keer zoveel duurzame elektriciteit nodig is als de totale Nederlandse elektriciteitsvraag op dit moment.

Het symboliseert de tweede categorie van vertragende klimaatverhalen: de roep om stapsgewijze, niet-fundamentele veranderingen. In de Nederlandse chemische industrie komen alle verhalen uit deze categorie voorbij. Verhalen die de aandacht vestigen op technologische oplossingen, zonder te benoemen dat alleen die techniek niet toereikend is. Ambitieuze klimaatambities uitspreken, maar daar in de praktijk weinig van waarmaken. Of de focus leggen op de opbouw van duurzame energie, zonder daarbij te zeggen dat het net zo hard nodig is om fossiele energie af te bouwen.

Door vol overgave oplossingen te promoten die mooi klinken, maar in de praktijk ontoereikend zijn, kun je de aandacht afleiden van noodzakelijke fundamentele veranderingen. Zonder dat we ons daar altijd bewust van zijn, versterken deze verhalen daarom het geloof dat we op dezelfde voet verder kunnen. Dat we prima de volledige chemische industrie kunnen behouden en die alleen maar hoeven te elektrificeren. Het is een paradox: we hebben technologie als oplossing nodig. Maar te veel geloof in technologie brengt die oplossing juist verder weg.

De Coninck wijst naar een plaatje van het wereldwijde energiesysteem. ‘Als je kijkt naar het wereldwijde energiesysteem van de afgelopen duizenden jaren, dan zie je eerst de opkomst van biomassa zoals hout. Aan het einde van de achttiende eeuw kwamen daar kolen bij. Later kwamen olie en daarna gas daar weer bovenop. En nu zie je hetzelfde met duurzame energie. Nieuwe vormen van energie komen keer op keer bovenop bestaande energiebronnen. Wereldwijd gebruiken we duurzame energie nu dus vooral om de toegenomen vraag op te vangen en niet om fossiele brandstoffen af te bouwen.’

rechtvaardigheidsbril

Ook de klimaattop in Dubai (COP28) illustreerde deze dynamiek van just carrots, no sticks. De ambitie om hernieuwbare energie op te wekken is verdrievoudigd, maar concrete afspraken over het uitfaseren van fossiele brandstoffen waren een stap te ver.

Volgens De Coninck is dat te verklaren doordat het leuker en makkelijker is om nieuwe systemen op te bouwen dan om oude systemen af te breken. Met die oude systemen zijn grote belangen gemoeid, zeker als we er compleet mee verweven zijn, zoals bij aardolie.

Het is bij lange na niet toereikend om stap voor stap te elektrificeren en te hopen dat duurzame energie automatisch fossiele energie vervangt.

Begrijpelijk dus, maar wel onwenselijk. Want als we het vanuit klimaatperspectief bekijken, is het simpel: we ontkomen er niet aan om in rap tempo af te stappen van bijvoorbeeld fossiele brandstoffen en sterk vervuilende voedselsystemen.

‘In een land als Nederland hebben we eigenlijk geen tijd meer, afhankelijk van welke rechtvaardigheidsbril je opzet. Wereldwijd hebben we op het huidige tempo nog zes jaar koolstofbudget om binnen de 1,5°C opwarming te blijven. Als je meerekent dat Nederland in het verleden al veel meer heeft uitgestoten dan armere landen, hebben we in Nederland geen budget meer. Maar zelfs als je dat niet meeneemt, moeten we onze uitstoot de komende jaren al radicaal terugbrengen,’ aldus De Coninck.

Als je dit tijdpad laat indalen, verandert je blik op de transitie compleet. Het is bij lange na niet toereikend om stap voor stap te elektrificeren en te hopen dat duurzame energie automatisch fossiele energie vervangt.

Discussies over systeemoptimalisatie versus systeemverandering beperken zich nog te vaak tot de vraag of het mogelijk is om binnen de huidige systemen te verduurzamen. Maar de cruciale vraag is niet óf dat kan, maar of het op tijd kan. Technisch gezien is het mogelijk om de Nederlandse industrie in haar huidige omvang te verduurzamen, alleen niet op korte termijn. Hetzelfde geldt voor de discussie of economische groei gepaard kan gaan met het terugdringen van CO2-uitstoot.

Bij verschillende rijke landen is deze ontkoppeling van economische groei en CO2 inmiddels ingezet; alleen het tempo waarop dat gebeurt, is veel te langzaam. Deze landen hebben op het huidige ontkoppeltempo nog 220 jaar nodig om hun CO2-uitstoot met 95 procent te verminderen. Dat terwijl diezelfde landen hun CO2-uitstoot de komende jaren dus al radicaal moeten verminderen en we naast CO2 nog andere milieuproblemen hebben. Zo is grondstoffengebruik verreweg de grootste veroorzaker van biodiversiteitsverlies en waterschaarste, en leidt juist ongeremde groei ertoe dat we meer grondstoffen nodig hebben. De Coninck: ‘Eigenlijk is de enige conclusie dat het anders, maar óók minder moet.’

Drie jaar geleden viel de blik van De Coninck op een opvallende krantenkop. Voor het eerst in jaren was er een serieuze daling te zien in de hoeveelheid vlees die Nederlanders hadden gegeten, terwijl de consumptie van vleesvervangers met 51 procent was gestegen.

Een groeiende groep moedige burgers wilde iets doen na alles wat ze hadden gehoord over de misstanden in de bio­industrie en de milieu-impact van vlees. Hun daden bleven niet onopgemerkt. In hetzelfde artikel kwam een slager aan het woord die vertelde tegenwoordig ook vleesvervangers aan te bieden. Bedrijven die groot waren geworden met het maken of verkopen van vlees zetten plantaardige eiwitlijnen op. Vaak werden ze aangespoord door hun eigen aandeelhouders,

die verwachtten dat deze bedrijven inzetten op een groeimarkt in plaats van een krimpmarkt. Door al deze ontwikkelingen kwamen er steeds betere én goedkopere vleesvervangers, wat de verkoop in de supermarkt weer verder aanjaagde, waardoor bedrijven weer een nieuwe prikkel kregen om deze ontwikkeling door te zetten.

In dit ontluikende succesverhaal mist nog een overheid die deze beginnende omslag verder aanjaagt met actief beleid. Een financiële sector die fors in deze nieuwe markt investeert, zodat alternatieven voor vlees verder verbeteren en op nog grotere schaal aan de man kunnen worden gebracht. En capaciteit: het ontwikkelen van de kennis en het opleiden van mensen die systeemverandering ook praktisch gezien mogelijk kunnen maken. Het maakt dat er weliswaar belangrijke eerste stappen zijn gezet, maar nog geen sprake is van een definitieve omslag.

Toch kunnen we volgens De Coninck veel van dit verhaal leren. Met haar IPCC-collega’s identificeerde ze zes factoren die nodig zijn om een transitie in een stroomversnelling te brengen: sturing, techno­logische innovatie, gedragsverandering, capaciteit en onderwijs, financiering en beleidsinstrumenten. Op al deze vlakken gebeuren hoopgevende dingen, maar die ontwikkelingen worden nog nauwelijks bij elkaar gebracht. Terwijl juist als deze factoren elkaar gaan versterken, een systeemtransitie in een stroomversnelling kan komen.

‘In alle gelederen van de bevolking barst het van de ideeën. Stel met zo veel mogelijk mensen een gedeelde visie op, ook met stemmen die normaal niet gehoord worden.’

Veel mensen weten dat subsidiebeleid in Duitsland een belangrijke rol heeft gespeeld in de opkomst van zonnepanelen. Minder mensen weten dat het net zo belangrijk is geweest dat China jarenlang investeerde in hun kenniseconomie door Chinese studenten te stimuleren hun promotieonderzoek in Australië te doen en daar een tijd te werken. Die diaspora van Chinese studenten heeft ervoor gezorgd dat China jaren later een sleutelrol kon spelen in het op grote schaal ontwikkelen van steeds goedkopere zonnepanelen.

Waar deze ontwikkelingen min of meer toevallig zijn samengekomen, had dat met actief beleid veel sneller kunnen gebeuren.

wisselwerking

De Coninck laat nog een ander plaatje zien over ons energiesysteem – nu dat van Nederland. Waar we hebben gezien dat energiebronnen wereldwijd voortdurend opstapelen, zien we in Nederland nu langzaamaan vervanging van fossiele energie door zonne- en windenergie. Dat komt onder meer doordat we hier kolencentrales zijn gaan sluiten. Het gevolg van actief afbouwbeleid.

Fundamentele verandering komt niet uit de lucht vallen, wil ze maar zeggen.

De wisselwerking tussen sturing, technologische innovatie, gedragsverandering, capaciteit en onderwijs, financiering en beleidsinstrumenten kunnen we volgens De Coninck op nog veel meer gebieden aanjagen, waarin iedereen een rol te vervullen heeft. Dát is volgens haar een versnellend verhaal. In plaats van elkaar te vertellen dat zonnepanelen zo goedkoop worden dat we ons wel uit de klimaatcrisis technofixen (De Correspondent), dat lichtere stoelen in de businessclass duurzaamheid weer een stuk dichterbij brengen (KLM), we in 2050 ook zonder krimp een volledig circulaire chemiesector kunnen hebben (Chemelot) of het onverantwoord is om fossiele investeringen eerder af te bouwen (ING – terwijl het Internationaal Energieagentschap aantoont dat bestaande olie- en gasvelden ons ruimschoots van genoeg energie kunnen voorzien tijdens de transitie naar klimaatneutraal in 2050).

Met haar Wetenschappelijke Klimaatraad roept De Coninck op om tot een gedeeld verhaal te komen over hoe een klimaatneutraal en klimaatbestendig Nederland er idealiter uitziet. ‘Daar moet je niet te lang over doen, in alle gelederen van de bevolking barst het van de ideeën. Stel met zo veel mogelijk mensen een gedeelde visie op, ook met stemmen die normaal niet gehoord worden. En zorg dat vanaf dan elke investering een stap richting die visie is in plaats van een stap daar verder vandaan.’

Deze publicatie is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten