Het is niet leuk, maar ik behoor tot die verschrikkelijke kinderen in Peter Sloterdijks nieuwe boek De verschrikkelijke kinderen van de nieuwe tijd. Een heel boek lang wordt mij de oren gewassen omdat ik vind (en ook eens geschreven heb in Alles moet over, 1979) dat de Verlichting en de Franse Revolutie (minus de terreur) de weg vrij hebben gemaakt voor de individuele ontwikkeling van mensen: voor het ontstaan van het autonome individu, niet louter afhankelijk van voorouders, geschiedenis, hiërarchie of autoritaire vaders.

Voor Sloterdijk begint met de Franse Revolutie de ‘bodemloze samenleving’ omdat de wil van de vaders niet meer vanzelf wet was. Dat noemt hij de ‘genealogische ommekeer’, het punt in de geschiedenis waarop het niet meer vanzelfsprekend werd om in de voetsporen van de voorouders te treden. De zonen beginnen te vragen of de erfenis van de vaders wel geschikt is voor hun toekomst, of ze niet zelf moeten kijken naar wat het beste bij hun ambities past.